Hollands Maandblad. Jaargang 1984 (434-445)
(1984)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Het kledenJe bent zo stil gevallen,
zo plotseling doodstil gevallen
op het breekpunt van een ademtocht.
Wij hielden onze adem in
totdat we niet meer konden; middenin
naar buiten zijn gebarsten en
doorgingen in hetzelfde ritme. Maar jij -
jij bent zo stilgevallen,
dit is geen slapen meer.
Toch doen we jouw onwillige armen
omhoog voor het nachthemd. Nu lijk je
- zo oud als je bent - een slaapdronken meisje.
Eerst je ene hand, dan de andere - toe maar,
geduldig zijn we heel even je moeder.
Dit is geen slapen meer, dat weten we,
toch zijn we hier gekomen om te storen.
Of moesten wij jou soms op deze plaats
waar jij de moed opgaf, zo laten liggen:
ordeloos, verward en buiten adem?
Dit beeld van jou was ons bekend
uit de slechtere dagen, de moeizame dagen,
de zeven-schreeuwende-kinderen dagen:
ordeloos, wanhopig, buiten adem.
Maar dat is voorgoed voorbij. Bovendien:
zo willen we jou niet meer. Wij begonnen
een traag zorgvuldig beeldhouwwerk aan jou,
we kamden je haar, we fatsoeneerden
die vreemde grijns tot een masker van vrede,
we strengelden je koude vingers in elkaar.
Dat alles niet om jou. Wij zijn het zelf
die een rustig masker verlangen, die achterover
willen liggen, met onze handen gevouwen
en met de spiegel, de grote blauwe
laatste spiegel boven ons gezicht.
| |
[pagina 39]
| |
Het dragenOmdat je niet meer lopen kunt
komt de beweging nu van ons
en moeten wij je dragen.
Vreemd is het dat jij nu niet meer
beslist over je gaan en staan,
onder de kerkmuur wacht de baar,
een late wandelwagen.
Jouw lichaam, in andermans handen,
niemand kan het vergeten. ‘Voorzichtig’
heet het, ‘voorzichtig’ dat jij niet stoten
of schrikken zult. En het liefst
hadden we jou in lappen gehuld
tegen ons aan gedragen, alsof je
ons kind was, dat ligt aan de heup.
Geen ding zou je dan zijn geworden,
geen geluid uit een donkere kist
dat de dragers schrik aan komt jagen
en je zou in de zon kunnen liggen
terwijl anderen het graf klaarmaken.
Zo zou je hun ernstige spel
wel herkennen. Je speelde toch mee
als we jou in badpak begroeven
onder een dun laagje zand, aan zee?
| |
Het zingenDe laatste reis is een reis van vergaan,
je huid komt lichtschuw in de aarde aan,
je ogen raken naar binnen gericht
- thuis was het donker nog nooit zo dicht,
thuis waren de nachten niet zo lang -
en ik zing: die reis is een reis van vergeten,
ik kan je zingend geen licht meegeven.
En ik zing als in elk wiegelied
tegen het onweer, tegen orkanen.
En ik zing: misschien duurt dit even lang
als de aarde zelf. Nooit waren wij samen
vroeger zo bang, als jij zong en het waaide.
|
|