ven raakt onder een overdaad aan nondescripte creativiteit. Overal zijn we omringd met die karakteristieke moderne kunstwerken die men in één oogopslag weer vergeet. We worden gesmoord in de pathetische resultaten van een onthutsende artistieke activiteit. Zovelen doen oprecht hun best mij te vervelen! Maar wat kan men anders dan constateren dat om een willekeurig voorbeeld te noemen de jonge schrijvers van vandaag meestendeels enigszins puberaal, nogal bekrompen en in het algemeen tamelijk lachwekkend zijn? Het lukt hun telkenmale weer om boeken te schrijven zonder één enkel origineel idée kwijt te raken. Nu zal niemand mij horen uitroepen dat de thans vergrijsde vorige generatie auteurs zo hoogstaand was. Ik vraag mij slechts af waarom er nu nog jeugdigen zijn die romans willen schrijven. Zij kunnen niet gedreven zijn door prangende wereldproblemen, want hun perspectief is onveranderd dat van de zolderkamer uit de schooljaren. Over dichters wil ik het hier al helemaal niet hebben: dat zijn lieden die het zelfs niet lukt een hele regel vol te schrijven.
Maar wat meer is: waarom zouden de jongeren vandaag de dag nog beeldend kunstenaar willen worden? Iedere creatie, ieder object, ieder plan zal toch nooit meer boven het niveau van vormloze banaliteit kunnen uitstijgen. En waarom willen mensen in de bloei van hun leven nu eigenlijk op de planken staan? Zien ze niet dat ze hun tijd verdoen met vruchteloze inspanningen die niet meer zijn dan zouteloze pretenties doch abusievelijk artistiek worden genoemd? Dit alles is voor mij onbegrijpelijk en het bezwaart mijn gemoed een weinig. Slechts
Niemand heeft mij ooit in mijn gezicht een fanaticus genoemd, maar toch houd ik al lange tijd hardnekkig vast aan de overtuiging dat er betrekkelijk groot verschil bestaat tussen waarheid en leugen. Ook het verschijnsel dat er soms zeer veel leugens en andere onwaarheden worden verspreid, doet mij niet geloven in de ‘betrekkelijkheid’ van de waarheid. Noch word ik van mijn overtuiging afgebracht door de moeite die het soms kost de waarheid te vinden of doordat ik zelf vaak over onvolledige en suspecte gegevens ben gestruikeld.
Paul van 't Veer
Het andere nieuws in Nederland of: I.F. Stone heeft ongelijk, maart 1971.
de peilloze vroomheid waarmee de kunstenaars in zichzelf geloven is een verademing, in deze dagen van goddeloosheid en atheïsme.
Geenszins wil ik de nieuwe generatie creatievelingen op enigerlei wijze ontmoedigen. Ik kan hun slechts voor ogen houden dat er tegenwoordig twee manieren zijn om de status quo te ondersteunen: één is om kunstminnaar te zijn, de ander om kunstenaar te zijn. De hedendaagse samenleving weet zich geschraagd door de lompe zuilen van de vastgeroeste kunstzinnigheid. Ah, l'ennui de l'art, l'angoisse de la culture! Chaque fois on lit un poème, regarde une peinture, visite un théâtre, on assiste à un crime!
Moderne kunst is uiteindelijk niets anders dan een produkt van een tragisch gebrek aan zingeving. Lieden die geen lust meer gevoelen de uitdaging van de huidige perspectiefloze existentie aan te gaan, kiezen de gemakkelijkste weg en worden kunstenaar. Dat is te billijken, wellicht. Waarom zou men nadenken, als het zoveel makkelijker is om je met kunst bezig te houden. De opvatting la pensée console de tout is in ieder geval een ongelukkig misverstand. Denken is voorbehouden aan de dommen, denk ik.
En als men dan alles heeft gehad stuit men op die klontering zeloten die ijveren voor de oprichting van een televisiezender die louter en alleen cultuur moet gaan rondstralen. Het Derde Net. In beginsel kan ik daar wel om lachen. Bovendien heeft dit initiatief één zeer innemend aspect. Het gaat hier niet om idealistische jongelingen, doch slechts om bejaarde kunstminnaars die nog hun laatste kans willen grijpen om ongestoord in de Kindergarten te mogen spelen. ‘Een beetje cultuur, mag dat alsjeblieft?’ Ik kan nauwelijks wachten tot het zover is. Vast en zeker wordt dat Derde Net een verfrissende mélange van instructieve ijdeltuiterij en verrijkende verveling.
‘Een beetje cultuur, mag dat alsjeblieft?’ De Jehova's getuigen van de kunst hebben hun zingevingsproblematiek treffend weten te verwoorden.
By Jove, I can stand brute force, but brute culture is quite unbearable. It's hitting below the intellect.
Tenslotte is er nauwelijks een excuus om kunstenaar te worden, en werkelijk geen enkel om kunstminnaar te zijn. Mijn goedheid, men zou met Horatius elk van deze lieden willen toevoegen: lusisti satis, edisti satis, atque bibisti; tempus abire tibi est! Maar ik zeg niets, en denk nog minder. Omdat ik gelijk heb zwijg ik als het graf.
Seul le silence est grand, tout le reste est faiblesse.