| |
| |
| |
Zes gedichten
Ivan Elagin
De sneeuwnacht komt ten einde,
daken rijzen als een bergrug op.
En als ster van Bethlehem
siddert een ster boven de trambeugel.
De nacht verdween, zonder de grondslagen
van tweeduizend jaar te hebben aangetast,
en ergens verlaten grijze waarzeggers
de perrons van een station,
en is een kerstboom in een winkelraam
de gevangene van goudachtige regen...
verdwenen, zonder iemand te vinden.
| |
Ter nagedachtenis aan mijn dochter
Zo onnodig, ongerijmd en toevallig
vliegen dagen als stuifmeel uiteen,
maar aan het kindergraf en de sneeuw
van Allenstein komt nooit een einde.
Daar in de sneeuw, als door rook en mist,
lopen wij door nauwe straten heen.
Daar nagelen we de korte ingebrande
naam op een gloeiend heet kruis.
Misschien zitten we ook nu nog
daar, in het lege onooglijke café,
en dromen - dat wij ergens in Berlijn zijn,
veroordeeld tot het autodafé...
Al worden we oud in Singapore,
vanuit elke afgelegen streek,
door elke oceaanstorm heen,
banen we ons een weg naar jou, Allenstein.
Heilig is onze plaats aan het tafeltje.
We waren verstijfd van kou,
en toen schonk jij ons, caféhouder,
dat mengsel in dat op grog leek...
| |
| |
Wij gaan naar jou over de weg daarvandaan...
En vertellen, in de warmte zittend,
hoe we ons kortstondige wonder
afgaven aan onbekende aarde.
De bittere smaak van nostalgie ken ik niet.
Mij trekken vreemde streken.
Uit het lang geleden verlaten Rusland
is een Russisch venster het enige dat ik mis.
Tot op vandaag herinner ik me dat,
wanneer het me zwaar te moede wordt -
een venster met een groot kruis in het midden,
een avondlijk brandend venster.
Herfst, herfst - haastig graficus,
je draagt donkere strepen aan.
En lila toppen van beuken
leggen schaduwen op het grint.
Recht kijk je voor je uit,
een verre rivier wordt zichtbaar.
Vanaf de ochtend zet je die
in mijn hoge vensterlijst.
Herfst - haastig tekenaar,
weer overgiet je me met verdriet.
Daar is - grandioos en zonder mensen -
je rivier- en windlandschap.
Terwijl je grote golven wolken
grof en willekeurig aanvoert,
streepjes gestippelde regen uit.
Maar zolang je bij het uiteenblazen van vogels
een schets met houtskool maakt,
zal die, zorgzamer dan onder museumglas,
onder mijn glas bewaard blijven.
| |
| |
Aan de overzijde, in de muur, hangen
in zware lijsten mijn buren onder glas.
Daar een peinzende vrouw met een plaid om.
En daar een student achter zijn studeertafel.
In de verte twee verveelde meisjes
die hun hoofd zinloos in het glas verbergen.
En over een jaar zal ik mijn stenen album
op deze zelfde bladzijde openslaan.
Achter het venster zijn tot de horizon
waarin als een zwarte scheur
een uitgedroogde boom stond.
En met zijn takken zwiepend naar de hemel
jaagt hij levende zielen schrik aan.
Ook na zijn dood is hij een deel
van het woelige landschap.
Terwijl hij zich vastklampt aan de aarde,
kraakt hij met versteende wortels.
Soms voel ik een dergelijke band
Ivan Elagin, pseudoniem van Ivan Venediktovitsj Matveev, is in 1918 geboren in Vladivostok. Zijn vader, Venedikt Nikolaevitsj Matveev (1896-1937), genoot onder het pseudoniem Mart bekendheid als futuristisch dichter. In de jaren 1918-1922 publiceerde hij in Harbin (Mantsjoerije) een twaalftal dichtbundels. In 1923 keerde hij terug naar de Sovjetunie, waar hij omkwam in de terreur van Stalin. Een nicht van Elagin is de Moskouse dichteres Novella Matveeva, die als vertolkster van eigen liedjes bij vele Westerse slavisten bekend is.
Elagin bracht zijn jeugd door in Kiev, waar hij medicijnen studeerde toen de oorlog uitbrak. Hij behoort tot de Russen en Oekraieners die kans zagen voor de Duitse troepen uit westwaarts te vluchten. Velen kwamen hierbij om het leven, zoals in de Oost-Pruisische stad Allenstein, het huidige Poolse Olsztyn, een dochter van Elagin (‘Zo onnodig, ongerijmd en toevallig ...’). Na de val van het Derde Rijk werden vele vluchtelingen tegen hun zin gerepatrieerd. Elagin kon, na een internering nabij Munchen, in 1950 naar de Verenigde Staten emigreren, waar hij, na studie en journalistiek werk, aan een universitaire carrière begon. Nu is Elagin hoogleraar in de Russische letterkunde te Pittsburgh.
In 1976 publiceerde Elagin de verzamelbundel Onder het sterrenbeeld van de bijl (Pod sozvezdiem topora, Frankfurt am Main), waarin de belangrijkste gedichten staan uit acht sinds 1947 verschenen bundels; de vertalingen komen uit deze uitgave. Sindsdien verscheen één nieuwe bundel, In de zaal van het heelal (V zale vselennoj, Ann Arbor 1982). Elagin bracht ook veel vertalingen van Amerikaanse poezie op zijn naam, o.m. van het 12.000 versregels omvattende dichtwerk John Brown's Body van Stephen Vincent Benet (Ann Arbor 1979).
Elagins levensloop heeft veel gemeen met die van Nikolaj Morsje (cf. Hollands Maandblad 429/430, 1983, pp. 28-30) en beiden hebben een vooraanstaande positie in de moderne Russische poezie. Maar waar Mosjen de auteur is van onpersoonlijke poëzie, waarin de taal zelf als hoofdthema fungeert, is Elagin een subjectief dichter, die meer ruimte laat voor autobiografische details. Zijn eigen ‘venster’ (zie vier van de zes vertalingen) staat centraal in een aan kleuren en beelden rijke poëzie. Het ironisch door elkaar gooien van de waarneembare werkelijkheid en surrealistische beelden aan de ene kant en van verleden, heden en toekomst aan de andere kant is een hoofdthema bij Elagin (‘Aan de overzijde, in de muur...’). In tegenstelling tot veel van zijn landgenoten appelleert Elagin niet aan Slavische sentimenten, heimwee in het bijzonder (‘De bittere smaak van nostalgie ken ik niet’).
Een volledige bibliografie van Elagins werk en andere informatie over hem vindt men in: Harry B. Weber, ed., The Modern Encyclopedy of Russian and Soviet Literatures (Including Non-Russian and Emigre Literatures), Vol. 6, Gulf Breeze, Flor., 1982, pp. 118-125.
Jan Paul hinrichs
|
|