balance between the reader's mind and the author's mind.’ Nee, toch ook niet gezaghebbend, dat harmonieuze evenwicht tussen ons; hoewel iets minder onbetekenend dan Ionesco.
Niemand heeft gezag. De gewichtloosheid bevangt je bij de gedachte aan eeuwen van inspanning door denkers met een voorbeeldig air van deskundigheid om de Christelijke geloofservaring te verwoorden en te bezingen; en kijk eens hoe weinig ervan rest.
Al wordt er soms een gedenkwaardige uitdrukking door iemand bedacht, en gaat er soms een licht bij op, iets gezaghebbends heeft niemand te zeggen, laat staan iets definitiefs. Het aantrekkelijke van Ionesco's filosofie is dat hij geen ogenblik de indruk geeft dat hij weet hoe het zit. Aan ieder woord herken je de vergeefse inspanning. Meer licht is er niet.
Met het beeld voor ogen van R's ranke pols omsloten door de donkerroze wol van haar truitje bedacht ik hoe een sprekend portret van haar ontstaat uit de samenvoeging van die pols en haar gewoonte om haar eigen verhaal te beginnen als je net tien woorden van het jouwe gezegd hebt. Aantrekking en afstoting: wat hoef je meer te weten? Je hebt meteen een spanningsveld.
Er kunnen meer gedetailleerde portretten geschreven worden door iemand die de gegevens bij elkaar gaat zoeken en in een compositie onderbrengt. Het zal de uitgebeelde in principe beter bevallen, hoewel niet altijd in de uitwerking; maar de minimale portretten vertegenwoordigen ook een werkelijkheid. De meeste mensen denken weinig over elkaar, en betekenen voor elkaar maar een of twee merkwaardigheden. Iemand laat een levenswerk na, en drie kinderen en een kast vol correspondentie; en hoewel hij een vriend van vele jaren was denk je meestal terug aan zijn lach met afgewende ogen als iets hem plezier deed, of aan zijn onvermogen om andermans gedachtensprongen te volgen.
Als de beschaving iets anders gelopen was had er een cultuur van geschreven portretten kunnen ontstaan. ‘Moeder, vanavond komt de schrijver weer praten met vader voor het portret.’
Na vaders overlijden zou het portret jaarlijks voorgelezen worden op zijn verjaardag. Ongelofelijk zoals sommige details hem oproepen: het optrekken van zijn neus als hij zich ging concentreren; het krabbelen aan zijn knieholte, met zijn tanden op elkaar; en die blik van ik leg het maar niet uit want het eenvoudigste is toch al te moeilijk voor jullie. Moeder, wil je echt niet ook?
‘Nee, ik doe het niet; ik zou het gevoel hebben dat ik dan verdwijnen moest, omdat het portret mijn plaats had ingenomen.’
Ik heb de laatste maanden een paar kleine brieven geschreven, en een keer een feestje bezocht waar ik anders had kunnen wegblijven, in pogingen om misverstanden op te ruimen die relaties en vriendschappen blokkeerden.
Het resultaat is bevredigend: ze zijn in verschillende mate gedeblokkeerd. Wat ik niet bereikt heb is een overtuiging dat alle omgang dus terecht zou kunnen komen. Er is integendeel een massa herinneringen losgemaakt aan relaties die afgestorven of vastgelopen, vergroeid of vervreemd zijn. Wat is het allemaal pijnlijk, niet in emotionele zin (dat gebeurt maar een enkele keer), maar in sociale. Als je denkt aan wie je terecht of ten onrechte iets kwalijk nemen, of omgekeerd, aan de mensen van wie je denkt dat ze je iets kwalijk nemen en die je in werkelijkheid niet de moeite waard vinden, en aan de mensen van wie je denkt dat ze je niet de moeite waard vinden en die je in werkelijkheid, etc.; als je bovendien denkt aan toezeggingen die niet gestand gedaan zijn, aan genegeerde verzoeken om begrip en aan onopgemerkte vriendelijkheden, aan half afgemaakte zinnen omdat iemand anders ertussen kwam en aan goede bedoelingen die bijna uitgevoerd zijn, aan onhandige manieren van zeggen en grapjes waar niemand om lachte... De wanorde is onherstelbaar.
Soms komt de gedachte op: ik heb zoveel informatie bijeengebracht en min of meer doordacht maar er ligt nog zoveel werk en er is nog zoveel energie voorhanden, je wilt toch niet zeggen dat het aanvaardbaar zou zijn als ik binnen afzienbare tijd kwam te overlijden? - we zijn het toch eens dat iemand daar iets aan hoort te doen?
Aan de andere kant, als je al die rommel ziet, dat hele levensterrein vol afval, trekt je mond een eindje open van ongenoegen en denk je: er is één manier om van deze bende in de herinnering af te komen, namelijk...
Als je een serieuze discussie over de dood houdt, dus je niet beperkt tot de vraag of hij leuk is of niet maar of je er iets goeds in ziet of alleen kwaads, dan vermoed ik dat je uit moet komen bij: fifty-fifty.
Van Kissing-God, ‘ontworpen en geregisseerd’ door Phil Young dat ik in Londen in het Hampstead Theatre gezien heb, is een van de bijzonderheden dat als de hoofdpersonen, drie drugsverslaagden, tegen elkaar schreeuwen zij een razernij uitdrukken die je meevoelt. Het is ongewoon op het toneel: meestal heeft schreeuwen een schoolse theatrale functie, die met ff zou kunnen worden aangegeven in de tekst en die de karakterisering vervormt.
Je uitdrukken met stemverheffing! Ik ben onder geschreeuw opgegroeid, maar daar was nooit iets indringends bij. De fragmenten van de dialoog van mijn jeugd die ik nog kan horen,