[438/439]
De beginselen, 1959-1984
K.L. Poll
Dit blad zal vaker verwijzen naar een goed humeur dan naar een slecht. De schrijvers zullen gemeen hebben, dat zij zich als twijfelaars beschouwen tegenover de zelfverzekerde praters over ‘Westerse waarden’, als conservatief tegenover de kwekers van een vijf minuten voor twaalf stemming, als conformist tegenover de schelders zonder goede manieren, als negatief tegenover de zoekers naar een positief geluid, als individualist tegenover ieder groepsbelang. Zij houden niet van het mengsel van zelfbeschuldiging, goed vertrouwen en kwade trouw, dat men aantreft bij de voorstanders van een derde weg. Zij zullen zich zo goed mogelijk verweren tegen de verschillende vormen van nationalisme: de verslaving aan het eigen land, aan de eigen tijd en aan de eigen overtuigingen. Ook het op zijn kop gezette nationalisme, de gestolde bewondering voor andermans land, andermans tijd en andermans overtuigingen, taxeren zij als gevaar.
Een vraag die in dit tijdschrift aan de orde zal komen is: hoe mengen zich belangen, moraal en ideeën. Wij geloven, dat de amateur eerder enige verheldering in deze driehoeksverhouding kan brengen dan de van eigen ondervinding losgeweekte specialist. Dat betekent niet, dat wij tabellen, systemen en beroepsjargon zullen negeren, maar wel dat wij deze hulpmiddelen met wantrouwen willen hanteren en beoordelen, in de overtuiging dat zij in de praktijk vaak dienst doen als rookgordijn, als frazen die de verschijnselen aan het oog onttrekken.
Na dit manifest is de weg vrij voor kalmer taal. Het tijdschrift is bedoeld als een literair-politiek weekblad, maar dan beide woorden gebruikt in de zin waarin ook Ter Braak en Du Perron literaire en politieke figuren waren. Wij willen deze twee namen graag met wat nadruk als voorbeeld vermelden, niet alleen omdat hun werk het karakter van dit weekblad zal beïnvloeden, maar ook omdat angst voor epigonisme een schichtigheid tegenover hen heeft veroorzaakt, die als rem fungeerde bij de doorwerking van hun denkbeelden en gezindheid na de oorlog.
De vorm van een weekblad is om verschillende redenen naar ons oordeel te verkiezen boven die van een maandblad. Een weekblad maakt het mogelijk effectiever aan te sluiten bij de actualiteit. Wij stellen ons voor, dat korte reacties op actuele gebeurtenissen in veel gevallen meer duidelijk kunnen maken over het ‘eigen gezicht’ dan lange beschouwingen. Bovendien is het voor de overzichtelijkheid en voor de continuïteit in de relatie tussen blad en lezer beter, dat men iedere week vrij weinig in de bus vindt dan iedere maand vrij veel. Ook als men de toekomstkansen van een tijdschrift als dit wil beoordelen in termen van behoefte en aanbod, lijken de vooruitzichten voor een weekblad rooskleuriger dan voor een maandblad.
Hoe opgewekt deze inleiding tot dusver ook klinken mag, de moeilijkheid zal steeds blijven: hoe vindt en animeert men de smalle groep mensen, lezers en schrijvers, van wie het bestaan van dit blad zal afhangen. Iedere sociale, politieke of religieuze groep, die het ondogmatisch gestemde individu slecht gezind is - en dat zijn zij allemaal - zal wel voldoende zin voor zelfbehoud hebben om dit tijdschrift, met of zonder zoveel woorden, in de ban te doen. Wij zijn dus aangewezen op enkelingen, die hun lidmaatschap van verschillende groepen wel toegeven maar er niet bijzonder mee ingenomen zijn (noch dat van andere ambiëren).
Bovendien hebben ook deze goedwillende enkelingen vrouwen, kinderen, ambitie en belangstellingen, die tot het kiezen van een beroep uitnodigen, dat wil bijna altijd zeggen tot de afschaffing van de amateurstatus. Bij het vervullen van functies in de maatschappij is gebondenheid niet te vermijden. Die loyaliteit hoeft niet altijd te leiden tot kwade trouw tegenover anderen, maar wel tot zwijgzaamheid, of tot ongevaarlijke algemene kritiek die geen enkele kans bederft. Lezers zullen in deze categorie wel in voldoende mate te vinden zijn, maar schrijvers misschien niet.
Toch zijn deze gebondenen in veel gevallen de enigen, die op hun gebied over voldoende kennis van zaken beschikken. De dilettant kan zijn intelligentie ongehinderd gebruiken, maar zijn ervaring schiet vaak tekort. Ook hij vervalt snel in algemeenheden, die dikwijls afstuiten op het harnas van feitenkennis van de specialist.
Ten slotte zal men er aan moeten denken, dat achter de fiere formules van een enkeling de rancunes van de maatschappelijk mislukte