Hollands Maandblad. Jaargang 1984 (434-445)

[p. 24]

Vliegers
Margrieta Jeltema

was je neus &
handen sanne
verre landen wonen
in de hoeken van de
kamer
palmbomen

aan tafel aan tafel
al het water van de zee &
al het water van de nacht
glijdt langs je ellebogen
je mouwen & je bord
je brood met hagelslag
zoveel water

ze draagt haar kinderen
op haar schouders &
in haar hoofd
een pop draag je met een
buik van wol ze draagt haar
armen vol
regen waait door de
kamer

‘...et au mitan du lit la rivière est
si profonde que tous les chevaux du
roi pourraient y boire ensemble...’

[p. 25]

 

er groeit ijs op het water

 

sneeuw bloeit op haar

 

zwarte jurk ze doet haar ogen dicht &

 

slaapt

 

onmiddellik

 

zo wou ze

 

tegen je aan slapen

 

wakker worden en inslapen

 

je bent haar naam vergeten

 

het liedje wat je zong

 

ze hoort de boten tegen je

 

gesloten wimpers op haar

 

kussen slaap je

 

 

 

vliegers waaien door de

 

ochtend tegen de wolken

 

tegen mijn handen

 

je haren

 

 

 

ik wil wel thee

 

ik wil wel wijn

 

ik wil wel brood & honing

 

ik wil wel slapen

 

in de morgen aan het water

 

al het water wat de boten

 

kunnen trekken

 

naar de zee

 

 

 

ik was me op het

 

balkon in de volle zon

 

liters licht over mijn gezicht

 

als je me zo kon zien