| |
| |
| |
[440/441]
De pretenties van de sociobiologie
Een dialoog tussen Eidylon en Xenidrin
Willem de Ruiter
Eidylon: De sociobiologie is de belangrijkste ontwikkeling in de biologie sinds Darwin. Er is sprake van een wetenschappelijke revolutie. Deze revolutie hebben we vooral te danken aan het monumentale werk van één man: Edward Wilson.
Xenidrin: Ik geloof daar niets van. Wat zijn dan de wapenfeiten van de sociobiologie?
Eidylon: Ik beschouw de verklaring van het altruïsme als een zeer belangrijke vooruitgang in de biologie.
Xenidrin: Dan moet jij mij eens precies uitleggen waarom. Ik zie er weinig nieuws in.
Eidylon: Het altruïsme is sinds Darwin zijn theorie publiceerde een ernstige logische moeilijkheid geweest voor de evolutieleer. Darwin heeft zelfs eens gezegd dat wanneer er in de natuur één werkelijk altruïstische eigenschap kon worden gevonden, dit de doodslag zou betekenen voor zijn theorie. Het probleem is eenvoudig: in de theorie van de natuurlijke selectie wordt ervan uitgegaan dat elk individu strijdt om het voortbestaan; deze strijd is onverenigbaar met zelfopofferend gedrag. Het gedrag van werksters in een bijenkolonie lijkt dus niet te kloppen met de evolutieleer. Deze werksters zien immers af van nageslacht ten gunste van het nageslacht van de koningin. Darwin had dit probleem ook al onderkend en postuleerde het bestaan van groepsselectie: altruïstisch gedrag blijft bestaan binnen een groep als het de groep als geheel ten goede komt. De sociobiologen hebben echter een veel betere verklaring gevonden.
De oplossing van het probleem werd geleverd door W.D. Hamilton in 1964. Hij wees erop dat het verschijnsel haplodiploïdie in de insectenwereld een doorslaggevende rol speelt. Onbevruchte eieren ontwikkelen zich tot haploïde mannetjes, dat wil zeggen mannetjes met één stel chromosomen. Bevruchte eieren ontwikkelen zich tot diploïde vrouwtjes met een dubbel stel chromosomen. Een bevrucht eitje krijgt dus al het genetische materiaal van het mannetje en de helft van het genetische materiaal van het vrouwtje. De genetische verwantschap tussen zusters is dus ¾, terwijl de genetische verwantschap tussen moeder en dochter een half is. Omdat de zusters onderling meer verwant zijn dan met hun eigen nakomelingen kunnen ze een genetisch voordeel behalen door het vormen van een steriele kaste, die gespecialiseerd is in het grootbrengen van zusters.
Xenidrin: Dit is allemaal heel interessant, maar wat is het revolutionaire van dit verhaal?
Eidylon: Begrijp je dat niet? Het begrip ‘groepsselectie’ kan de prullemand in en kan vervangen worden door een beperkter selectiebegrip dat meer overeenkomt met de oorspronkelijke evolutiegedachte. Hiervoor is het begrip ‘verwantschapsselectie’ ingevoerd. De grote mathematische bioloog J.B.S. Haldane heeft al in 1932 de kiem gelegd voor dit begrip toen hij op een avond in een café uitriep: ‘Ik zou mijn leven willen geven voor twee broers of acht neven.’
Xenidrin: Wat is dat nou voor onzin. Stel eens dat ik de pest heb aan die twee broers, dan zou ik me wel twee keer bedenken voor ik mijn leven voor hen zou geven.
Eidylon: Je begrijpt het niet. Het oude Darwinistische begrip ‘fitheid’ wordt uitgebreid tot het neodarwinistische begrip ‘inclusieve fitheid’. Dit betekent dat je in je gedrag ook rekening houdt met de genetische verwantschap met je familieleden. De genetische verwantschap met je broers is een half. Wanneer je je leven geeft voor twee broers, dan blijven dezelfde genen voortbestaan. De genetische verwantschap met je neven is 1/8, dus ben je bereid je leven te geven voor acht neven!
Xenidrin: Er is toch niemand die zo'n berekening maakt!
Eidylon: Dat hoeft ook niet. De berekening zit door de evolutie in ons ingebakken.
Xenidrin: En nu vind jij dat je een verklaring hebt gegeven voor altruïstisch gedrag? Maar waar je het nu over hebt is toch geen altruïsme,
| |
| |
dat is verkapt egoïsme.
Eidylon: Dat klopt. Het altruïstische gedrag wordt uiteindelijk verklaard door de zelfzuchtigheid van het individu.
Xenidrin: Ik vind deze verklaring volkomen ontoereikend. In de menselijke samenleving is altruïstisch gedrag helemaal niet beperkt tot verwanten. Het echte altruïstische gedrag is juist gericht op niet-verwanten. Zo kan iemand in een oorlogssituatie zijn leven geven voor een vriend. In de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de eremedailles toegekend aan soldaten die zichzelf bovenop granaten wierpen om hun vrienden te beschermen. Het verschijnsel van de kamikaze-piloten in Japan wijst erop dat mensen in staat zijn zichzelf, bij het volle bewustzijn, op te offeren voor hun vaderland. Mensen als Gandhi, Florence Nightingale en Albert Schweitzer hebben hun hele leven in dienst gesteld van de onderdrukten en zieken en gelden als de zuiverste symbolen voor altruïstisch gedrag. Deze vorm van altruïstisch gedrag, die voortkomt uit een vaste overtuiging of motivatie, zou moeten worden verklaard en daar zal de sociobiologie nooit toe in staat zijn. Dergelijke altruïstische gedragingen zijn het produkt van de menselijke geest en de cultuur.
Eidylon: De sociobiologen ontkennen helemaal niet dat altruïstisch gedrag cultureel van aard is. De recente sociale evolutie van de mens is eerder cultureel dan genetisch. Het gaat er echter om dat het verschijnsel ‘altruïsme’ zich alleen maar kan voordoen omdat de kern daarvan wordt bepaald door het genetische materiaal. Wanneer deze kern ontbrak, dan zou het verschijnsel niet eens bestaan. Het is daarom zinvol een onderscheid te maken tussen verschillende soorten altruïsme. In de eerste plaats is daar het zogenaamde ‘harde-kern-altruïsme’, dat ontstaan is door natuurlijke selectie op het niveau van familie-eenheden. Vervolgens is door de sociobioloog Trivers het zogenaamde ‘wederkerig altruïsme’ gepostuleerd. Dit is een zachte-kern-altruïsme dat uiteindelijk gebaseerd is op eigenbelang. De betrokkene verwacht voor zichzelf en zijn naaste familie een tegenprestatie van de maatschappij. Het geval van de kamikaze-piloten kan dit duidelijk maken: de kamikazes kregen nationaal aanzien en hun families deelden in de eerbewijzen van de zelfmoordpiloten. Bovendien kregen de kamikazes allerlei privileges en als deze ook sexuele voorrechten inhielden dan zou zelfs de fitheid van de kamikazes bewaard zijn gebleven.
Xenidrin: Het altruïsme waar sociobiologen het over hebben is niets anders dan vermomd eigenbelang. Ik zou graag een stukje willen citeren uit The Economy of nature and the evolution of sex van M.T. Ghiselin. Hij schrijft: ‘Als het in zijn eigen belang is, kan van ieder organisme redelijkerwijs verwacht worden, dat het zijn soortgenoten helpt. Als hij geen alternatief heeft, zal hij zich aan het juk van dienstbaarheid aan de samenleving onderwerpen. Maar als hij de volle gelegenheid krijgt om in zijn eigen belang te handelen, zal alleen opportuniteit hem ervan weerhouden anderen wreed te behandelen, te verminken, te vermoorden - tot zijn broeder, partner, ouders of kind toe. Krab een “altruïst”, en je ziet een “hypocriet” bloeden.’ Conclusie: echt altruïsme bestaat niet. Wat door de sociobiologen niet kan worden begrepen, is er domweg niet! Het grimmige egoïstische mensbeeld van de sociobiologen vertekent hun waarnemingsvermogen. Met name Richard Dawkins is wat dit betreft volledig op hol geslagen; hij spreekt over mensen als overlevingsmachines voor de zelfzuchtige genen. Deze bewust gekozen metaforen zijn niet - zoals sommige sociobiologen beweren - onschadelijk, want een wezenlijk aspect van onze menselijke samenleving wordt buiten beschouwing gelaten. Kropotkin heeft er al in zijn kritiek op het sociaal darwinisme op gewezen dat in de menselijke samenleving behalve de strijd om het bestaan ook sprake is van ‘wederzijdse hulp’. Deze wederzijdse hulp komt vooral voor in kleine agrarische gemeenschappen.
Eidylon: Is wederzijdse hulp iets anders dan wederkerig altruïsme?
Xenidrin: Zeker. Wederkerig altruïsme is een beperkt biologistisch begrip, terwijl wederzijdse hulp een samenbindende term is voor alle complexe hulprelaties die zich in menselijke samenlevingen kunnen voordoen. Wederzijdse hulp is een concept dat een belangrijke aanvulling betekent op de te nadrukkelijke concurrentiegedachte van de evolutieleer, terwijl wederkerig altruïsme niets anders is, ik zeg het nogmaals, dan eigenbelang.
Het voorbeeld van het altruïsme heeft mij in ieder geval absoluut niet overtuigd van het belang van de sociobiologie. Zonder twijfel heeft de theorie een bepaalde verklaringskracht in het dierenrijk, maar voor de mens is zij ontoereikend. Ik zou je daarom nogmaals willen vragen waaruit nu die belangrijke nieuwe bijdrage van de sociobiologie bestaat.
Eidylon: De sociobiologie houdt zich bezig met het bestuderen van de biologische basis van sociaal gedrag, inclusief dat van de mens. Er zijn een groot aantal eigenschappen van de mens die een universeel karakter hebben, dat wil zeggen dat deze eigenschappen in alle menselijke culturen voorkomen. In dit verband is het goed de beeldspraak van de geneticus C.H. Waddington in herinnering te roepen. Hij zei dat de ontwikkeling van de mens vergeleken kan worden met een landschap dat van het hooggebergte afloopt naar de kust. De ontwikkeling van de eigenschap - kleur van de ogen, rechts- of links-
| |
| |
| |
Prenten van de maand
De uitgeverij en de redactie van Hollands Maandblad hebben besloten de uitgave van speciale maandelijkse prenten voorlopig te beëindigen. De organisatorische en technische problemen bleken groter te zijn dan binnen de faciliteiten van het maandblad was voorzien.
Van de vijf uitgebrachte prenten is nog een beperkt aantal gesigneerde exemplaren verkrijgbaar. Wie belangstelling heeft kan de prenten bestellen door f 95, - per prent over te maken op girorekening 191041 ten name van Hollands Maandblad Amsterdam, onder vermelding van de naam van de kunstenaar. De januari-prent was een litho van Roger Raveel, de februari-prent een ets van Sipke Huismans, de maart-prent een litho van Charlotte Mutsaers, de april-prent een litho van Elizabeth de Vaal en de mei/juni-prent een litho van Peter Vos.
handigheid, incest-vermijding of wat dan ook - lijkt op een bal die van de hellingen afrolt. Wat betreft de kleur van de ogen is er slechts één diepe geul waar de bal doorheen rolt. Bij rechts- of linkshandigheid vertakt de geul zich een keer. Iemand kan genetisch gepredisponeerd zijn tot linkshandigheid en dan is die geul het diepst. Toch is het in dit geval mogelijk de bal in de geul van de rechtshandigheid te krijgen, wanneer de sociale pressie maar groot genoeg is. Iets dergelijks geldt ook voor incest-vermijding: er bestaat een sterke genetische grondslag voor de incestvermijding en dat is de zware fysiologische staf die op inteelt staat. Nu is het natuurlijk mogelijk dat de geul van de incest-vermijding in het erfelijkheidslandschap gestoord wordt door andere geulen. In sommige omstandigheden, met name in kleine gemeenschappen, kan er alleen aan de geslachtsdrift worden voldaan door inteelt. De gevolgen zijn echter catastrofaal: van de 161 kinderen van Tsjechoslowaakse vrouwen die seksuele relaties hadden met hun vader, hun broers of hun zoons werden er 15 dood geboren of stierven in het eerste levensjaar en had meer dan 40 procent te kampen met lichamelijke en geestelijke stoornissen.
Xenidrin: Er bestaat dus een gen dat codeert voor incest-vermijding?
Eidylon: Inderdaad.
Xenidrin: Het gendeterminisme is derhalve een wezenlijk aspect van de sociobiologie?
Eidylon: Dat klopt.
Xenidrin: Behalve genen die coderen voor eiwitten zijn er ook zogenaamde gedragsgenen? Bijvoorbeeld genen die coderen voor sexualiteit, voor intelligentie, voor incest-vermijding, voor agressie, voor altruïsme, etc.
Eidylon: Daar zijn de sociobiologen heilig van overtuigd.
Xenidrin: Zijn er al dergelijke genen gevonden?
Eidylon: Nee. Maar de ontwikkelingen op dit gebied gaan snel. Op dit moment wordt over de gehele wereld zeer intensief gewerkt aan het ontcijferen van de genetische code. Voor verschillende bacteriën is het al gelukt het volledige genetische materiaal te ontcijferen. Het menselijk genoom bevat echter ongeveer honderdduizend genen en hiervan zijn er nog maar drieduizend geïdentificeerd, maar ik ben er van overtuigd dat de code uiteindelijk zal worden ontcijferd. Je moet niet vergeten dat de structuur van DNA pas dertig jaar geleden is ontdekt en dat we pas gedurende een tiental jaren over een goede techniek beschikken om de code af te lezen.
Xenidrin: Dus het gendeterminisme is niet meer dan een geloof! Er is nog geen sprake van dat wetenschappelijk is aangetoond dat menselijk gedrag tot een bepaald gen kan worden herleid.
Eidylon: In sommige gevallen kunnen menselijke eigenschappen rechtstreeks tot een gen worden herleid. Of je in staat bent de zijkanten van je tong op te rollen wordt bepaald door één gen. Of je pink lichtelijk afbuigt naar de andere vingers wordt bepaald door één gen.
Xenidrin: Dat heeft erg weinig met gedrag te maken.
Eidylon: Er zijn ook genen gevonden die bepalen of sommige muskusgeuren kunnen worden geroken. Het Lesch-Nyhan syndroom, een zeldzame ziekte die gepaard gaat met zeer agressief gedrag, wordt gecontroleerd door één gen.
Xenidrin: Dit zijn stuk voor stuk zeer speciale
| |
| |
gevallen die weinig betekenis hebben voor het menselijk gedrag.
Eidylon: Zeker. Maar zoals gezegd er wordt snel vooruitgang geboekt. Men heeft nog niet zo lang geleden de oorzaak van de dodelijke ziekte sikkelcel-anemie ontdekt. Deze ziekte wordt veroorzaakt door de verandering van één letter in de genetische code. Wanneer het codon CTT verandert in CAT, dan zal in plaats van het aminozuur glutaminezuur valine worden gemaakt en wordt het eiwit hemoglobine S geproduceerd in plaats van hemoglobine. Nog belangrijker is de ontdekking van kankergenen. Men is er de afgelopen jaren in geslaagd kankergenen te isoleren, die voorkomen in het DNA van diverse leukemieën, van lymfekanker, van darmkanker en van verschillende bindweefselgezwellen. Het verbluffende is nu dat een kankergen slechts één letter verschilt van een gen - het protokankergen - dat gezonde mensen in hun genetische materiaal hebben. Dit betekent dat door een puntmutatie tengevolge van straling of chemicaliën de genetische basis voor kanker kan worden gelegd. Dit zijn de grote triomfen van de moderne biologie en ik ben ervan overtuigd dat de moleculaire basis van kanker binnen tien jaar zal worden ontraadseld.
Xenidrin: Ik geloof daar niet zo in. Naar mijn mening zijn er nog zeer belangrijke problemen in het begrijpen van de genetische code. Laten we het geval van hemoglobine wat nader bekijken. Hemoglobine bestaat uit vier polypeptide ketens, twee alphaketens en twee bètaketens. De bètaketen bestaat uit 146 aminozuren. Het gen dat codeert voor de bèta-keten is dus 438 nucleotiden lang. Maar dit gen heeft een ingesloten stuk bestaande uit ongeveer duizend nucleotiden, dat niet wordt afgelezen! Deze ingesloten stukken worden ‘introns’ genoemd. Tussen het bèta-gen en het daaropvolgende gen zit een intron van 7000 nucleotiden. De functie van deze introns is nog volkomen onduidelijk.
Eidylon: Ik geef toe dat de functie van de introns nog niet volledig is opgehelderd, maar het staat wel vast dat zij bepalen wanneer, waar en onder welke condities het gen wordt afgelezen. Het bestaan van introns levert geen enkele moeilijkheid op voor het gendeterminisme.
Xenidrin: Maar dat is niets anders dan een geloof! Ik erken dat de ontdekking van de kankergenen een belangrijke stap is in het begrijpen van kanker. Maar in feite beginnen de problemen nu pas: waarom bezit de mens protokankergenen? Hoe draagt het kankergen bij tot de vermeerdering van de cellen? Uiteindelijk is het ontstaan van kanker een cellulair proces, dat uit meerdere stappen bestaat. Het kankergen is noodzakelijk, maar verre van voldoende.
Eidylon: Daar ben ik het mee eens. Maar ik geloof dat al deze problemen zullen worden opgelost.
Xenidrin: Goed. Maar er is nog een ander probleem. Sikkelcel-anemie is een uitzonderlijk voorbeeld van een ziekte die kan worden herleid tot één gen. De medische genetici zijn het er echter over eens dat de meeste ziekten niet kunnen worden herleid tot een enkel gen, maar dat er sprake is van een complexe wisselwerking tussen verschillende genen in relatie met hun omgeving. Wanneer het niet lukt om een belangrijk deel van de ziekten te herleiden tot een genetische basis hoe is het dan mogelijk om voor een veel complexer verschijnsel als menselijk gedrag te postuleren dat dit gebaseerd is op onze genen. Deze voorstelling van zaken is niet meer dan een wetenschappelijke utopie.
Eidylon: Nee, het is geen wetenschappelijke utopie, maar een duidelijk wetenschappelijk programma. Wetenschappelijke ontwikkelingen zijn vaak verbazingwekkend. Niemand had rond 1900 kunnen vermoeden dat de moleculaire basis van de erfelijkheidswetten van Mendel ooit zou worden ontsluierd. Toch is dat precies wat er in 1954 met de ontdekking van de structuur van DNA gebeurde. In één klap werden talloze problemen opgelost en werd een onderzoeksprogramma opgezet dat al veel vruchten heeft afgeworpen en in de toekomst nog veel inzichten zal opleveren.
Xenidrin: Ik blijf van mening dat hier sprake is van een geweldige overschatting van de mogelijkheden van het menselijk intellect. Het gendeterminisme doet sterk denken aan de woorden van een andere grote determinist, namelijk Laplace. Hij verkondigde in een euforische stemming die werd veroorzaakt door de grote successen van de Newtonse mechanica, dat ‘een intelligentie die alle krachten van de natuur en de onderlinge posities van alle massa's op een bepaald moment zou kennen en die voor het overige groot genoeg zou zijn deze gegevens aan een analyse te onderwerpen, met dezelfde formule de beweging van de grootste massa's en van de kleinste atomen zou kunnen begrijpen; niets zou voor deze intelligentie onzeker zijn, de toekomst en het verleden zouden open en bloot voor hem liggen’. Analoog beweert de sociobioloog die diep onder de indruk is geraakt van het succes van de evolutieleer, de genetica, de biochemie en de ethologie, dat ‘een intelligentie die voldoende omvangrijk is om de volledige genetische code van de mens en alle biochemische processen in het menselijk lichaam te kennen en die voor het overige groot genoeg is deze gegevens aan een analyse te onderwerpen in staat zou zijn het menselijk gedrag volledig te doorzien en de biologische wortels van dit gedrag open en bloot te leggen’. Laplace deed zijn uitspraak in 1840, dat wil zeggen op het hoogtepunt van de klassieke mechanica. Inmiddels is de situatie in de natuurkunde drastisch veranderd. De quantummechanica is de allesomvat- | |
| |
tende theorie geworden die, in tegenstelling tot de verwachting en hoop van Einstein, zelfs de algemene relativiteitstheorie infiltreert. Verder heeft Prigogine laten zien dat het strikte determinisme van Laplace geen betrekking heeft op complexe irreversibele fysische processen. Prigogine schrijft: ‘De deterministische wetten van de natuurkunde, die eens de enige acceptabele wetten waren, lijken nu grove
simplificaties, bijna een karikatuur van de evolutie’. Het lijkt er dus op dat de sociobiologen een strikter determinisme aanhangen dan de moderne natuurkundigen. Deze merkwaardige paradox is zonder twijfel het gevolg van een gebrekkige kennis bij de sociobiologen van de moderne natuurkunde.
Behalve dat de sociobiologie mank gaat aan een extreme vorm van biologisch determinisme vertoont zij ook een ontoelaatbare mate van reductionisme. Dit blijkt wel heel duidelijk uit het beruchte plaatje van Wilson, waarin het ballonnetje van de sociobiologie groeit ten koste van de sociale wetenschappen. De verwachting is dat de sociobiologie in de toekomst disciplines als ethologie, antropologie en sociologie zal hebben opgeslokt. Dit verschijnsel staat bekend als de arrogantie van de natuurwetenschapper: omdat de natuurwetenschappelijke methode in het verleden zo succesvol is gebleken, geloven de natuurwetenschappers dat op den duur grote delen van de sociale wetenschappen tot de natuurwetenschappen kunnen worden gereduceerd. Ook in dit verband is het interessant te luisteren naar Prigogine. Hij schrijft in From Being to Becoming: ‘De bedoeling is niet natuurkunde en biologie tot een enkel schema te “reduceren”, maar om de verschillende niveaus van beschrijving duidelijk te definiëren en om voorwaarden te presenteren die het mogelijk maken om van het ene niveau naar het andere te gaan’.
Eidylon: De reductie is een traditioneel en legitiem instrument van de natuurwetenschappen. Pas door de verschijnselen te herleiden tot de meest elementaire onderdelen is er sprake van een werkelijk begrip. De Brownse beweging werd al ontdekt in 1827. Door de volkomen ongeordende beweging van de kleine deeltjes af te leiden van de talloze botsingen van moleculen tegen die deeltjes leverde Einstein in 1905 pas een echte verklaring voor het verschijnsel. Het periodiek systeem der elementen werd rond 1870 door Mendelejew geformuleerd, maar pas na de ontdekking van het electron en het schillenmodel van Bohr was er sprake van een verklaring van dit periodiek systeem. Een groot gedeelte van de chemie werd hiermee gereduceerd tot de fysica. Bovendien voorspelde het model van Bohr een nieuw element, hafnium, dat inderdaad snel werd ontdekt. Dit zijn beroemde voorbeelden uit de geschiedenis van de wetenschap. Ook het werk van Darwin kan worden beschouwd als een reductie van een doelgerichte ontwikkeling tot de ongeordende krachten van de natuurlijke selectie. Sociobiologen zijn ervan overtuigd dat deze ontwikkeling zich zal voortzetten. Laat mij Wilson even aan het woord laten: ‘De geest zal met grote precisie verklaard kunnen worden als een bijverschijnsel van de neuronenmachinerie van de hersenen. Die machinerie is op haar beurt het product van een genetische evolutie door natuurlijke selectie, die gedurende honderdduizenden jaren bij menselijke populaties in hun oude milieus werkzaam is geweest. Door een weloverwogen uitbreiding van de methodieken en ideeën van de neurobiologie, de ethologie en de sociobiologie kan een hecht fundament worden gelegd voor de sociale wetenschappen en kan de kloof die de natuurwetenschappen aan de ene kant en de sociale wetenschappen aan de andere kant nog van elkaar scheidt, wellicht overbrugd worden’.
Xenidrin: Ziedaar de arrogantie van de natuurwetenschapper in haar zuiverste gedaante: de evolutionaire ontwikkeling van de hersenen zal worden begrepen; de werking van de geest wordt verklaard en de kloof tussen de twee wetenschappelijke culturen zal worden gedicht! Al deze uitspraken zijn niets anders dan de utopische gedachtenspinsels van een onverbeterlijke wetenschappelijke materialist. De wereld waarin wij leven is oneindig veel rijker dan in welke wetenschappelijke taal dan ook kan worden uitgedrukt. We hebben talloze verschillende beschrijvingen nodig die de verschillende kanten van onze ervaring uitdrukken en die niet tot elkaar kunnen worden herleid.
Bovendien is het volkomen duidelijk dat reeds op het diepste niveau in de hiërarchie der wetenschappen reductie feitelijk niet mogelijk is. Laten we eens kijken naar de verhouding tussen de natuurkunde, de scheikunde en de biologie. Er is geen sprake van dat de opkomst van de genetica, de evolutieleer, de ethologie en de fysiologie ook maar iets te danken hebben aan de revolutionaire omwentelingen in de natuurkunde en de chemie. Alleen op het gebied van de moleculaire biologie is er een duidelijke relatie met de chemie. De zaak is zelfs nog veel ernstiger: het is onzin om te beweren dat de natuurkunde uiteindelijk zal worden gereduceerd tot bijvoorbeeld quarkfysica. Men gebruikt in de natuurwetenschappen graag het beeld van de boom der kennis. Wortels en de stam bestaan uit de fundamentele wetten van de logica, wiskunde en natuurkunde. De takken vormen specialisaties van bepaalde vakgebieden. Ook spreekt men vaak over het bouwwerk van de wetenschap. Het fundament wordt gevormd door de ervaring, de eerste verdieping bevat de empirische generalisaties, de tweede de
| |
| |
wetten en de theorieën, de derde de algemene beginselen zoals het relativiteitsprincipe, etc. Deze beeldspraak is diep ingekankerd in onze opvatting over de aard van de wetenschap. Het wordt tijd haar door een minder misleidend beeld te vervangen, namelijk dat van een tuin.
In deze tuin bevindt zich een groot deel dat natuurkundige planten bevat. Sommige, zoals de Newtonse mechanica en de thermodynamica, zijn groots, majestueus en eerbiedwaardig oud. Andere, zoals de quantummechanica en de relativiteitstheorie, zijn jong en snelgroeiend. Weer andere zijn voortgesproten uit ondergrondse vertakkingen van de grotere planten. De scheikundige planten liggen in een heel ander deel van de tuin der wetenschap en daarin bevinden zich volkomen andere soorten, zoals de organische en anorganische chemie. Slechts een klein deel grenst aan de fysika en hier en daar overwoekeren de fysische en chemische planten elkaar. Weer een ander deel bevat de biologische planten: de genetica, de evolutieleer, de ethologie, etc. De hiërarchie van de wetenschappen is een drogbeeld, een luchtspiegeling. In werkelijkheid bestaat er een onontwarbaar netwerk van omvangrijke disciplines en subdisciplines die alle bestaansrecht hebben en niet tot elkaar kunnen worden gereduceerd. De fysiologie kan niet herleid worden tot moleculaire processen, want tijdens deze reductie gaat het eigene van de fysiologie verloren. De hersenen kunnen niet gereduceerd worden tot een neuronenmachinerie die evolutionair ontstaan is, want daardoor wordt de fijnzinnige complexiteit van de hersenen geweld aangedaan. De geest kan niet beschouwd worden als een bijverschijnsel van de hersenen, want dan is de geest geen onafhankelijke entiteit meer. Reductionisme, determinisme of het wetenschappelijke materialisme doen geen recht aan het oneindige creatieve reservoir van de mens. De mens wordt onttroond.
Eidylon: Inderdaad! En de geschiedenis van de wetenschap maakt duidelijk dat de protesten tegen de onttroning van de mens altijd zeer hevig zijn geweest. Toch zijn deze protesten langzamerhand verstomd en worden de wetenschappelijke inzichten door vrijwel iedereen geaccepteerd. In de zeventiende eeuw werd de wereld geschokt door de revolutionaire inzichten van Copernicus en Galileï. De mens had zichzelf altijd beschouwd als het centrum van het universum. De wetenschappelijke onderzoekingen van Copernicus, Galileï en vele anderen maakten duidelijk dat de aarde slechts een ondergeschikte plaats in het zonnestelsel inneemt. Latere astronomische onderzoekingen toonden aan dat ons zonnestelsel zich ook in de Melkweg in een onbeduidende uithoek bevindt en dat er in het onmetelijke heelal miljarden sterrenstelsels zijn zoals de Melkweg. Het heeft meer dan een eeuw geduurd voordat de discussie was uitgewoed en de mens accepteerde dat de aarde niet meer dan een onbeduidend stofje was in een schier onbegrensd heelal. De moderne natuurwetenschap kreeg in 1687 met het hoofdwerk van Newton Philosophiae Naturalis Principia Mathematica een waardig fundament en vanaf dat moment kon een mechanicistisch wereldbeeld vorm krijgen. In de negentiende eeuw werd de mensheid opnieuw geschokt door het werk van Darwin, On the origin of species, dat in 1859 verscheen. Dit boek bevat enkele passages over de afstamming van de mens. In de zeventiende eeuw werd de positie van de mens in het heelal aangetast, nu werd de unieke plaats van de mens op aarde betwijfeld. De bewering dat de mens van de aap afstamt, gaf aanleiding tot verhitte debatten die tot op de dag van vandaag voortduren. Inmiddels is er geen enkele verstandige bioloog die twijfelt aan de evolutieleer en is de afstamming van de mens goed bekend. Recentelijk is de mensheid opnieuw geschokt door het boek van Wilson, Sociobiology: a new synthesis
dat in 1975 verscheen. Ook dit boek bevat een klein hoofdstuk over de mens waarin de ontluistering wordt voortgezet. Het menselijk gedrag wordt in belangrijke mate gereduceerd tot biologische wetten. Elke reductie betekent een belangrijke vooruitgang in de wetenschap. De voortgaande ontwikkeling van de wetenschap zal Wilson in het gelijk stellen, zoals dat ook met Galileï, Newton en Darwin is gebeurd.
Xenidrin: Dit betoog lijdt aan de bezwaren van elke analogieredenering. Er wordt gesuggereerd dat de status van Wilson dezelfde is als die van Newton en Darwin. Ik wil daar toch enige kanttekeningen bij maken. In de eerste plaats bevatten de hoofdwerken van Newton en Darwin een harde kern die bestand is gebleken tegen de tand des tijds. Bij Newton zijn dat de drie beroemde wetten van de mechanica en de gravitatiewet en bij Darwin is dat zijn theorie van de natuurlijke selectie. Ten tweede worden met behulp van deze theoretische beginselen een zeer groot aantal uiteenlopende verschijnselen verklaard. Zo leidt Newton met behulp van zijn gravitatiewet de wetten van Kepler af en verklaart Darwin de afwijkende soorten vinken die hij gezien had op de Galapagos-eilanden. En ten slotte was het gezag van beide denkers boven elke discussie verheven en had het een uitstraling door de eeuwen heen. Het werk van Wilson lijkt niet aan deze voorwaarden te voldoen. Het begrip ‘inclusieve fitheid’, waar de sociobiologen zo trots op zijn, is niet door hemzelf bedacht. Behalve dit begrip bevat zijn magnum opus geen nieuwe beginselen, zodat de harde kern van zijn werk lijkt te ontbreken. Er is ook geen sprake van dat een aantal gedragingen van de mens op een afdoende wijze zou zijn verklaard en ten slotte is het gezag van Wilson niet zo onaantastbaar als dat van zijn illustere voor-
| |
| |
| |
| |
gangers waar jij hem mee wilt vergelijken. Kortom: de verdachtmaking komt op dat de sociobiologie zichzelf geweldig overschat. Daar komt nog een opvallend verschil bij. De sociobiologen vinden het nodig in allerlei populaire werken zoals On human nature, The selfish gene en Het dwingende fluisteren hun denkbeelden aan de man te brengen. Deze denkbeelden worden verpakt in quasi-wetenschappelijke taal, maar blijken bij een zorgvuldige analyse helemaal niet te voldoen aan de eisen van goede wetenschap. De populaire werken van de sociobiologie zijn niets anders dan visioenen van sociobiologen.
Eidylon: De werken van Newton en Darwin gingen ook gepaard met quasi-wetenschappelijke taal, dat is nu eenmaal onvermijdelijk bij de introductie van een nieuwe wetenschap. De Principia Mathematica bevat lange filosofische analyses over de absolute tijd en de absolute ruimte, beide concepten zijn door de moderne wetenschap achterhaald en zijn niet nodig voor de formulering van de mechanica. In het huidige natuurkunde-onderwijs worden deze analyses niet meer aangetroffen. De gehele Newtonse mechanica is overigens door mensen als Hamilton en Lagrange op een mathematisch elegantere wijze geformuleerd. Deze herformuleringen verschenen meer dan een eeuw na de publikatie van de Principia. Ditzelfde gebeurt nu in de biologie. Mensen als D.W. Hamilton, R. Trivers, R. Dawkins, Maynard Smith en vele anderen herformuleren de evolutieleer van Darwin, die pas 125 jaar oud is. Bovendien voegen zij enkele essentieel nieuwe gedachten aan de evolutieleer toe, namelijk dat menselijk gedrag biologisch bepaald is. Maar ik wil je op een andere belangrijke parallel wijzen, die betrekking heeft op de ontvangst van de drie boeken in de wetenschappelijke wereld. De receptie van Newtons hoofdwerk verliep buitengewoon langzaam, vanwege de dominerende invloed van de filosofie van Descartes en vanwege het gecompliceerde wiskundige karakter van Newtons werk. Bij de dood van Newton, 40 jaar na de publikatie van de Principia, had hij hoogstens 20 volgelingen. Darwins werk onderging hetzelfde lot. Zeker vijftig jaar lang werden er meer boeken geschreven waarin de evolutietheorie werd aangevallen, dan ondersteunende werken. Darwins evolutieleer was volledig in strijd met de dominante filosofie van Plato, waarin onveranderlijke ideeën waren gepostuleerd. Zo zal ook de sociobiologie nog een lange weg moeten afleggen voordat de huidige overheersende stroming van de sociale wetenschappen, waarin de cultuur centraal staat,
is weggeëbd.
Xenidrin: Toch acht ik de eerder genoemde verschillen tussen de mechanica, de biologie en de sociobiologie essentieel. Juist vanwege de genoemde populariseringen van de sociobiologie, waarin veel aandacht wordt besteed aan de zelfzuchtigheid van de genen, de biologische gedetermineerdheid van het gedrag en het wetenschappelijke materialisme, is het niet goed mogelijk de sociobiologie te onderscheiden van andere wetenschappelijk gepresenteerde ideologieën. Ik denk hierbij met name aan het marxisme en het sociaal darwinisme. In het marxisme worden de onwrikbare wetten geformuleerd van de geschiedenis. Het marxisme voorspelde de onafwendbare ineenstorting van het kapitalisme en de opkomst van het socialisme. In het sociaal darwinisme werden wetten geformuleerd die de ontwikkeling van de menselijke samenleving beschreven. Het accent lag daarbij op de ‘survival of the fittest’, een door Spencer bedachte term die abusievelijk vaak aan Darwin wordt toegeschreven. De samenleving werd, volgens het sociaal darwinisme, gekenmerkt door een onverbiddelijke concurrentieslag die door de sterksten werd gewonnen. De sociobiologen leggen de wortels van het menselijk gedrag bloot en verzet tegen deze wetenschappelijke wetmatigheden lijkt zinloos. Inmiddels is iedereen overtuigd van het ideologische karakter van het marxisme en het sociaal darwinisme en kunnen deze stromingen als weerlegd worden beschouwd. Ik ben van mening dat de sociobiologie een nog niet weerlegde ideologie is en daarom niet vergelijkbaar is met de mechanica of de evolutieleer. Ik ga zelfs nog verder: ook de mechanica en de evolutieleer bezitten niet dezelfde wetenschappelijke status.
Eidylon: Wat!? Wil jij beweren dat de evolutieleer niet wetenschappelijk is? De gehele biologie wordt in de taal van de evolutieleer geschreven. De verbanden tussen de soorten, de afstamming van de mens, de ontwikkeling van alle diersoorten kunnen worden begrepen met behulp van de evolutieleer.
Xenidrin: Mag ik een paar eenvoudige vragen stellen?
Eidylon: Natuurlijk. Ga je gang.
Xenidrin: Zou je me kunnen uitleggen hoe een giraffe aan zijn lange nek komt.
Eidylon: Een giraffe leeft van jonge blaadjes aan de bomen. Een lange nek heeft een duidelijk evolutionair voordeel omdat hij dan van een groter deel van de boom en van hogere bomen kan eten. Wanneer we twee verschillende populaties giraffes beschouwen en aannemen dat in een populatie een mutatie ontstaat die codeert voor een lange nek, dan zal dit gen zich in opeenvolgende generaties vanwege het evolutionaire voordeel snel door de populatie verspreiden. In deze populatie bevinden zich de giraffen met langere nekken. Deze populatie is zeer in het voordeel ten opzichte van de populatie waarin de mutatie zich niet voordeed. Deze zal dan ook uitsterven. Precies hetzelfde gebeurde met de mens. Ongeveer drie miljoen jaar
| |
| |
| |
| |
geleden bestonden naast elkaar de Australoptthecus Robustus en de Homo Habilis. De robuuste, minder intelligente variant is uitgestorven en wij zijn de nakomelingen van de Homo Habilis.
Xenidrin: Is het niet kenmerkend voor de evolutie dat het proces geleidelijk verloopt?
Eidylon: Zeker. Bij sommige soorten gaan er vele miljoenen jaren overheen.
Xenidrin: Hoe zit het dan met de ontwikkeling van de giftand? De functie van de giftand is duidelijk en biedt de bezitter een groot voordeel: hij kan er vijanden mee doden of verlammen. Maar hoe moeten we ons voorstellen dat deze giftand is ontstaan. De giftand is een enigszins loszittende tand die bij het bijten op een gifblaasje drukt waardoor het gif door een buisje in de tand wordt geperst. Het is toch ondenkbaar dat bij een geleidelijke ontwikkeling van deze giftand de tussenstadia een functie konden vervullen. Alleen als het mechanisme werkt, is het zinvol. Een zelfde vraag geldt voor de ontwikkeling van de vogels uit de reptielen. Wat kan de functie zijn geweest van een soort stompje dat noch een vleugel noch een poot is?
Eidylon: Het antwoord daarop is heel simpel. Elk orgaan of elke handeling in het dierenrijk is evolutionair gezien zinvol. Soms stuiten we op onbegrijpelijke puzzels, maar zorgvuldig onderzoek zal deze puzzels oplossen. Onze eigen landgenoot, Niko Tinbergen, heeft daar een prachtig voorbeeld van gegeven. Sommige meeuwesoorten, o.a. de kokmeeuw en de mantelmeeuw, brengen, wanneer een kuiken uit het ei is gekropen de lege eierdoppen na 1 à 2 uur op geruime afstand van het nest. De meeuweëieren zijn groen-blauw van kleur en hebben een opvallend witte binnenkant. Wat is de functie van dit gedrag dat ogenschijnlijk een risico inhoudt, omdat het nest minder beschermd achterblijft tijdens deze actie? In een reeks van inventieve veldexperimenten toonde Tinbergen aan dat roofvogels gecamoufleerde voedselobjecten veel gemakkelijker opmerken wanneer er in de buurt opvallende contrasterende voorwerpen aanwezig zijn. Na verloop van tijd bleek dan een groter deel van de eieren te zijn verdwenen. Het eidopwegbrengen was dus voortgekomen uit een sterke selectieve druk.
Xenidrin: Mijn probleem blijft bestaan. Wanneer deze eigenschap geleidelijk zou zijn ontstaan, dan zou bijvoorbeeld slechts een deel van de eidoppen worden weggedragen of zouden de doppen minder ver zijn weggedragen en dan zou het evolutionaire voordeel veel geringer zijn.
Eidylon: Toch zouden al die tussenstadia functioneel zijn.
Xenidrin: Maar dat is niet meer dan een axioma!
Eidylon: Inderdaad, dat is een basisaxioma van de evolutieleer.
Xenidrin: Op die manier maak je de evolutieleer immuun voor kritiek. Wanneer ik een tot dan toe onbegrepen orgaan aantref in een bepaalde evolutionaire fase van een dier, dan wordt dat niet beschouwd als een weerlegging van de evolutieleer.
Eidylon: Het aantal gevallen waarin de evolutieleer blijkt te kloppen is veel te groot om van één zo'n onverklaarbaar verschijnsel van de kook te raken.
Xenidrin: Ziedaar het verschil met de mechanica. Wanneer er maar één lucifersdoosje omhoog valt, dan is de mechanica weerlegd.
Eidylon: O nee. Daar is geen sprake van. Het omhoogvallen van het lucifersdoosje zal aan een grondig onderzoek worden onderworpen. Men zal zich afvragen of er geen electromagnetische krachten in het spel zijn. Misschien postuleert men zelfs een volkomen nieuwe kracht, maar de zwaartekrachtstheorie van Newton zal niet zonder slag of stoot worden opgegeven.
Xenidrin: Maar wanneer het doosje hardnekkig omhoog blijft vallen en er geen verklaring kan worden gevonden, dan is de mechanica weerlegd.
Eidylon: Dat is niet het geval, want het is nog altijd mogelijk de mechanica op honderdduizend andere verschijnselen toe te passen. Het lucifersdoosje zal bekend komen te staan als een wat wonderlijke anomalie. Ik zou me pas werkelijk zorgen maken, wanneer behalve lucifersdoosjes ook fietsen, auto's, tram's, tafels, stoelen, etc. omhoog zouden vallen!
Xenidrin: Goed. Maar dan wil ik een ander probleem bespreken, dat meer te maken heeft met de sociobiologie. Hoe moeten wij ons voorstellen dat de waarschuwingsroep in een vogelpopulatie is ontstaan?
Eidylon: Op precies dezelfde manier als de lange nek van de giraffe. Op een zeker moment ontstond er een mutatie die codeerde voor een waarschuwingsroep. De vogelpopulatie waarin deze mutatie ontstond, had een evolutionair voordeel ten opzichte van andere vogelpopulaties en het gen verspreidde zich snel door de populatie.
Xendrin: Het verspreiden van het gen dat codeert voor de waarschuwingsroep duurt toch tientallen generaties?
Eidylon: Zeker.
Xenidrin: Ondertussen zijn er maar enkele vogels die deze waarschuwingsroep slaken. Deze vogels lopen een extra groot risico omdat zij de aandacht van de aanvaller op zich vestigen en zij zullen dus veel sneller het slachtoffer worden. Het is dus uiterst onwaarschijnlijk dat deze waarschuwingsroep op de door de evolutieleer beschreven wijze is ontstaan. Bovendien: hoe kunnen we ons voorstellen dat andere vogels gehoor geven aan de waarschuwingsroep?
| |
| |
Eidylon: Dit zijn inderdaad ernstige problemen voor de evolutieleer. Nog maar enkele jaren geleden heeft een aantal biologen, onder wie Gould en Layzer, voorgesteld dat er in de evolutie sprongsgewijze ontwikkelingen voorkomen, oftewel perioden waarin de evolutie veel sneller verloopt dan in andere perioden. Dit zou met name gelden voor het ontstaan van interactieve kenmerken, zoals de waarschuwingsroep. Gedurende miljoenen jaren heeft zich het vermogen klanken uit te stoten en naar klanken te luisteren ontwikkeld, maar dan ontstaat vrij plotseling en tegelijkertijd in een groot aantal individuen het vermogen een waarschuwingsroep te slaken en ernaar te luisteren. Zo ontwikkelde dit verschijnsel zich bijvoorbeeld in enkele tienduizenden jaren, hetgeen een enorme versnelling betekent. Wanneer N vogels de waarschuwingsroep uiten en erop reageren, dan zal elke vogel gemiddeld de roep N - 1 maal zo vaak ontvangen als haar uiten. Het risico voor de vogel is daarmee afgenomen.
Xenidrin: Maar op die manier kan de evolutieleer nooit worden weerlegd! De evolutionisten volgen een immuniseringsstrategie, waardoor het onmogelijk is een dier te vinden met eigenschappen die niet door de evolutieleer kunnen worden verklaard. De evolutieleer is in feite een tautologie. De biologen beweren dat een soort overleeft, omdat hij beter was uitgerust voor de strijd om het bestaan dan de andere varianten. Volgens de evolutieleer overleven de fitste dieren, maar op de vraag wie de fitste dieren zijn, volgt het verbluffende antwoord: de dieren die overleefden. Dus: de overlevers overleven!
Ik wil daar nog een andere opmerking aan toe voegen, die direct te maken heeft met ons onderwerp. We weten inmiddels dat tijdens het leven verworven eigenschappen niet worden overgeërfd. Ook al hakken we van alle katten ter wereld de staart af, toch zullen jonge katjes met een staart worden geboren. Maar naast de biologische evolutie is er ook nog een culturele evolutie. De biologische evolutie van de mens is zo'n vijf miljoen jaar geleden begonnen, maar de culturele evolutie is pas 40.000 jaar oud. De culturele evolutie kan het best worden beschreven in Lamarckiaanse termen, dat wil zeggen dat deze evolutie een exogenetisch karakter heeft. Bovendien zijn, vanwege de enorme versnelling in de culturele evolutie, deze exogenetische grootheden aanzienlijk belangrijker dan de genetische factoren. De sociobiologie kan, omdat zij geen aandacht schenkt aan de culturele evolutie, geen rekenschap geven van de culturele variabelen die zo'n belangrijke rol spelen in het menselijk gedrag.
Eidylon: Natuurlijk is de culturele evolutie erg belangrijk. Maar deze culturele evolutie is gebonden aan bepaalde biologische voorwaar- | |
| |
den. Wanneer de culturele evolutie werkelijk zo'n doorslaggevende invloed zou hebben als jij beweert, dan zie ik een ernstige paradox ontstaan. De menselijke culturele evolutie is inderdaad ongeveer 40.000 jaar geleden begonnen. In die tijd bestonden de gemeenschappen uit jagersverzamelaars. Nu leeft er op dit moment in Afrika een volk, de !Kung, die alle kenmerken vertonen van jagers-verzamelaars. Wanneer de culturele evolutie echt zo snel zou verlopen als wordt gesuggereerd, dan begrijp ik niet hoe wij in staat zijn te communiceren met de !Kung. We kunnen hun taal leren, hun familieleven begrijpen, hun kosmologie, religie of levensfilosofie bestuderen. De !Kung zijn in alle opzichten mensen zoals wij. Waarom is er na 40.000 jaar culturele evolutie niet een mens ontstaan die van de !Kung verschilt, zoals de mens van de mensapen. Met een mensaap kunnen we niet communiceren. Kennelijk is de culturele evolutie toch niet zo belangrijk; het is niet meer dan een hypertrofie van biologisch bepaalde mogelijkheden.
Maar om het verschil tussen genetische en culturele bepaaldheid duidelijker te maken, wil ik je voorstellen aan twee nieuwe soorten mensen: de Eidyloni en de Xenidrini. De Eidyloni zijn nauwkeurig genetisch geprogrammeerd. Zij leren wel, maar slechts één taal, één scheppingsmythe, één cultuur. Zij vertonen wel een bepaald gedrag, maar de variaties daarin zijn uiterst gering. Er is wel sprake van invloed uit de omgeving, maar alleen om op het juiste moment het juiste genetische programma aan te spreken. Zij zijn niet in staat iets anders te leren dan een vaststaand repertoire. Toch zijn deze mensen geen robots. Lijkt de mens hierop?
Xenidrin: Je hebt gezegd dat deze wezens vergelijkbaar zijn met de mens. Er is natuurlijk één groot verschil: bij de mens ligt vermoedelijk alleen het vermogen tot taal, het vermogen tot het scheppen van mythen, tot cultuur genetisch vast. De mens kan dus vele verschillende talen scheppen en kan een taal vernieuwen. Deze wezens kunnen dat niet.
Eidylon: De Xenidrini zijn volkomen tegengesteld aan de Eidyloni. Bij hen worden hersenen eveneens geconstrueerd aan de hand van de genetische code, maar zij zijn verder een volkomen onbeschreven blad.
Alle, maar dan ook alle culturele mogelijkheden staan open voor dit wezen. Ze kunnen zich elke taal, elk lied, elke mythologie met het grootste gemak aanleren. Hun gedrag wordt volledig bepaald door de omgeving. Dit wezen past zich als een kameleon aan nieuwe culturele milieus aan en elke gedachte, elke uitvinding kan gemakkelijk worden gerealiseerd. Bestaat er een sterke neiging het kerngezin te vervangen door het samenleven in communes, dan kan dat in een korte tijd worden verwezenlijkt. Lijkt de mens op dit wezen?
Xenidrin: Je hebt zo'n extreem portret van een volledig van cultuur doordrenkt wezen geschetst, dat het onmogelijk is deze vraag met ja te beantwoorden.
Eidylon: De mens bevindt zich tussen deze twee wezens in?
Xenidrin: Dat lijkt me wel.
Eidylon: In hun laatste boek Promethean Fire. Reflections on the Origin of Mind hebben Lumsden en Wilson dit gene-culture coevolution genoemd. Hun visie kan als volgt worden samengevat: de genen sturen de materiële constructie van de hersenen. Daarnaast bestaan er voor de mentale ontwikkeling een aantal zogenaamde epigenetische regels; deze regels beschrijven de specifieke kenmerken van een organisme die ontstaan zijn door de interactie tussen de genen en de omgeving. Incest-vermijding, kleurvocabulaires, gelaatsuitdrukkingen, de voorkeur voor zoetigheden, de angst voor vreemdelingen en allerlei fobieën zijn kenmerken van de geest die door deze epigenetische regels worden vastgelegd. Met behulp van deze regels kunnen we de centrale aspecten van een cultuur begrijpen en deze culturele omgeving tenslotte is het milieu waarin de genetische ontwikkeling voortschrijdt.
Xenidrin: Maar dat is weer het oude materialisme en determinisme in een nieuw jasje! Lumsden en Wilson gaan uit van een materialistische visie op de menselijke geest. In deze visie zal elk informatie-verwerkend proces, of dat nu zenuwcellen of chips zijn, gepaard gaan met wat wij geest noemen, mits dit proces maar ingewikkeld genoeg is. De menselijke hersenen bevatten miljarden neuronen waar tienduizenden verbindingen tussen bestaan. Wanneer er voldoende gecompliceerde computerprogramma's zullen worden gemaakt, dan zal er geest ontstaan. Deze materialistische visie schiet principieel te kort. De menselijke geest is onafhankelijk van de hersenen en kan de hersenprocessen beïnvloeden. Angsten, dromen, visioen, meditatie behoren tot het domein van de geest en roepen de bijbehorende fysisch-chemische processen op in de hersenen. In het wetenschappelijke materialisme wordt het geest-lichaam probleem opgelost door de geest weg te verklaren.
Maar dat is onzin. Ik zou ook een onderscheid willen maken tussen twee soorten vragen. De eerste soort zijn zuiver wetenschappelijke vragen, waarover de wetenschappelijke gemeenschap na verloop van tijd overeenstemming kan bereiken. Ik denk bijvoorbeeld aan de vraag of quarks bestaan. Tot nu toe is er nog niet één gevonden, maar zijn er wel sterke theoretische aanwijzingen voor. Na het vinden van een quark zal deze wetenschappelijke vraag zijn opgelost. Behalve zuiver wetenschappelijke vragen zijn er ook trans-wetenschappelijke vragen.
| |
| |
Dit zijn vragen met een sterk wetenschappelijk karakter, die echter principieel de macht van de wetenschap te boven gaan. Mijn indruk is dat vele vragen van de sociobiologie trans-wetenschappelijk zijn en daarom nooit zullen worden beantwoord. Neem bijvoorbeeld de vier grote stappen in de evolutie: de ontwikkeling van het leven; het ontstaan van eencellige diertjes; de ontwikkeling van meercellige dieren en de ontwikkeling van de geest. Het zou wel eens buiten het vermogen van de wetenschap kunnen liggen op deze vragen een antwoord te vinden.
Eidylon: Ook al zouden het trans-wetenschappelijke vragen zijn, ze zijn te fascinerend en te belangrijk om niet te pogen een antwoord te vinden. Iemand als Francis Crick, een van de ontdekkers van de structuur van het DNA, heeft onlangs nog een boek geschreven met de titel De oorsprong van het leven op aarde.
Xenidrin: Maar het probleem is dat de sociobiologie, die trans-wetenschappelijk is, wordt gepresenteerd als een serieuze, echte wetenschap en dat deze zogenaamde wetenschap misbruikt wordt door extreem rechtse groeperingen in Engeland en Frankrijk. De sociobiologie heeft sterke seksistische en racistische kenmerken en het komt velen zeer goed uit om over hun verderfelijke politieke opvattingen een wetenschappelijk sausje te gieten.
Eidylon: Het is zeer betreurenswaardig dat de sociobiologie op deze wijze wordt misbruikt.
Xenidrin: Vanwege de mogelijkheid dat de sociobiologie op deze manier kan worden misbruikt, zouden de sociobiologen zich zeer terughoudend moeten opstellen.
Eidylon: Nee. Beslist niet. In dat geval verwar je het wetenschappelijk onderzoek met de gevolgen van dat wetenschappelijke onderzoek.
Wetenschappelijk onderzoek is gericht op het vergroten van onze kennis. Het gebruik van de wetenschap roept vragen op die op een ander terrein liggen. Je kunt het de sociobiologen niet verwijten dat hun inzichten door racistische groeperingen worden misbruikt.
Xenidrin: In sommige gevallen zijn de consequenties zo omvangrijk dat dit verwijt terecht is. Bijvoorbeeld de ontdekking van kernsplijting. Vooraanstaande fysici realiseerden zich terstond dat er nu een zeer krachtige bom mogelijk was. De fysicus Leo Szilard riep de fysische gemeenschap in 1939 dan ook op tot geheimhouding van het onderzoek.
Eidylon: Geheimhouding is nog geen verbod.
Xenidrin: Ook dat heeft zich voorgedaan in de geschiedenis van de wetenschap. In 1975 besloten de recombinant-DNA onderzoekers vrijwillig tot een tijdelijk stopzetten van hun onderzoek vanwege de onoverzienbare risico's van dat onderzoek.
Eidylon: Dat moratorium is inmiddels al lang opgeheven en het recombinant-DNA onderzoek floreert als nooit tevoren.
Xenidrin: Het recombinant-DNA onderzoek heeft nog geen aanwijsbare schadelijke gevolgen gehad voor de mensheid, de sociobiologie wel.
Eidylon: De sociobiologische kennis kan even goed voor de emancipatie van de mens worden gebruikt. Wanneer de sociobiologen onomstotelijk zouden hebben aangetoond dat mannen een licht genetisch voordeel hebben ten opzichte van vrouwen, dan kan dit door allerlei maatregelen worden gecompenseerd.
Xenidrin: Wetenschap kan inderdaad ten goede en ten kwade worden gebruikt. Dat is de broodmes-filosofie: je kunt met een mes een brood snijden of iemand dood steken. Omdat je iemand met een mes kunt vermoorden, betekent dat nog niet dat je geen messen moet maken. Maar deze broodmes-filosofie is boerenbedrog: er zijn bepaalde takken van wetenschap die er uitsluitend op zijn gericht de technische vernietigingsmogelijkheden van de mens te perfectioneren. Dergelijke wetenschap is moreel verwerpelijk.
Eidylon: Zou jij, wanneer dat in je macht hadgelegen, het werk van Enrico Fermi hebben stopgezet?
Xenidrin: Je bedoelt de man die de eerste kettingreactie tot stand bracht?
Eidylon: Ja. Fermi deed fundamenteel onderzoek voor de bom. In 1942 realiseerde hij de eerste kettingreactie en drie jaar later werden Hiroshima en Nagasaki verwoest.
Xenidrin: De gevolgen van het nucleaire onderzoek zijn eerder catastrofaal dan gunstig voor de mensheid gebleken. De fysici hadden dit onderzoek niet moeten doen. We zouden dan in een betere wereld zonder kernwapens leven.
Eidylon: Is dat niet buitengewoon naïef? Iemand zou dat onderzoek toch gedaan hebben. Alles wat technisch mogelijk is, wordt op den duur gerealiseerd.
Xenidrin: Wanneer alle fysici ter wereld gekenmerkt waren geweest door het morele verantwoordelijkheidsbesef van Max Born, die principieel weigerde zijn kennis in dienst van de oorlog te stellen, dan zouden er geen kernwapens zijn geweest.
Eidylon: Zou je ook het werk van Hahn en Strassmann hebben stopgezet?
Xenidrin: Nee, want niemand kon voorzien dat zij de kernsplijting zouden ontdekken. Dat was voor iedereen een volkomen verrassing. Zodra de splijting ontdekt was, hadden de fysici zich echter moeten bezinnen op de consequenties van hun ontdekking. Dit is het Frankensteinse dilemma van de wetenschapper: het risico is altijd aanwezig dat er een monster wordt geschapen in plaats van een mens.
Eidylon: Maar dat risico is onvoorspelbaar.
| |
| |
Xenidrin: Vaak wel. In sommige gevallen ligt het echt heel duidelijk. De sociobiologie is daadwerkelijk misbruikt.
Eidylon: Maar niemand kan voorzien wat de vruchten van de sociobiologie zullen zijn. Door de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis zijn we bevrijd van bijgeloof, pseudowetenschappen en religie. Onze beheersing van de wisselvalligheden van de natuur hebben we te danken aan de wetenschap. Het uitbannen van talloze ziekten kunnen we op rekening schrijven van de wetenschap. En deze ontwikkeling is nog maar net begonnen. De wetenschap heeft een gigantisch bevrijdend potentieel. Er bestaan nu meer dan 100.000 wetenschappelijke tijdschriften, waarin meer dan een half miljoen wetenschappers verslag doen van hun onderzoekingen. Er worden elk jaar zo'n 200.000 nieuwe wiskundige theorema's gepubliceerd. Van alle wetenschappers die ooit hebben geleefd is nog 80 à 90 procent in leven. De wetenschappelijke inspanning is gegroeid van een op de miljoen mensen tot 1 à 2 op de duizend mensen; een verduizendvoudiging. Deze wetenschap zal grote successen blijven boeken: de biowetenschap en biotechnologie zullen een grote bloei doormaken; de informatica zal een steeds grotere rol gaan spelen in onze samenleving; er zullen nieuwe energiedragers worden gevonden; het probleem van de elementaire deeltjes zal worden opgelost; mogelijk zal de ontsluiering van het geheim van de quarks een schone en onuitputtelijke energiebron opleveren; de volledige genetische code zal worden ontcijferd; erfelijke afwijkingen zal men kunnen corrigeren en wie weet zal men er in slagen onze agressie, dat overblijfsel van een lang vergeten evolutie, definitief onder controle krijgen.
Xenidrin: De vruchten van de wetenschap en technologie zullen bitter en wrang zijn en wanneer wetenschap en technologie niet onder controle worden gehouden leiden tot de ondergang van de mensheid. De ruimte zal volledig worden gemilitariseerd, krachtige laserstraalwapens zullen worden geïnstalleerd en het reeds zo kwetsbare machtsevenwicht zal door de ontwikkeling van deze anti-raketwapens ernstig worden bedreigd. Wanneer de mensheid niet ten onder gaat aan een totale kernoorlog, dan blijft ons een wereld die volledig vergiftigd is met de produkten van de wetenschap en technologie. Bossen zullen afsterven, poolkappen zullen smelten, grond zal vol gif zitten, de ozonlaag zal worden aangetast. Kortom: het gehele aardse ecosysteem zal door de mens worden verwoest. En zo zal de mens, die gekenmerkt werd door een wildgroei van zijn hersenen, via de wetenschap en technologie die door zijn enorme hersencapaciteit mogelijk werd, de ondergang van zijn eigen planeet bewerkstelligen.
Met dank aan de Eidyloni Maarten van den Broek en Rob Fastenau en de Xenidrini Aart van Gorkum en Geert Verbong.
| |
Literatuur:
David Barash, Het dwingende fluisteren. Een sociobiologische verkenning van de mens, Becht, Amsterdam, 1981. |
Francis Crick, De oorsprong van het leven op aarde, Bert Bakker, Amsterdam, 1983. |
Richard Dawkins, Het zelfzuchtig erfdeel, Bruna, 1976. |
Charles Darwin, On the origin of species, Harvard University Press, 1981. |
Adrian J. Desmond, De warmbloedige dinosauriers. Een nieuwe kijk op de prehistorie, Fontein, Baarn, 1978. |
Donald C. Johanson en Maitland A. Edey, Lucy. Het begin van de mensheid, Veen, 1982. |
Richard E. Leakey, Op het spoor van de mens, Spectrum, 1981. |
Charles J. Lumsden & Edward O. Wilson, Promethean Fire. Reflections on the Origin of Mind, Harvard, 1983. |
Ashley Montagu, Agressie: aangeboren of aangeleerd?, Bruna, 1978. |
Ashley Montagu (ed.), Sociobiology Examined, Oxford, 1980. |
Alan Moorehead, Darwin and the Beagle, Penguin, 1969. |
Natuur & Techniek, De evolutie van de mens. De speurtocht naar ontbrekende schakels, 1981. |
Karl R. Popper, The Open Universe. An argument for indeterminism, Hutchinson, 1982. |
I. Prigogine, From Being to Becoming, Freeman, 1980. |
Karel van het Reve, Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes, Van Oorschot, 1979. |
Frans de Waal (red.), Sociobiologie ter discussie, Bohn, Scheltema & Holkema, 1981. |
Frans de Waal, Chimpansee-politiek. Macht en seks bij mensapen, Becht, Amsterdam, 1982. |
Edward O. Wilson, Sociobiology. The Abridged Version, Harvard, 1980. |
Edward O. Wilson, De gouden koot, Elsevier, 1979. |
|
|