Hollands Maandblad. Jaargang 1984 (434-445)
(1984)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |
De zwaan in de Stadsschouwburg
| |
[pagina 22]
| |
toeschouwer kan bewerkstelligen: het tijdsverloop van de voorstelling, en daarmee samenhangend de dramatische handeling, valt samen met de tijdsbelevenis van de toeschouwer, al wijst de klok aan de decorwand zes uur in de ochtend aan en het polshorloge van een van de bezoekers tien uur in de avond.
Het Amsterdamse Theater Instituut is in het kostbare bezit van uit 1883 daterende knipselboeken waarin alle recensies en artikelen over toneelvoorstellingen uit dat jaar zijn verzameld. De voormalige eigenaresse heeft de bladzijden voorzien van schouwburg en datum en soms eigen bevindingen, alles geschreven in prachtige kalligrafische letters. Wie de moeite neemt de slechts met initialen ondertekende kritieken te lezen zal bij herhaling getroffen worden door een oordeel over al te poëtisch en literair toneel dat alles van doen heeft met de gespannen verhouding waarin toneel en literatuur tot elkaar staan. Over het serieuze repertoire dat aan het einde van de negentiende eeuw wordt gespeeld, merken de critici venijnig op dat het meer ‘literatuur is dan toneel, dat het toneelstuk in de stoel bij het zachte licht van de lamp genoten moet worden maar dat het ongeschikt is voor uitvoering op de planken’. De meeste toneelschrijvers van wie in die tijd stukken zijn gespeeld zijn inmiddels vergeten; ik wil alleen Vondel noemen omdat Adam in Ballingschap dank zij het Publiekstheater uit Amsterdam weer in de belangstelling staat. Men achtte deze tragedie - ‘Aller treurspeel treurspel’, zoals Vondel haar noemt - onspeelbaar. Waarom? Te weinig actie, zo schreven de kranten, te weinig dramatiek en amusement in tegenstelling tot de soepele variété- en revue-optredens waarvan het publiek moeiteloos kon genieten. Literair toneel, toneel dat te literair is of, zo men wil, literatuur die zich als toneel op de planken presenteert zonder de wetten van de dramaturgie te respecteren - dat toneel blijkt synoniem te zijn met ingewikkeld, hoogdravend, diepgaand, vervelend. Toneel moet de toeschouwers het wonder van de inleving verschaffen, van identificatie en mededogen met de held en verontwaardiging over alle slechte karakters die tegen hem samenspannen. We mogen de critici van toen niet al te zwaar vallen. Ook later vinden we in de officiële dagbladkritiek uitspraken van gelijke strekking. Ik zal volstaan met een kanttekening van H.A. Gomperts over, eveneens, Adam in Ballingschap die geciteerd is uit de bundel toneelkritieken De eend op zolder: ‘Theologische bezwaren hebben dit treurspel in Vondels tijd van het toneel gehouden. (...) Ook heeft als toneeltechnisch bezwaar gegolden dat de eerste drie bedrijven geen dramatische actie brengen, maar wel veel lyriek, veel theologie en langdradige discussies tussen duivels.’Ga naar voetnoot2.) Vanuit het oogpunt van toneel als definitie van actie en spanning, als een dramatisch verloop van handelingen is deze uitspraak te begrijpen. Zij is het echter niet voor degene die de literaire kwaliteit van een toneelstuk van even groot belang acht als de toneeltechnische. ‘Veel lyriek’ is allesbehalve een overtuigend argument tegen dit treurspel. Lezend in Adam in Ballingschap werd ik getroffen door de poëtische kracht van de beeldspraak en de betekenisvolle verrassingen die Vondels verzen blijken te bezitten, zodat ik me afvroeg wat er te ‘literair’ is aan dit drama en daarom ongeschikt voor een enscenering in de schouwburg. Lyriek krijgt door het toneel toch geen verbod opgelegd? De zwaan wordt toch niet verjaagd uit de theaters? We raken nu de kern van het probleem: er bestaat kennelijk, zowel onder critici als toeschouwers, een gemeenschappelijk idee over een literair geïnspireerd toneelstuk dat zich in de individuele bezigheid van het lezen laat genieten zonder dat regie en vormgeving een aanvaardbare voorstelling tot stand kunnen brengen. Een vergelijkbaar verschijnsel deed zich in het begin van het seizoen '82-'83 voor naar aanleiding van de première van Het chemisch huwelijk van Gerrit Komrij, in de regie van Gerardjan Rijnders gespeeld door Zuidelijk Toneel Globe. Niet zozeer de schrijvende pers als wel een deel van het publiek veroordeelde, zoals onder meer bleek uit ingezonden brieven in de krant, het stuk en de voorstelling. Men beschouwde Het chemische huwelijk als mislukt omdat de personages niet tot leven kwamen, er geen bevlogenheid en spanning van het toneel straalde en de taal te gekunsteld en onecht in de oren van velen klonk. Komrij's spel voor vijf heren was, kortom, meer een leesstuk dan een speelstuk waarin de personen van papier bleven. In honderd jaar is er niet veel veranderd als het gaat om de meningsvorming over het onduidelijke en omstreden grensgebied tussen toneel en literatuur. Als de zwaan zingt, zingt hij voor zichzelf. Als in een toneelstuk het taalgebruik door stilering of bijzondere zeggingskracht de voorstelling overheerst en een zelfstandige betekenis krijgt, dan struikelt het stuk op het toneel en blijven de personen niets meer dan ledenpoppen, povere marionetten van de taal, afhankelijk van poëzie en lyriek en niet van hun eigen emoties. Zo kan het verwijt van het toneel aan de literatuur het best omschreven worden. De waarheid is echter dat weinig gezelschappen een dramaturgie hebben ontwikkeld die literatuur, en poëzie, met toneel probeert te verzoenen. Hoopgevend zijn de pogingen van Maatschappij Discordia met Über die Dörfer, een complex en | |
[pagina 23]
| |
verheven literair werk van Peter Handke, Ton Vorstenbosch die Schandaal in Holland naar de gelijknamige roman van E. du Perron schreef en de uitvoeringen van Adam in Ballingschap en Het chemisch huwelijk. Poëzie en literatuur op het toneel vereisen respect voor de taal, aandacht voor nuances en verschillende betekenislagen. In de schouwburg moet een tekst evenzeer klinken als in het hoofd van de lezer wanneer hij zich over een passage buigt die rijk is aan schakeringen. Respect betekent niet de nederige dienstbaarheid van een regisseur aan de tekst, zijn persoonlijke stem is zelfs noodzakelijk, maar wel de erkenning dat toneel méér kan zijn dan uitsluitend actie. Het is de opdracht aan de regisseur de innerlijke gewaarwordingen van de personen in een al te ‘literair’ stuk te veruiterlijken en in relatie tot de andere spelers te brengen met behulp van, bijvoorbeeld, visuele middelen en vormgeving. De schrijverswereld van het boek of het gedicht verandert op de planken in een toneeltekst - een tekst die door acteurs wordt uitgesproken en die in zijn verhouding tot de zaal onherroepelijk andere betekenissen krijgt. Deze toneeltaal stelt als eerste eis de verwijten die zo vaak aan het adres van literair toneel zijn geuit te voorkomen, opdat de personages wel degelijk tot leven komen en het gedicht dankzij de enscenering verrijkt wordt en niet verarmd of behept met oppervlakkige ingrepen ter verduidelijking. Daarom liever, zoals toneelgroep Baal deed met Een wolk in broek, de aan het begin geciteerde versregels zeggen dan visualiseren met het optreden van een actrice als de aangeroepen moeder of plaatjes van een kerk en een brandend huis aan de voorstelling toevoegen. Goede poëzie heeft voldoende stem en toon en beeldende kracht om niet in het niets te verdwijnen.
‘Te literair’ is een onrechtvaardig argument om een toneelstuk of een voorstelling af te wijzen. Natuurlijk stelt het begrip ‘toneeltaal’ in verband met literaire werken nog talloze vragen. Wie bepaalt haar? Aan welke eisen dient zij te gehoorzamen? In ieder geval dient de literaire toneeltaal een voorsteling te creëren die in alle opzichten een eenheid is, waarin de tekst de regie en de personages niet overschaduwt en de regie de tekst niet aan zich ondergeschikt maakt. Een voorstelling waarin regie en tekst elkaar verduidelijken en aanvullen, zodat de toeschouwer na afloop niet alleen actie en handelingen heeft gezien maar ook poëzie en lyriek heeft gehoord. Alleen dan kan de zwaan zijn vleugels spreiden. |
|