getuigt van ongeremde ziekelijke fantasie in het beschrijven van onwaarschijnlijke kwellingen en die worden altijd bedreven door onbegrijpelijke duivelse tegenstanders. Wat voor publiek was dat, dat het zulke verhalen zo graag hoorde?
Ik moet bekennen dat ik mij niet langer dan een paar maanden met de lectuur van oud-christelijke geschriften heb kunnen bezighouden. Ik denk dat iemand die daar zijn leven aan wijdt, als De Jonge, zijn gemoed verhardt. We zullen zien.
Erg bijzonder is het niet wat ik zeg. Ik constateer zoals iedereen een tegenstelling tussen de praktijk van het Christelijke gedrag, en de boodschap van liefde voor vijanden. Ik weet dus hoe de boodschap luidt, en de vele regels die De Jonge besteedt aan het telkens weer herhalen van die boodschap, hebben denk ik als functie een bondgenootschap te sluiten met de lezer, die die boodschap ook kent, en die mij dus wel erg dom moet vinden omdat ik daaraan ben voorbijgegaan.
De Jonge valt over mijn uitdrukking ‘bijbelse verhalen waar het Christelijk geloof op gebaseerd is’, want daar hoort ook de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan toe. Ik gebruik de uitdrukking naar aanleiding van Miltons Paradise Lost, en de bijbelse verhalen staan daar in tegenstelling tot het gebod van naastenliefde. Ik had om dit misverstand te voorkomen toch de technische term: ‘aition voor de christelijke kultus’ moeten gebruiken. Die bijbelse verhalen bevatten de hele ‘paradox of the fortunate fall’, de zondeval én het leven van Jezus van voor zijn geboorte tot na zijn dood, maar niet de blijde boodschap en ook niet de parabels, als van de Barmhartige Samaritaan die de boodschap op een andere manier onder woorden brengen. Nu maakt De Jonge er nogal veel werk van dat dit ook verhalen zijn.
Een voorbeeld van een klassiek Grieks aition: Lycaon slacht zijn zoontje Arkas en zet het vlees aan Zeus voor, een zondvloed is het gevolg, maar Arkas wordt weer levend gemaakt en hij wordt de stamvader van de Arkadiërs. De misdadige Lycaon wordt geëerd als stichter van een kultus die een herhaling is van de oorspronkelijke misdaad: wie van kindervlees eet wordt een wolf. Dit is een stadium in de reiniging. Ik ontwaar hier elementen die ook het Christelijk aition kenmerken, alleen op een andere manier verbonden. Als het ware: het eten van de god is tevens de zondeval zelf; alsof het misoffer een sinistere herhaling van de misdaad van de kruisiging zou zijn. Ik leg dit nu niet voor de vierde keer uit: het staat in mijn proefschrift, in De Beschaving en nu, zonder theologie, in De Heilige Herodes. In dat boek is de situatie zo vereenvoudigd dat de Griekse heroënkultus gezien wordt als de verzoening van de toorn van een gewelddadige, zondige tiran, vergelijkbaar met zoenoffers voor boze geesten. Vandaar mijn raad Herodes te vereren. De Jonge merkt nu wat onnozel op: maar Herodes is toch geen ómgekomen tiran en hij heeft de Christenen toch geen kwaad gedaan? Nee, maar hij heeft Christus als baby willen vermoorden tegelijk met alle babies uit Bethlehem en omstreken, en hij heeft Johannes de Doper laten onthoofden. Een kultus voor Herodes zou vergelijkbaar zijn met een kultus voor Lycaon, de moordenaar van zijn eigen kind Arkas, door de Arkadiërs. Opdat heidenen en christenen in vrede zouden leven: ja sterker nog, de Christenen zouden helemaal geen sekte vormen, evenmin als de Arkadiërs dat waren.
Dat deze gedachte absurd in de oren klinkt laat het verschil zien tussen verzoening met Christus en verzoening van een Griekse heros.
Nu was de historische Herodes een bloeddorstige tiran, maar de onhistorische onnozele kindermoord overtreft werkelijk alles. De Jonge ontkent niet dat het verhaal verzonnen is, daar gaat hij niet op in. Maar, legt hij alweer uit op een toon alsof ik iets doms gezegd had, het verhaal is bedoeld om een profetie in vervulling te laten gaan, en is als zodanig polemiek tegen de Joden, die van mening waren dat Jezus de Messias niet was. De Jonge maakt het alleen maar erger! Hij heeft niets in de gaten. ‘Welke door haat bezielde geest heeft dat verhaal verzonnen’, riep ik uit, maar nu: ‘De Christenen hebben een gruwelijke beschuldiging, de grootste misdaad aller tijden, verzonnen terwille van hun propaganda. Maar zo'n leugen kan nooit indruk maken, zo'n vijftig jaar na de dood van Herodes, op enigszins goed geïnformeerde Joden. Het is me een stelletje in de mening van anderen totaal ongeïnteresseerde fanatiekelingen!’ En steeds bereid tot het verzinnen van gruweldaden, zie ook de Martelarenakten. De Jonge denkt zich van dit alles af te kunnen maken door van mijn ‘literair onbegrip’ te spreken. De ethiek is een serieus vak zegt hij.
De Jonge stelt het zo voor alsof ik beweerd zou hebben dat de kerken geen officieel zoenritueel hebben. ‘Hoe kan iemand dat beweren’.
Ik denk dat hier de grens tussen dom en slecht citeren enerzijds en pertinente leugen anderzijds overschreden wordt.
De kerken hebben een uitstekend mechanisme geïnstitutionaliseerd om geloofsgenoten van schuld te overtuigen en door boetedoening met elkaar te verzoenen, zeg ik duidelijk genoeg, op blz. 5, waar De Jonge naar verwijst, en nogmaals, wat de Katholieke Kerk betreft, op blz. 13. Maar, en daar gaat mijn boekje over, ze hebben geen ritueel naar buiten toe, om het leed andersdenkenden aangedaan te verzoenen en in de toekomst te voorkomen. De Jonge denkt van wel, want Jezus' dood brengt verzoening voor