Mijn conditie is de tegenovergestelde. Het is aanvaard dat weinige van mijn onderdelen op zichzelf ernstig genomen kunnen worden. Dat zij niet voortdurend bespot worden danken zij voornamelijk aan mijn handigheid in het combineren, waardoor buitenstaanders niet gauw weten waar zij aan toe zijn. A blend of choice human qualities. Of niet zo choice.
Let eens op mijn ongeloof en irritatie als er een invalide op het fietspad loopt, moeizaam in kwartcirkels vooruit met een stijf been en een metalen stok.
Gewoonlijk hoor ik de stem in mij die beweert: dat hoeft niet zo, hij stelt zich aan, hij heeft geen zin om door te bijten en gewoon te doen, hij is liever een lastpak op het fietspad.
Andere stemmen in mij hebben meer hart of weten beter, vooral na de aanval van een jichtige kwaal in mijn voet van de winter, toen ik mij alleen langzaam kon voortbewegen als een geheimzinnig standbeeld.
Het staat niet vast welke stem het laatste woord heeft. Waarschijnlijk de agressieve. Die stookt ook tegen mijzelf. Als ik die voet optilde en geen pijn voelde dacht ik: kijken of hij zich nog aanstelt als hij neerkomt.
Misschien wendde die man in het jasje zich af niet om wat ik zei maar omdat hij kon zien wat erachter zat.
Het gaat gewoonlijk zo, of het gebeurt nogal eens, of ik heb verscheidene malen beleefd - in ieder geval was het gisteren zo dat na een borreltje van een groep in een café de vrouwen, al zijn ze voor de gelijkheid van de geslachten en hebben ze eigen inkomens, zonder discussie aanvaardden dat de mannen afrekenden. Kwam het doordat ze, mild onder de invloed van de drank, bereid waren ons een keer de oude illusie van superioriteit te gunnen? Zij zouden moeten beseffen dat het genoegen daarvan niet opweegt tegen de gekwetste zuinigheid - maar de traditie van niet zeuren over een paar tientjes is de sterkste, en zo worden de borreltjes weer betaald.
Die vrouwen doen mij denken aan mijzelf in de eerste jaren toen ik Sinterklaas doorzag, en daar in bepaalde kringen onomwonden over deed maar thuis gereserveerd, in het besef dat promotie tot ongelovige volwassene kosten en lasten zou meebrengen.
Maar hoe vaak heb ik die onwil om te betalen geconstateerd? Wie dat niet precies weet raakt al in zijn eerste zin in de war bij het vooruitzicht van de uitzichtloze debatten waarmee in manvrouw relaties de onzekerheid bestraft zal worden: jij zegt altijd dat iets gewoon is als het een enkele keer voorkomt - hoe vaak heb je het beleefd - en wanneer was dat - bedoel je de keer toen er zeven mannen waren en twee vrouwen van wie de een twee biertjes en de ander een tonic had gedronken?
Ik weet het niet. Gisteren was het in ieder geval zo. O nee, want dat zat anders dan ik zeg.
Ik weet het dus niet.
Bij goed opletten blijkt dat ik naar akteurs die onbehoorlijke of ongeschikte of ongevoelige personen uitbeelden nog altijd zit te luisteren in de waan dat zijzelf, de schrijver, eigenlijk alle toeschouwers en in ieder geval ook ik vereend zijn in een zuiverheid van karakter van waaruit wij zulke personen afwijzen.
Pas bij nadenken komt het vermoeden op dat de akteurs, de schrijver, de meeste toeschouwers en ik even onbehoorlijk zijn, of iets meer of iets minder, maar zeker niet zoveel dat wij een andere morele klasse vormen.
Het is een kopie van de daagse praktijk. Wanneer A. zegt ‘B. is aardig’ of ‘C. is een rotzak’ voel ik mij met A. vereend in zuiverheid van karakter. Wij zijn aardig, en ik blijf het altijd, anders dan A. die waarschijnlijk nog eens door de mand valt, zoals ik in gesprek met C. zal constateren.
De lijst van waarderingen moet dagelijks bijgewerkt worden. Het oordeel heeft de substantie van een zeepbel. Als je alle bellen doorprikt sta je in een strenge heldere wereld waar de scheidingslijnen van aardig en niet-aardig dwars door de personen heenlopen.
Maar de bellen worden opnieuw geblazen, en wie zichzelf niet telkens op de vingers tikt gelooft er al gauw weer in. De actrice die de ijzige Lady Cynthia speelt kijkt stug niet omdat zij zo is maar omdat zij de afkeurenswaardigheid van het karakter vertoont. Als wij zaten te praten zou zij zeggen ‘Isn't she awful’, want zij is aardig, en ik ben aardig, en dan komt er iemand binnen die ook aardig is en vraagt of wij thee willen.
Eergisteren belde een achterbuurman op om te vragen of ik volhardde in de beschuldigingen die ik in samenwerking met andere buurtbewoners tegen hem ingebracht had. Wat voor beschuldigingen? Van heroïnehandel en verwante activiteiten; om bewijsmateriaal in handen te krijgen hadden wij in onze tuinen belichtingsapparatuur opgesteld, waarmee hij werd bespionneerd en zijn gedachten afgetapt werden, zodat hij geleegd was.
Gistermorgen vond ik dat de emaille beker die altijd 's nachts naast mijn bed staat met water een lichte bittere smaak aan de rand had. Het eerste wat bij mij opkwam was: zou het de achterbuurman zijn die, door de open balkondeuren binnengedrongen, een giftige stof aan mijn beker gesmeerd had?
Zo'n hypothese houdt het maar een seconde uit. Dan wordt hij onaannemelijk verklaard, maar het duurt een tijd voor hij geheel vernietigd is. Zelfs nu onder het schrijven: is het totaal ondenkbaar dat...
Plus on est de fous, plus on rit.