Hollands Maandblad. Jaargang 1984 (434-445)

[p. 32]

Jan Reijnders
In afwachting

Languit lag ik op bed en bewoog mij niet.
Het plafond, waarnaar ik wezenloos staarde,
hing als een vel papier boven mij.
Ik verkeerde in gespannen afwachting der dingen.
Reeds viel de avond en weldra, in volstrekte stilte,
hulde de kamer zich in duisternis.
Nochtans kwam er geen gedachte bij mij op
die mij van enig belang scheen.
Tenslotte leek het mij beter op te staan
en ik liep naar het raam teneinde de gordijnen te sluiten.

Maar juist toen ik dat deed, verscheen mij
in het zwakke licht van een lantaarn
de vluchtige gedaante van een vrouw, die daar buiten liep.
Het kwam mij voor dat zij iets zocht.
Een plotselinge begeerte maakte zich van mij meester
en onmiddellijk bracht ik mij in gereedheid voor vertrek.
Voor de gelegenheid stak ik mij in kleding
die goed bij mij paste.
Daarop begaf ik mij naar buiten, omdat ik meende
dat zij mij daar zocht, zoals ik haar.