Ballade van de luit
Bai Juyi
Inleiding
Tot de geliefdste werken in het Verre Oosten van de Chinese dichter Bai Juyi (of Po Tsju-i, 772-846) behoren twee lange, verhalende gedichten: Lied van het eeuwig verdriet (Changhen ge, zie Hollands Maandblad no. 413, pp. 8-10) en Ballade van de luit (Pipa xing). Zoals uit Bai's voorwoord bij dit laatste gedicht blijkt, schreef hij dit gedicht in het najaar van 816 in Jiujiang (in de tekst ook aangeduid als Xunyang en Jiangzhou). Jiujiang is gelegen in de moderne provincie Jiangxi, waar de Komrivier (Penjiang) uitstroomt in de Yangtzu, die in dit gedicht kortweg wordt aangeduid als de Rivier.
Bai Juyi was in 815 benoemd in Jiujiang als maarschalk. Deze functie had ondanks de titel op dat moment vrijwel iedere reële inhoud verloren en de benoeming op deze sinecure was dan ook in feite een verbanning uit de hoofdstad Chang'an (het huidige Xi'an), waar hij zich in de voorafgaande jaren vele vijanden had gemaakt aan het hof door zijn felle hekeling in proza en poëzie van verschillende misstanden. Ballade van de luit beschrijft een ontmoeting van Bai Juyi met een gewezen courtisane uit de hoofdstad, nu de echtgenote van een rondreizend koopman, die door haar man alleen is achtergelaten.
Op de moderne westerse lezer maakt het gedicht wellicht een sentimentele, of zelfs een larmoyante indruk, maar men moet daarbij wel bedenken dat voor een heer in het traditionele China geen hoger roeping bestond dan de ambtelijke loopbaan en geen groter onheil denkbaar was dan uitgesloten te worden van het heilswerk van het bestuurlijk handelen door het hof. De klacht van de door de vorst miskende en uit de hoofdstad verbannen ambtsdrager is dan ook een van de bestendige thema's van de klassieke Chinese poëzie. De vereenzelviging van de door de Keizer verstoten heer en de door haar echtgenoot verlaten vrouw is even oud als de klacht zelf.
De ballade van de luit onderscheidt zich van voorgaande gedichten op dit thema doordat Bai Juyi niet zelf de persona aanneemt van de verlaten vrouw, maar suggereert dat hij zich eerst bij toeval van hun lotsverbondenheid bewust werd. Die toevallige ontdekking van de lotsverbondenheid van verbannen ambtenaar en verlaten vrouw wordt echter niet alleen weersproken door een lange poëtische traditie, maar ook door een gedicht dat Bai Juyi geschreven had in 815 in Ezhou (het moderne Wuhan), op doorreis van de hoofdstad naar zijn oord van verbanning, en dat, zoals vele critici sinds de Song (960-1178) hebben opgemerkt, kan worden gezien als een voorstudie van Ballade van de luit. Dat in 's Nachts een lied horend de dichter een vrouw droevig hoort zingen wanneer zijn boot ligt aangemeerd bij Papegaaiebank (een eilandje in de Yangtzu bij Wuchang) is geen coïncidentie: Papegaaiebank was de begraafplaats van Mi Heng (173-198), die zijn onverbloemde kritiek op de usurpator Cao Cao (155-220) uiteindelijk had moeten bekopen met de dood.
De luit was van niet-Chinese oorsprong, evenals veel van de melodieën in het hofrepertoire van de Tang dynastie (618-906), zoals (Regenboogrok en) Verenkleed en Groene Leest. De luit was tijdens de Tang dynastie bijzonder populair, ze krijgt meer aandacht dan enig ander instrument in Duan Anjie's Yuefu zalu, de uitvoerigste bewaarde beschrijving van de hofmuziek van de Tang (zie Martin Gimm, Das Yüeh-fu tsa-lu des Tuan An-chieh, Studien zur Geschichte von Musik, Schauspiel und Tanz in der T'ang-Dynastie, Wiesbaden 1966, pp. 305-410). Een shancai (expert) was een ervaren musicienne die ook als instructrice optrad, maar de twee syllaben komen ook voor als eigennaam: de Yuefu zalu vermeldt o.a. een zekere Cao Shancai (Qiuniang is de spreekwoordelijke eigennaam van een knappe courtisane). Anachronistisch werd de luit ook geassocieerd met Wang Zhaojun, een Chinese paleisdame tijdens de regering van Keizer Yuan (48-33 v. Chr.). Keizer Yuan had zoveel concubines dat hij zijn bedgenotes selecteerde aan de hand van hun portretten. Alle paleisdames kochten de schilders om om hen fraaier te portretteren dan ze waren behalve Wang Zhaojun, die dan ook nooit werd uitverkoren. Integendeel, toen de chan der Hunnen een Chinese prinses vroeg als zijn vrouw, werd zij afgewezen. Pas nadat deze