Ebtij
A.L. Schneiders
Men hoeft niet overdreven veel begrip te hebben voor de positie van de blanken in het voormalige Rhodesia, maar wat meelij past wel voor de witte of liever grijze ouden van dagen die zijn achtergebleven. Hun kinderen of kleinkinderen zijn meegedreven op de blanke ebstroom richting ‘down south’, Zuid-Afrika, met de plechtige verzekering pa en ma of opa en oma gauw te komen halen, zodra ze daarginds een veer konden wegblazen. Kennelijk is dat niet gelukt, of is de belofte geleidelijk vergeten. Hoe dan ook, in kamertjes van stadshuizen of de nog resterende blanke rusthuizen schijnen heel wat van die grijze blanken zeer eenzaam weg te vegeteren temidden van de zwarte vloedstroom die zich, eerst nog aarzelend, maar steeds zekerder van de stad meester aan het maken is. Je ziet ze wel eens rondscharrelen op de weg naar een park of de supermarkt, of in het beste geval over de rijweg voortkruipen in een oeroude Austin Seven of Morris Oxford uit de prachtige oude tijd, wantrouwig en verbitterd opzij kijkend naar het passerend snelverkeer dat ook al steeds zwarter wordt. Honden zijn er veel minder achtergelaten dan ouden van dagen. Voor een land waar binnen een paar jaar bijna honderdvijftigduizend mensen zijn weggetrokken, allen bezitters van minstens twee honden, zijn er verbazend weinig zwerfhonden aan te treffen, en ook de kennels zitten niet propvol. Grote hondenliefhebbers waren en zijn de Rhodesiërs, en ze zijn zonder twijfel wél meegenomen naar down south of Australia of wat het ook is geworden. Toevallig heb ik een van hen zien vertrekken, toen hij afscheid kwam nemen van een kennis van mij, voorgoed, zijn laatste avond in Rhodesië.
Het woord Zimbabwe komt ze moeilijk over de lippen, evenals Harare voor Salisbury. Eigenaar van een kleine garage was hij hier geweest, en in zijn vrije tijd fokker en trainer van jachthonden. De volgende ochtend in alle vroegte zou hij vertrekken, richting Johannesburg, en ze hadden hun auto al gepakt, tot de nok toe vol met de dingen die je hier van de regering nog mag meenemen. Vier gouden retrievers emigreerden mee, hun lange adellijke hoofden op een rij tegen de achterruit, een beetje verveeld uitkijkend naar het land dat hooguit nog eens zou weerkeren als een geur in een hondendroom.
De nog resterende blanke wereld, honderdduizend is het officieel, maar sommigen zeggen dat het al tot beneden tachtigduizend is gezakt, is ook een beetje een droom. In de anderhalf jaar dat we hier zijn, moeten er bijna veertigduizend zijn weggeglipt, maar ik heb niets gemerkt. Ik ben niet minder blanken gaan zien in stad en buitenwijken, de stad is nog brandschoon, en de techniek functioneert nog redelijk naar mijn maatstaven, al zeggen de echte ‘Rhodies’ dat het al een troep is geworden. Wel vind ik, sinds ik hier ben, enorme advertentiekolommen in The Herald met aangeboden caravans, huishoudapparaten, vuurwapens, ‘pets’ van honden en katten tot parkieten, en er zijn ook vrij veel winkels met tweedehands spul: vishengels, grote aantallen golfclubs, ouderwetse televisies en stoomradio's, zoals ze lokaal werden gefabriceerd in de lange boycotperiode en trouwens nog, dat alles onder een laagje fijn stof. De meesten praten er niet over wanneer ze willen wegtrekken, in verband met de belastingdiensten, in verband met het decreet dat ze maar voor een paar duizend dollar mee mogen nemen.
Velen schijnen met de zuiderzon te vertrekken, ‘op vakantie naar Zuid-Afrika’, geld en sieraden goed verborgen of al eerder weggesmokkeld. Het gebeurt zelfs wel eens dat een hele fabriek wordt achtergelaten, met grote schulden en een radeloze boekhouder die wordt overlopen door een drom niet uitbetaalde zwarte werknemers. Afgezien van onze kennissen, zie ik soms de blanken, vooral wanneer wij elkaar tegenkomen of passeren in onze auto's die voortzoeven over de gladde, zo onafrikaanse wegen, een beetje als spookverschijningen. Zijn ze er nog, of eigenlijk al niet meer? De witte boeren vormen een uitzondering. Dikwijls zitten ze al generaties op hun landerijen en beschouwen zich Afrikaans als de zwarten, en trouwens, als ze hun farm zouden verkopen, kunnen ze de opbrengst niet het land uitbrengen. De regering is zo verstandig ze te laten voortboeren.
Hoeveel blanken zullen er uiteindelijk blijven? Hoeveel kunnen er nog wegglippen zonder dat er duidelijk gaten en rafels vallen in het uitgedunde maar nog houdende blanke netwerk van fabrieken en bedrijven, mooie nette winkels en warenhuizen, sportclubs en airconditioned