Moro
In het nummer van november 1983 schrijft P.H. Schrijvers (op blz. 22), in zijn bespreking van Guépins boek De Beschaving: ‘Nu zijn wij allemaal onder de indruk van de rode brigades met hun geweld en van de moord (is het moord?) op Moro...’
Het zou interessant kunnen zijn te vernemen wat de schrijver met zijn vragende tussenzin ‘is het moord?’ precies bedoelt. Het is aannemelijk dat hij er twijfel in uitdrukt. Die twijfel kan in elk geval op twee overwegingen berusten:
a) Moro heeft geen gewelddadige dood gevonden maar is, zij het dat er misschien wel gewelddadigheid aan vooraf is gegaan of aan te pas is gekomen, een natuurlijke dood gestorven;
b) Moro is weliswaar gedood, máár ‘op gezag van hogerhand’; m.a.w. Moro is, zoals b.v. soldaten in een oorlog, gesneuveld en niet wat heet vermoord.
(b) is interessanter dan (a). Het vermoeden lijkt gerechtvaardigd dat ‘vriend Piet’ (b) ook op het oog heeft/had, gezien ook ‘is het moord?’ i.p.v. ‘was het moord?’. Maar dat gebruik van het presens zou hij dan ook meteen kunnen uitleggen. Als (amateur)-historicus wel te verstaan, althans zoiets, en natuurlijk niet alleen maar als een willekeurige, niet van ijdelheid gespeende Nederlander die er een bepaalde politieke ideologie op nahoudt en elke gelegenheid aangrijpt om die, liefst op een (kwasi?) dubbelzinnige manier, aan de man te brengen.
Wellicht zou hij in zijn uitleg het aardige, aan zijn stukje voorafgaande verhaal van Sijtsma kunnen betrekken: Oedsen ziet in dat hij iemand (en nog wel een goed mens) vermoord heeft, maar de strekking van het verhaal sluit geloof ik niet uit dat een politieke medestander van Oedsen later, ‘in historisch perspectief’, alsnog (b.v. in Hollands Maandblad) vraagt of de dood van Boonstra inderdaad wel moord is geweest.
A. Sassen, Haren