Hollands Maandblad. Jaargang 1984 (434-445)
(1984)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Elites en tegen-elites
| |
[pagina 15]
| |
gens kunnen de meest uiteenlopende hoedanigheden tot aanzien leiden: van tovenarij tot taalbeheersing, van geleerdheid tot ouderdom, herkomst of huidskleur. Geneeskracht zal er in bijna alle maatschappijen wel toe behoord hebben. Zelfs binnen één samenleving ziet men soms opvallende verschuivingen. Stond in Nederland het beroep van beroepsofficier dertig jaar geleden nog hoog in aanzien, voor het heden geldt dat niet meer. En natuurlijk zijn er veel twijfelgevallen. Hoe staat het met filmsterren? met TV-presentatoren? Hun prestige, dat er ongetwijfeld is, lijkt even onmiskenbaar wat ambigu. Nauw verbonden met de categorie van de status-elite is de categorie van de culturele elite. In een land als Nederland bestaat zij vooral uit wetenschapsmensen, kunstenaars en godsdienstige leiders. Daarin is nog steeds Mannheims driedeling van de culturele elite te herkennen: intellectuele (‘erkennende’), artistieke en religieuze elite. Het gaat hier om de meest getalenteerde of vooraanstaande individuen op bepaalde geselecteerde gebieden. De waardering is dus om te beginnen sterk individueel, sterker dan in de vorige gevallen, waar het steeds primair om groepen ging. Prestige speelt een dubbele rol: enerzijds in de selectie van de gebieden (balletkunst wel, koorddansen niet; wiskunde wel, voetballen niet), anderzijds in de selectie van de representanten. In dat laatste geval moet de waardering echter wel met capaciteiten of prestaties samenhangen. Dat was bij de status-elite niet noodzakelijk het geval. Een ander verschil met de vorige categorie is, dat het met de culturele elite verbonden aanzien in sterke mate een aanzien van hogerop is. Het zijn vooral de elites, die bepalen wie en wat tot de culturele elite behoort. De status-elite daarentegen is in beginsel een elite-vorming van onderop, zoals aangegeven. Bepaalde sectoren van de culturele elite (economen; technici) zijn trouwens minstens even sterk met de machtselite als met de statuselite verbonden. Interessant zijn de pogingen die gedaan zijn om de specifieke maatschappelijke functie van culturele elites te omschrijven, afgezien van het evidente feit dat zij op grond van hun technische kennis zo nuttig kunnen zijn. Mannheim schreef hun de taak toe de in een maatschappij na aftrek van het noodzakelijke werk nog beschikbare psychische energie te sublimeren.Ga naar voetnoot3) Suzanne Keller vertrouwde hun meer in het bijzonder de zorg toe voor de integratie, de traditie en het evenwicht van een maatschappij.Ga naar voetnoot4) Vaak ook wordt hun een speciale taak toegedacht met betrekking tot het zelfbeeld en het identiteitsgevoel van een samenleving. Alle vier tot nu toe vermelde soorten van elites functioneren binnen de samenleving als geheel, zij het soms in het verborgene. Zij Er zijn, goddank, in het leven zekere invarianten, die bijna altijd betrekking hebben op het midden van iets. Neem een woordenboek, dik of dun, goed of slecht, sla het in het midden open en U komt uit bij de letter M. Neem een mensenleven, kort of lang, gelukkig of ongelukkig, en kijk naar het middelste levensjaar: U hoort hem zeggen ‘ik word oud’. dragen verantwoordelijkheden, hebben invloed, vervullen functies, spelen rollen, geven leiding, wekken bewondering of afgunst binnen de gehele samenleving waar het over gaat (een stam, een volk, een staat, of wat ook). Zij zijn wat men genoemd heeft strategische elites. Daarnaast staan de deel-elites (de ‘segmental elites’). Daartoe behoren in de eerste plaats de groepselites (mijn vijfde categorie). Zij omvatten de leiders en de voortrekkers van professionele groeperingen. Pareto verdedigde zelfs dat èlke tak van menselijke activiteit zijn eigen elite heeft, bestaande uit hen die deze activiteit het beste verrichten. En volgens hem zou de gehele maatschappelijke elite eenvoudig bestaan uit de optelling van al deze groepselites (binnen welk geheel verder alleen de regerende elite een bijzondere rol zou spelen). Maar dit uitgangspunt beperkt aan de ene kant het elite-begrip te veel tot elites op basis van prestaties, wat immers voor de welstands- en de status-elites al niet zonder meer geldt, terwijl het aan de de andere kant het elite-begrip veel te ruim neemt. Het is waar, dat veel takken van activiteit een eigen elite-vorming hebben. In andere gevallen echter, speciaal wanneer er geen openbare competitie of zelfs maar vergelijking mogelijk is, ontstaat die elite-vorming niet. Kan men zeggen dat er een elite is onder de fietsenmakers of de postbodes, in de door Pareto bedoelde zin? Als er al elite-vorming optreedt, dan in andere zin, bijvoorbeeld doordat sommige leden van deze groepen als belangenbehartigers of als voortrekkers gaan optreden. Onder advocaten, chirurgen, dominees, acteurs, veehouders en sportlieden e.d. ligt het duidelijk anders. Op één of andere manier treedt hier onderlinge vergelijking op, en er gaan zich individuen onderscheiden die de betreffende activiteit het beste of het meest succesvol beoefenen. Daartussenin liggen allerlei twijfelgevallen: sommige groepen van ambtenaren, de kleinhandel enz. | |
[pagina 16]
| |
Toch kan zelfs niet in alle gevallen waarin competitie en vergelijking ondubbelzinnig aanwezig zijn, van elite-vorming in de normale betekenis gesproken worden. Daarvoor is ook nodig dat de betrokken activiteit door de samenleving als geheel gebillijkt of althans aanvaard wordt. Competitie in de onderwereld kan leiden tot een hiërarchie onder de leden van één of andere misdadigersgroep, en men kan dat ironisch of overdrachtelijk elitevorming noemen. Maar een echte maatschappelijk groepselite ontstaat daaruit pas wanneer de groep zelf als zodanig wordt aanvaard, dat wil zeggen wanneer grote delen van de samenleving het bestaan van deze misdaad accepteren. Zodoende kunnen Mafia-leiders onder zekere omstandigheden beschouwd worden als een groepselite, en te meer als zij bovendien behoren tot, of toegang hebben tot, de machtsof de bezits-elite. Voor misdaad-groeperingen in het algemeen geldt het zeker niet. Een interessante categorie vormde indertijd de zogeheten arbeiders-elite. Verschillende overwegingen speelden in deze benaming mee: het desbetreffende werk eiste scholing, de lonen waren relatief hoog, men slaagde erin rechten te bedingen die anderen nog niet hadden, en men trad op als voortrekker in de arbeidersbeweging. Aangezien de wereld van de arbeiders goeddeels buiten het gezichtsveld van de toen heersende elites lag, was deze arbeiders-elite tegelijk een voorbeeld van wat ik als laatste elitesoort wil noemen: Het type van de alternatieve of de tegen-elite. Daaronder vallen al die groepen en indivi- ‘Het leven is vergankelijk’, dacht de aardbei, ‘Ik heb altijd al geweten dat dit komen zou. Desalniettemin moet ik op een of andere manier het naderende onheil zien af te wenden.’ Zijn familieleden, overal in het rond, hoorde hij afscheidswoorden mompelen. Ze deden dat expres op gedempte toon; eigenlijk schaamden zij zich ervoor wanneer de plukkers hun droefenis bemerken zouden: ‘Tot ziens hoor, misschien zien wij elkaar in het hiernamaals weer. Je kan immers nooit weten. Sommige vruchtenschalen zijn zo groot, daar gaan wel 200 van ons tegelijk op. Tot ziens, Oom Veelpit; ik wens U het allerbeste. Wellicht verdwijnen wij in hetzelfde keelgat.’ duen die een vooraanstaande plaats in één of andere tegenbeweging innemen: tegen het ‘regentendom’, tegen het heersende politieke systeem, tegen de orthodoxe manier van denken op één of ander gebied (zij het de godsdienst, de wetenschap, de economie, of de defensie). Voorbeelden van de vorming van zulke alternatieve elites zijn er in Westelijke landen sinds de laatste twintig jaar te over, zoals in de milieubeweging, in het verzet tegen de kernbewapening, in enkele politieke partijen, in de kerken, enz., en in een behoorlijk aantal gevallen hebben zij het pleit gewonnen en zijn zij de machts- of de culturele elite binnengedrongen. Zo lang zo'n overwinning er nog niet is, nemen alternatieve elites een merkwaardige plaats in. Aanvankelijk mogen zij op gewone groepselites lijken, zij onderscheiden zich daarvan al snel doordat de groepering, die zij vertegenwoordigen, en dus ook hun eigen optreden, zich tegen een bestaande heersende trend afzet en een ondermijnende uitwerking daarop heeft. Zij verstoren een evenwicht. Zij maken de samenleving in eerste instantie meer complex, en het eind kan zijn dat zij haar blijvend een ander gezicht geven, met ingrijpende veranderingen in de samenstelling en het functioneren van de strategische elites. Bij de zuivere groeps-elites is daarvan in het algemeen geen sprake. Alternatieve elites kunnen, bij het ontbreken van succes, overigens wel in een groeps-elite overgaan. De samenleving assimileert dan de oorspronkelijke alternatieve groep, en de laatste ontwikkelt zich tot een factor (bijv. als een nieuw specialisme) binnen een geheel, dat een nieuw evenwicht heeft bereikt. Merkwaardig is de positie van de leden van een alternatieve elite ook in zoverre, dat hun doelstellingen aanvankelijk niet als legitiem worden erkend. Wat onderscheidt hen dan van diegenen, die prominent zijn in een niet-aanvaarde activiteit en die om precies deze reden geen elitestatus krijgen? Ik vermoed dat het hier om twee verschillende vormen van niet-aanvaarding gaat. Alternatieve groepen en hun elites doen een beroep op wat zij als het beste in het heersende normensysteem beschouwen. Zij beschouwen de samenleving als vervalst, verwrongen, of op een dwaalspoor gebracht, en willen door hun actie en voorbeeld laten zien hoe deze weer in een beter spoor gebracht kan worden. Hun beroep op de samenleving is daardoor nogal indringend, reacties kunnen daardoor ook heftig zijn, maar er ontstaat meestal wel vrij snel en onvermijdelijk een wederzijdse betrokkenheid of zelfs symbiose, waardoor van niet-erkenning al spoedig geen sprake meer kan zijn (aangenomen uiteraard, dat de alternatieve groepering zich handhaaft, en dan nog hoeft het niet: zie verderop). Iets dergelijks doet zich bij de eerder besproken niet-geaccepteerde groeps- | |
[pagina 18]
| |
elite niet voor. Behalve merkwaardig is de positie van alternatieve elites ook belangrijk. Zij vervullen een essentiële rol bij de handhaving en de aanpassing van de samenleving. Men zou kunnen denken dat het bestaan van alternatieve groeperingen daarvoor voldoende is, en dat de bijbehorende tegen-elites overbodig zijn. Het lijkt echter nauwelijks te ontkennen dat de invloed van die alternatieve groeperingen heel wat geringer zou zijn wanneer daarbinnen geen elite-vorming zou optreden. Die tegen-elites eerst kunnen ervoor zorgen dat aan het alternatieve gezichtspunt recht wordt gedaan, met alles wat dat aan concrete verbeteringen impliceert, en in het uiterste geval maken zij vreedzame machtswisselingen mogelijk. Dit althans zijn de gunstige mogelijkheden, die in sommige optimistische visies ook praktisch de enige zijn. Maar er zijn uiteraard ook ongunstige aflopen denkbaar: alternatieve elites kunnen hun goede zaak aan de heersende machts-elites verraden, of hun zaak zelf kan helemaal verkeerd zijn. Op welke wijze alternatieve elites in een samenleving kunnen opereren hangt sterk af van de tolerantie binnen die samenleving, en van die van de machtselite in het bijzonder. Op zijn beurt is dat weer verbonden met de mate van open- of geslotenheid van de reguliere elites. Zou het kenmerk van kunst alléén maar zijn dat het ingewikkeld is? Zou expressiviteit niets anders zijn dan het effect van willekeurig geconditioneerde reflexen? Om het simpel te stellen: zou de enige reden waarom in deze atonale tijden nog steeds een mineurwijsje als droeviger beschouwd wordt dan een vergelijkbaar majeurwijsje, hierin gelegen zijn dat b.v. de eerste man die iets in mineur zong op dat moment toevallig kiespijn had of iets anders dat de hangspieren van mond en ogen bespeelde? Als dat eerste mineur een beetje aansloeg werd het onvermijdelijk geassociëerd met de chagrijnige trekken van de uitvinder. Als de man toevallig toen in majeur had gezongen zouden we nu schreien bij het roodborstjetik. Misschien is het net zo'n probleem als van het kiezelsteentje in Zwitserland, dat wanneer het 5 cm naar links zou hebben gelegen oorzaak zou zijn geweest van het stromen van de Rijn naar de Oostzee. Machtselites kunnen wat dat betreft zeer variëren, welstandselites zijn vaak betrekkelijk gesloten door de nogal grote betekenis van overerving in de meeste gevallen, culturele elites daarentegen zijn sinds een paar eeuwen (en misschien al veel langer) betrekkelijk open. De laatste vooral spelen om die reden een belangrijke rol in de maatschappelijke doorstroming. Maar het maximum van openheid is vermoedelijk de statuselite op basis van ouderdom.
Algemeen gesproken maakt het voorafgaande een paar dingen wel duidelijk. Elites komen in velerlei vormen voor. Het is zaak de ogen daarvoor open te houden. En er zou heel wat vernuft nodig zijn om aan te tonen dat moderne maatschappijen zonder elites kunnen voortbestaan. Gegeven de ingewikkeldheid van die maatschappijen, en gegeven de verschillen tussen mensen onderling, is het bijkans onvoorstelbaar. Zeker, sommige categorieën zouden kunnen verdwijnen, en de modaliteiten zijn vatbaar voor verandering. Protesteren tegen elites in het algemeen is echter zoiets als protesteren tegen de bloedsomloop. De vraag kan nauwelijks zijn òf men elites wil, maar hoogstens (en minstens!) welke men wil en hoe men ze wil. Men zou eventueel kunnen verdedigen dat het begrip elite alleen toepasselijk is wanneer de betreffende groep in hoge mate gesloten is. Dat is ook wel gedaan. Maar het ligt om minstens twee redenen minder voor de hand. Ten eerste is het elite-begrip indertijd ingevoerd als een tegenhanger van het klasse-begrip, waarbij elites juist opener voor capabele individuen waren dan heersende klassen. In de tussentijd is het elite-begrip zeker veranderd, maar het verdient geen aanbeveling die openheid per definitie te schrappen. Ten tweede zou er dan eenvoudig een nieuw woord bedacht moeten worden om de open leidende groepen aan te duiden, die men wèl wil. Wat is de winst? Men zou kunnen stellen, dat het aanbeveling verdient de samenleving in een groot aantal sectoren in te delen, en elitevorming slechts per sector te gedogen, en meer in het bijzonder ook te ‘verbieden’ dat elites binnen één sector gezag krijgen binnen een andere.Ga naar voetnoot5) Ook dit lijkt nogal onrealistisch. Dan is het altijd nog kansrijker de democratie tegen ongewenste elitevorming te willen beschermen via de openljke maar vreedzame wedijver tussen elkaar bestrijdende elites, zij het binnen het heersende politieke systeem of deels (vooralsnog) daarbuiten. Alternatieve elites kunnen, juist op cruciale momenten, in dat proces een belangrijke rol spelen. Zeker vereist het een behoorlijke mate van openheid van de betrokken elites (zowel wat toegankelijkheid als attitude betreft) en een zekere gemeenschappelijkheid van doelstelling. Dat zal wel nooit ten volle gerealiseerd | |
[pagina 19]
| |
Harpijen
zijn, en mogelijk waren de grote voorstanders van dit model van democratie en democratisering (onder wie bijv. Raymond Aron) hierin wat te optimistisch. Maar het is waarschijnlijk heel wat reëler dan de andere modellen.Ga naar voetnoot6) Dit waren, naast de feiten, al een aantal veel gehoorde wenselijkheden. En wat dat betreft dringt zich ook wel minstens één algemene slotsom op, haast triviaal misschien, maar wel fundamenteel: sommige elites deugen, andere niet. Er is geen sprake van dat ze en bloc verwerpelijk zijn (naar mijn indruk ook de bezitselites niet), en geen enkel type is bij voorbaat iets moois (beslist ook het alternatieve niet). Bij alle treurigheid, die het succes van de Centrumpartij met zich mee brengt, is er tenminste dit gunstige effect: het maakt een aantal populaire naiviteiten voor een tijdje onmogelijk. Daartoe behoort ook de illusie dat een alternatieve groepering met haar eigen kandidaat-elite per se beter is dan het establishment. Iedereen kon het weten. Ten slotte is Hitler ook vanuit een tegenbeweging aan de macht gekomen. Maar zulke dingen worden graag vergeten. En dat wil zeggen dat er met betrekking tot de elite-kwestie misschien toch niet alleen maar een adempauze optreedt, hoe opvallend die op zichzelf ook is. De duidelijke noodzaak om elites en elite-opvattingen tegen elkaar af te wegen (erkende en niet-erkende, reële en wenselijke, aanvaardbare en verwerpelijke) wijst daarop. Alles bij elkaar kan het ertoe leiden dat de kortzichtige anti-elitaire opvattingen van nog slechts tien jaar geleden tot het verleden behoren. En als de elite-kwestie weer een belangrijk twistpunt wordt, dan zal het dus gebeuren met meer zorgvuldigheid, en vooral met meer besef van wat er op het spel staat, dan in de vorige ronde. |
|