De Mashonaland Gun Club
A.L. Schneiders
Ze gaan nog steeds, de blanken, als dieven in de nacht, met ongeveer tweeduizend per maand. Meer dan de helft van de blanke gemeenschap van het voormalige Rhodesia moet zijn afgereisd, zodat er nog ongeveer honderdduizend over zouden moeten zijn. Niemand weet het precies. Trouwens, ook hier is de wens de vader van de gedachte. Degenen die hier willen blijven houden het op een resterende Europese gemeenschap van nog wel honderdveertigduizend, degenen die zelf met vertrekplannen rondlopen zeggen dat het er niet meer dan tachtigduizend zijn. Wie zal het zeggen; aan het straatbeeld is het niet erg te zien, hoewel ik soms denk dat de files auto's dunner zijn geworden en de inzittenden, voorzover blank, ouder. Toch is Harare, voormalig Salisbury, nog altijd zeven volledige, eighteen holes, golfbanen rijk, ieder met bijbehorende parken, paviljoens en ieder met een eigen segment suburbia dat zich ontmoet over sundowners en ‘braai's’.
Het kan niet anders of er zijn gaten in al die gelederen gevallen, maar ik, als betrekkelijke nieuwkomer, kan het niet bewijzen. Wanneer je tussen het uitbundige groen die Rhodies ongehaast en onbekommerd voort ziet wandelen, gevolgd door de caddies, nog even zwart als vóór de onafhankelijkheid, alles en allen overgoten door die onuitputtelijke zon, dan zou je niet denken dat dit nog maar de resterende veertig procent zijn, en nog minder dat zij binnenkort misschien ook al weggesmolten zijn uit dit fleurige weekendbeeld. Ze zijn behoorlijk taai, Engelse samenlevingen, tot het bittere eind de illusie ophoudend dat er niets is veranderd. Hoe lang nog die beelden van aangename, ontspannen voorspoed? Tenzij de uittocht binnenkort opdroogt of de zwarten zich in groten getale tot het golfspelen bekeren, zullen we ook hier weer eens zien wat moeder natuur allemaal vermag als ze verlost is van die eigenwijze witte drukteschoppers. Alom onder de derde wereld-zon kan je ze vinden: gekapseisde en gescheurde zwembaden, cementen plakken tennisbaan onder wouden van onkruid, aardige clubgebouwtjes nu als barakken voor duizenden blote kinderen. Zoveel bloei van gulle diklippige voortplanting waar vroeger zuinige mondjes van een kopje koffie of een borrel sipten, een ‘splitje’ ja. Het leven gaat verder, het kan blijkbaar, ook zonder ons.
Voor golf spelen heb ik het geduld niet, maar wel ben ik hier lid geworden van een schietclub, de ‘Mashonaland Gun Club’ waar men op kleiduiven paft. Ik ben niet zo'n trouw lid en met enige gêne en zorg kijk ik naar de pakken gelig stencilpapier bij de post, die voortdurend door het ijverige secretariaat worden uitgebraakt, veel clubmededelingen maar vooral lange lijsten van schietresultaten behaald tijdens de eindeloze competities, waar ik dus weer niet bij ben geweest. Gelukkig vraagt niemand mij ooit iets. Eigenlijk ben ik lid geworden omdat dit mij verzekert van een geregelde munitieaanvoer, tot dusver althans. Ook hier beginnen al gaten te vallen, als gevolg van de grote tekorten aan buitenlandse deviezen. Geknald wordt er nog wel hoor, alsof wij nog volop heer en meester zijn van het wijde wijde ‘bushveldt’ dat zich rond ons heen uitstrekt tot aan alle horizonten, maar soms niet meer met het juiste formaat patronen, het soort lichte patronen dat is aangewezen voor kleiduiven. ‘Goddamn man, you could shoot bloody elephant with these’, moppert een van mijn medeleden. Wat nog vervelender is, is dat de kleiduiven zelf (ronde schoteltjes van gebakken klei die met een soort zware ijzeren katapulten de lucht in worden geschoten) niet meer aankomen uit ‘down south’, dat is Zuid-Afrika. Wij moeten het nu doen met een lokaal fabrikaat van een steenfabrikant hier, relatie van een van onze leden. Het is niet helemaal het goede spul, niet de goede klei of misschien te zacht gebakken: één op de drie kleiduiven komt in stukken en brokken van de katapult. ‘No bird’, roepen wij dan in koor, ‘No bird’.
Voor een vreemdeling, bijvoorbeeld overzeilend in een ballon, zelfs voor mijzelf als deelnemer, moet het een onwezenlijk schouwspel zijn, dat niet helemaal meer kan of mag: dat rijtje blanken tussen bomen en grillige stapels rotsblokken in de bushveldt, overgoten door dat onvergetelijk heldere gouden avondlicht van deze streken, de voorste schutter met het geweer in de aanslag, de anderen geduldig wachtend op hun beurt en toekijkend, mompelend