Hollands Maandblad. Jaargang 1984 (434-445)
(1984)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Het versmade forum
| |
[pagina 18]
| |
agitatie en propaganda en hun feitelijke informatiemonopolie te verliezen. Hun platform, de Werkgroep Energie Discussie, heeft door de ingewikkelde overlegstructuur en interne tegenstellingen weinig van de ambitieuze plannen weten te realiseren. De pro's, in hoofdzaak rechts, vreesden in een volksdiscussie - op zichzelf een links concept - buitenspel geplaatst te worden. Hun platform, de Stichting Energie Informatie, is er weliswaar in geslaagd het informatiemonopolie van de anti's te doorbreken, maar bereikte weinig meer dan dat. Misschien is het aan hun praatjes in café's en buurthuizen te danken dat de publieke opinie met enkele procenten ten gunste van kernenergie is verschoven, maar ik betwijfel het. Waar ik nu naar toe wil is het volgende. Dit forum der burgers versmaadt het forum der onderzoekers. De retoriek versmaadt zorgvuldige argumentatie, sofisme versmaadt filosofie. Voorzover de burgers belang hebben bij wetenschappelijke resultaten ontlenen ze die met evenveel gemak aan onderzoekers als aan kwakzalvers. Wie zegt hun wat de ware wetenschap is? De als ter zake kundigen poserende Webb, Hyder en Caldicott - om me tot drie buitenlanders te beperken - getuigen respectievelijk van exploderende kernreactoren, tegen de zwaartekracht in bewegend kernafval en universele kanker. Niemand durft daar om te lachen, want met hun dubieuze berekeningen en statistieken, die geen vakblad ooit zou publiceren, spreken zij mensen aan in hun onzekerheid en angst. De wetenschap is hier geen dienstmaagd meer, maar prostituée. Daarom blijft een meerderheid er diep van overtuigd dat kernenergie dodelijk is. Is het de list der rede, die gedachte dat het verstand ontoereikend is om ons te leiden en dat wij van tijd tot tijd op ons gevoel af moeten gaan om te overleven? Zal deze morele overtuiging der meerderheid het forum der onderzoekers op het spoor van nieuwe wetenschap zetten? Ik geloof er niets van! Het wordt tijd om uiteen te zetten waar het wetenschappelijk forum in de kernenergiecontroverse staat. Want ook al staat het dan buiten spel, ooit zullen de politici die anomalie in rekening moeten brengen - zeker als, zoals ik verwacht, de volksdiscussie tot niets heeft geleid. Nu kan ik het me gemakkelijk maken en verwijzen naar onderzoek van Lichter en Rothmann uit 1980. Zij ondervroegen wetenschapsmensen van welke discipline dan ook naar hun mening over kernenergie, en tegelijk de energiedeskundigen onder hen apart. Maar ze vonden nauwelijks een verschil: negentig procent vond dat kernenergie verder ontwikkeld moet worden. Maar zo gemakkelijk wil ik het me niet maken. Niet alleen roept een zo duidelijke consensus de vraag op wat dan wel de bijzondere aard is van dit wetenschappelijke forum, ook moet ik de retorische stelling bestrijden dat er tenminste twee wetenschappelijke fora zouden bestaan. Als individuen denken en handelen we misschien allemaal anders, toch is onze ondervinding sterk verwant als we ons aan een steen stoten. Die steen des aanstoots geeft ons de empirische basis van objectieve wetenschap. Hier versta ik dit begrip in Popperiaanse zin, dus niet als absolute en volmaakte waarheid, maar als een zo goed mogelijke benadering daarvan, als verisimilitudo. Die benadering is des te beter naarmate de empirische onderbouwing completer is, en het benaderingsproces is des te beter naarmate het forum der onderzoekers groter is en het spel van trial and error langer heeft geduurd. Me dunkt, als die objectieve wetenschap ergens bestaat, dan in de natuurwetenschap. Uitgerekend in de wetenschap die ons de kerntechniek heeft geleverd. Het forum telt vele tienduizenden onderzoekers, die in vele honderden instituten werkzaam zijn. Het uit zich in vele tientallen openbare tijdschriften, geredigeerd en van commentaar voorzien door universitaire medewerkers, en het uit zich op openbare bijeenkomsten, die symposia en colloquia waar de best onderlegde en meest kritische tijdgenoten verschijnen. Op deze markt wordt alles verhandeld. Ook onzin wordt er aangeboden, maar spoedig blijkt dat daar geen kopers voor zijn. En onzin die later zeer waardevol blijkt te zijn is er ook - daarvoor zijn altijd wel een paar kopers. Zo werkt dat. Ik zeg dit alles niet lichtvaardig. Zelf heb ik een bittere ervaring met een astrofysische theorie, vijf jaar geleden op het forum ingebracht en ook nu nog maar nauwelijks verhandeld. Het forum functioneert zeker niet ideaal, maar het functioneert. En wat belangrijk is: er is maar één forum, in oveeenstemming met de notie dat er maar één empirische werkelijkheid is als het om een steen gaat. Sofisten, die vinden dat waarheid is wat een ongekwalificeerde meerderheid meent, komen met de opvatting dat er meer dan één forum is, dat ieder forum zijn eigen soort waarheid verhandelt. Er valt wel iets voor die opvatting te zeggen als we naar de sociale wetenschappen kijken, waar ideeën vele malen sterker zijn dan empirische gegevens. Maar voor de natuurwetenschappen is dit een gotspe. De alternatieve wetenschap van de Concerned Scientists of van de Friends of the Earth kan alleen maar gedijen als een alg in het schemerduister van de zee. Dringt ze als per abuis binnen op het natuurwetenschappelijk forum dan verschrompelt ze als een alg die op het strand wordt blootgesteld aan het zonlicht. Een vernietigend commentaar op de wetenschappelijke integriteit en onafhankelijkheid van de Friends of the Earth is gegeven | |
[pagina 19]
| |
door Bondi in zijn boek Priorities in Research. Bondi was aan het eind van de jaren zeventig de belangrijkste wetenschappelijke adviseur van het Ministerie van Energie in Londen. Hij schrijft dat dit Ministerie geld beschikbaar stelde aan organisaties als de Friends of the Earth zodat zij met hulp van universiteiten zelf bepaalde vraagstukken konden bestuderen. Ik citeer nu: When the result of such studies was nearly in line with our views the relevant members of Friends of the Earth had an unresolved problem of how to convince their other members. Laat ik in enig detail kijken naar veel gehoorde beweringen van die alternatieve wetenschap die geen wetenschap is. De meeste zijn terug te voeren tot vragen rond het gedrag van radioactieve stoffen in het ecosysteem. Daarom moet ik nu even ingaan op de veiligheid van kernreactoren, de hantering van kernafval en op de effecten van kernstraling. Eerst die veiligheid. De radioactieve stoffen, gevormd bij het splijten van uranium, vormen zeker niet alle een gevaar voor de gezondheid. Potentieel gevaarlijk zijn de edelgassen krypton en xenon en de vluchtige, maar reactieve stoffen jodium, caesium en tellurium. Alle andere produkten van uraniumsplijting zullen bij het ernstigste ongeluk met een kernreactor dat zich laat denken - een kernsmelting - in onbetekenende mate vrijkomen. De edelgassen zullen zich echter gemakkelijk verspreiden. Jodium, caesium en tellurium zullen òf als gas òf als aerosol verspreid worden in het koelcircuit van de reactor en vervolgens in het insluitingsgebouw. Als er bressen in de insluiting ontstaan kan een fractie, een kleine fractie, in de omgeving terecht komen en schade veroorzaken. Duitse onderzoekers zeggen nu in het openbaar dat remmende processen in die eventuele verspreiding dusdanig sterk zijn, dat er zelfs in het ergst denkbare geval geen slachtoffers zullen zijn. Zij onderbouwen dit met verschillende experimenten die de toets der kritiek kunnen doorstaan. Toch houden andere onderzoekers nog wat slagen om de arm. Er is meer onderzoek nodig naar het gedrag van die stoffen bij de te verwachten condities van een kernsmelting. Bij zulk onderzoek ben ik zelf betrokken, en ik kan u verzekeren dat het lastig is en iets van lange adem! De consensus van het wetenschappelijk forum is dat in het ergste geval het aantal slachtoffers minder dan enkele tientallen zal zijn. Ernstig natuurlijk, begrijp me goed, en zeer te betreuren. Maar: Tien jaar geleden, toen de Rasmussenstudie verscheen, kwam de consensus nog op maximaal enkele duizenden directe slachtoffers uit. Dat was het gevolg van een vèrgaande mate van conservatisme als men problemen te behandelen kreeg waarvan de oplossing niet bekend was. Dan werd gemajoreerd tot het fysisch maximaal mogelijke effect. En omdat ook dan nog onzekerheidsmarges bleven bestaan kon men tienduizenden directe slachtoffers voor mogelijk verklaren. Deze aantallen zijn een | |
[pagina 20]
| |
eigen leven gaan leiden, alsof ze wetenschappelijke zekerheden waren. Thans nog vindt men ze in de boodschap dergenen die het wetenschappelijk forum mijden. Maar de enige manier waarop dergelijke apocalyptische aantallen berekend kunnen worden is door ingewikkelde oorzakelijke verbanden, waar de natuurwetenschap uitspraken over kan doen en inderdaad ook doet, te vervangen door ad hoc veronderstellingen met een zeer pessimistisch karakter. Deze berekeningen hebben niet zozeer een hypothetisch als wel een metafysisch karakter. Ik wil het onderwerp van de reactorveiligheid niet verlaten zonder nog iets te zeggen over de kans op zo'n erg ongeluk als een kernsmelting. Scepsis is op zijn plaats over de mogelijkheid die kans nauwkeurig te voorspellen. Men werkt met gebeurtenisbomen beladen met appels en peren en probeert te schatten welke kans bestaat dat de componenten - die appels en peren - rot zijn. Maar je kunt die bomen op veel manieren tekenen, een beetje naar je eigen smaak. De resultaten kunnen ook aanzienlijk verschillen. Waar is objectiviteit, waar uitputtendheid? Misschien is de kans op een kernsmelting inderdaad erg klein. Dat kan zijn, maar een toetsing aan een gevarieerde ervaring met ongelukken is er niet bij. Gelukkig, zegt de burger. Jammer, zegt de onderzoeker. Wat verder zorgen kan baren is dat het falen van reactoroperators in een gebeurtenisboom niet goed in rekening is te brengen, ook al wordt dit door enkele van mijn collega's ontkend. Menselijk falen is, althans elders in de techniek, oorzaak van de meeste ongelukken. Echter, de crux is dat mensen mogen falen als de gevolgen daarvan beperkt blijven tot materiële schade. De bedieningsfouten, gemaakt in de vroege uren van 28 maart 1979 in een kerncentrale op Three Mile Island in de Susquehanna rivier, hebben niemand fysiek geschaad maar wel vele miljarden gekost. Komen we dan nu tot het gedrag van radioactieve stoffen in het kernafval. Hier gaat het om het zeer kleine deel van de nucliden met een halveringstijd die langer is dan tien jaar. Men bedenke dat het plutonium bij opwerking uit het afval is afgezonderd. Van dit zeer kleine deel vormen de meeste elementen gemakkelijk stabiele oxyden met een lage oplosbaarheid in water. Dit betekent dat ze in het milieu van nature onbeweeglijk zijn. Een sprekend bewijs daarvoor leveren de Oklo-formaties, die ontstaan zijn uit natuurlijke splijtingsreacties in uraniumerts en die tweemiljard jaar op hun plaats zijn gebleven. Het afvalprobleem is daarmee teruggebracht tot het technische probleem de paar nucliden in te sluiten die een halveringstijd hebben van langer dan tien jaar en die goed in water oplossen: caesium en strontium. Na duizend jaar zijn ze vervallen tot het tienmiljardste deel van hun stralingsgiftigheid, waarna ze niet giftiger zijn dan onze natuurlijke omgeving. Overdreven conservatieve analyses van de mogelijke verspreiding van caesium en strontium binnen geconstrueerde insluitingen van glas en metaal, geborgen in diepe gesteentes met een langzaam transport van grondwater, laten zien dat zo'n technologie royaal binnen ons bereik is. Echter, alleen de eerste stap van insluiting in glas en metaal is gezet. De tweede stap van opberging in diepe gesteentes zal pas in de loop van dit decennium gerealiseerd worden. Althans in de Verenigde Staten zijn de bestuurlijke belemmeringen daarvoor grotendeels weggenomen. In ons land is zelfs het onderzoek van de bodem voor dit doel verboden! Voor de eerste stap geldt dat het beste de vijand is van het goede. Theoretici zeggen dat het afval het beste in kristallijne matrices kan worden vastgelegd en practici zeggen dat amorfe matrices goed genoeg zijn voor het beoogde doel. Er is in ieder geval nog een veld van onderzoek, dat betrekkelijk laat is betreden. Hier schijnen maatschappelijke prioriteiten duidelijk anders te liggen dan wetenschappelijke prioriteiten. Dit geldt ook het onderzoek van de eigenschappen van diepe gesteenten, waarover naar hartelust getheoretiseerd wordt. Toch zijn ook hier grenzen van het wetenschappelijk forum aan te geven. Immers, wat horen we van buiten het forum? Dat de radioactieve stoffen miljoenen jaren actief blijven en dat geen enkel gesteente gedurende die periode absoluut stil ligt. Zo ken ik er nog wel een: De zon is zo heet als de hel en toch maar 150 miljoen kilometer bij ons vandaan, een afstand die de aarde iedere twee maanden in de kosmos aflegt. Ook hier wordt gevaar gesuggereerd zonder het transportmechanisme te kwantificeren dat werkelijk gevaar kan opleveren. Bovendien argumenteert een activist uit Groningen met een volksopstand als het gaat om de eventuele bruikbaarheid van steenzout uit de regio. Het wordt tijd dat we ingaan op het gevaar van de radioactieve stoffen die bij toepassing van kernenergie kunstmatig worden toegevoegd aan die van de natuur. Waaruit bestaat die stralingsgiftigheid? De stoffen kunnen worden opgenomen in ons lichaam. Ioniserende straling, zoals door kernen uitgezonden, heeft het vermogen de celdeling te frustreren, ja, cellen te doden. Daarin is die straling niet uniek. Laat ik me beperken tot het meest besproken effect: de verhoging van de kans op fouten bij de celdeling en daarmee de kans op kanker. Dit effect treedt waarschijnlijk ook bij zeer lage stralingsdoses op, ook al zijn er onderzoekers die dan juist een heilzaam effect vinden. Er is sprake van een natuurlijke kankerinductie door ioniserende straling uit de kosmos, de bodem en het voedsel. Maar er is veel discussie over de grootte van het effect. Die discussie is nog lang niet afgesloten, | |
[pagina 21]
| |
juist omdat het zo klein is in vergelijking met andere oorzaken van kanker, maar ook omdat er enkele tientallen jaren kunnen liggen tussen oorzaak en gevolg. Het effect is ontzettend moeilijk te meten! Toch ken ik althans één duidelijk voorbeeld dat aantoont dat de lineaire ICRP-relatie tussen dosis en effect - een soort compromis bij gebrek aan betere kennis - niet ver bezijden de waarheid kan zijn. Het gaat bij dit voorbeeld om een geval dat om meer dan één reden interessant is. In 1957 ontstond brand in een kernreactor voor plutoniumproductie bij Windscale. Daarbij kwam een forse hoeveelheid radioactief jodium vrij in de omgeving, omdat die reactor nauwelijks ingesloten was, zoals de overigens heel anders gebouwde energiereactoren van tegenwoordig dat wèl zijn. Over de omwonende bevolking van Cumbrië werd ongeveer een miljoen mensrem gedoseerd, waaruit maximaal 250 gevallen van schildklierkanker verwacht konden worden. Een zichzelf noemende politieke ecologische onderzoeksgroep uit Oxford heeft ruim twintig jaar na dit ongeluk de bevolking van Cumbrië op kanker onderzocht. Was het aantal gevallen van schildklierkanker slechts weinig groter dan het voorspelde maximum, dan zou dat statistisch aangetoond kunnen worden. Maar de politieke ecologische onderzoeksgroep moest concluderen dat het aantal gevallen statistisch niet afweek van dat in een onbestraalde controlegroep. Daarmee was de ICRP-relatie niet gefalsifieerd, dat is: beter gefundeerd. Dit belangwekkende controle-onderzoek van een uiterst kritisch groep, in 1981 gepubliceerd, haalde de Nederlandse kranten. Maar vanzelfsprekend werd niet de conclusie over de dosiseffect relatie genoemd maar alleen het maximale aantal gevallen van schildklierkanker dat men niet had kunnen vinden. Ik laat het aan uw verbeelding over om te bedenken hoe de kranteberichten waren. Intussen staan we voor een probleem waarvan ik de bijzondere ethische aspecten erken. Hier wordt de oorzaak van leed onzichtbaar, ook hier. Kernenergie is wat dit betreft ononderscheidbaar van de meeste andere procestechnologie die een samenleving dient en zo nu en dan individuen opeist. Hiermee ben ik dan aan het eind van de excursie naar het wetenschappelijk forum. Ik hoop dat u daarbij gezien heeft dat het wel degelijk relevant is wat daar over kernenergie wordt gezegd. En zolang vakkennis, ervaring en bescheidenheid gerekend worden tot elementen van onze cultuur vertrouw ik er op dat dit forum ooit ook maatschappelijk zal functioneren. Maar het kan natuurlijk niet àlle vragen beantwoorden die in de volksdiscussie aan de orde zijn. Onbeantwoord blijven vragen als: Wat zijn de baten en kosten van deze nieuwe ener- | |
[pagina 22]
| |
giebron? Hoe hanteren we de daarbij behorende nieuwe normen, zoals het as-low-as-reasonably-achievable beginsel? Kunnen we onafhankelijk van onze partners in de Europese Gemeenschap keuzen maken? In welke geopolitieke verbanden moet de energiepolitiek worden opgelost? Wat zijn de andere alternatieven en in welke mate zijn ze beschikbaar? Hoeveel energie hebben we nodig in de toekomst, en mogen wij dat voor onze kinderen beslissen? Wat zijn de grenzen van besparingen? Welke samenleving willen we? Enzovoort ad infinitum. De vragen zijn gemakkelijk en de antwoorden niet. Ik heb niet de neiging mijn antwoorden aan anderen op te leggen, bijvoorbeeld door te dreigen met een volksopstand. De antwoorden zijn immers volstrekt politiek. Het liefst zou ik er over zwijgen en de politiek er buiten laten. Maar in een volksdiscussie kan dat niet langer. Als ik spreek, spreek ik over politiek. En spreken wil ik omdat ik zorg heb over het verloren gaan van het grote goed der rede in de machtige woelingen van het hart. Ik meen dat wij alleen met rationele argumenten en door wetenschappelijk onderzoek van veronderstellingen onze problemen kunnen oplossen. De ingevingen van het hart mogen ons tot politieke beginselen leiden, ze kunnen geen energieprobleem voor nu en voor de toekomst oplossen. Dus moet ik u iets zeggen over mijn politieke uitgangspunt. Dat is prioriteit voor steun aan de maatschappelijk zwakken. Ik reken me tot de sociaal-democraten. Voldoende en betaalbare energie schept de voorwaarden voor een humane samenleving waarin ook zij zich kunnen ontplooien. In de poging om een eerste socialistische staat op te zetten pleitte Lenin voor elektriciteit, veel elektriciteit. Ook nu nog kun je bij een radikaal-socialist als Chevènement de humanistische argumentatie beluisteren voor technologische ontwikkeling, met name ook van kernenergie. Deze visie botst met het extreem afwijzende standpunt dat de sociaal-democraten er in dit land inzake de kernenergie op nahouden. Op hun partijcongres van juli 1982 hebben ze zelfs alle onderzoek in deze afgewezen, zich daarmee in de traditie der kerkvaders plaatsend die natuuronderzoek niet verenigbaar achtten met de goddelijke openbaring. Maar ik heb de hoop niet opgegeven dat ze in de komende jaren van verarming meer oog zullen krijgen voor de redelijkheid der economische en ecologische argumenten die voor kernenergie pleiten. De kernenergiecontroverse verdeelt bijna alle politieke partijen, omdat hij niet resoneert met hun beginselen. De scheidslijn loopt ongeveer tussen de dominees en kooplui, die in elke grote politieke partij hun plaats kunnen vinden. Over de dominees heb ik al veel gezegd. Over de kooplui nog maar weinig. Zij zeggen: laten wij naast dat veelbesproken gevaar van kernenergie eens het nut stellen. De Europese wereld is betrekkelijk arm aan grondstoffen voor de industriële produktie, die nodig is voor de hoge bevolkingsdichtheid en de intensieve markteconomie. Laten we dus streven naar een grotere mate van onafhankelijkheid van de invoer van grondstoffen, met name van energiedragers zoals olie. Kernenergie kan daarbij helpen, want veel uranium heb je niet nodig en dat is, indien van elders ingevoerd, gemakkelijk op te slaan als buffer voor decennia energieproduktie. Verder is het een industriële aktiviteit met een hoogwaardige spin-off en een betrekkelijk kleine milieubelasting. Tenslotte is het goedkoper elektriciteit te maken uit kernsplijting dan door fossiele brandstoffen te verstoken. En wat de maatschappelijke belasting betreft: het behoort tot de minst gevaarlijke energiebronnen die we hebben. Per megawattjaar geleverde elektrische energie is de tol van het aantal doden, gewonden of zieken ongeveer 2, naast een aantal in de orde van 1 voor zonneof windenergie - inclusief de betrekkelijk riskante mijnbouw. Daar staat tegenover dat de tol voor de fossiele energie vele tientallen is: ongeveer 30 voor olie en ruim 60 voor steenkool. Daarom, wat ons betreft gaan we zo snel mogelijk verder. Wat moet al dat gepraat? Jan Salie! De hoogleraar-koopman Van der Zwam zegt het zo. Ik citeer: De ondernemingslust, die animal spirit, kom je niet meer tegen. Heeft dit land nog wel een toekomst? In Japan praten mensen uit de wetenschapswereld, de bedrijven en de overheid stoutmoedig over hun toekomst. Niet enkelen, maar allen. Daar zijn ze gewoon bezig hun toekomst te maken. Je ontmoet er eenzelfde sfeer als wij hier in de jaren zestig hadden. Einde citaat. Zo spreken kooplui, en daar reken ik me niet toe. Ik signaleer alleen maar, bijvoorbeeld door er aan te herinneren dat Dodewaard en Borssele, onze kernenergieprojecten, uit de jaren zestig stammen en dat ze nu bijna versjacherd zijn. Dames en heren, als ik u voor me zie zitten verbeeld ik me velen te zien die, evenals ik, in die jaren zestig zijn gevormd in studie en een eerste werkervaring. De richting van onze inspanning werd bepaald door een bijna-consensus over het opbouwen van een welvaartsstaat. De wedergeboorte van ideologieën en maatschappelijke controversen hebben we met verbazing en onbegrip over ons heen laten komen. Nu voelen we ons gevangen in een fuik van opgeklopte tegenstellingen tussen belangengroepen, die straatactie een normale democratische procedure achten. Wij kunnen niets doen voordat we uit die fuik van onvrede zijn weggezwommen. In ons hart wensen we dat de staat duidelijker functioneert, dat straatacties minder | |
[pagina 23]
| |
lonen en dat de volksdiscussie wordt gevoerd waar hij hoort: in het parlement. En in ons hart wensen we dat ons forum, het versmade forum, weer een kans krijgt. Maar het is verre van zeker dat deze wensen in vervulling zullen gaan. Over dit betoog valt daarom een zwarte schaduw. Er is tenslotte nog een tweede fenomeen dat de schaduw verdiept, het besmettelijke ondergangsgeloof. Het raakt aan kernenergie, dat immers via kernwapens verwijst naar een onvermijdelijk geacht einde. Ik moet u bekennen dat het dit, maar ook alleen dit, aspect is van de kernenergie dat mij zorgen baart. Was het maar zo dat kernsplijting alleen toegepast kon worden om warmte en elektriciteit te maken. Maar wij leven in een wereld waarin volkeren elkaar met kernexplosieven bedreigen. Deze explosieven zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op plutonium, dat in kernreactoren wordt gevormd. Men kan tegenwerpen dat in de praktijk civiel plutonium onbruikbaar is voor een explosief. Immers, de neutronenachtergrond in civiel plutonium, veroorzaakt door de overvloedig aanwezige isotoop 240, bemoeilijkt een explosie. Ook bij de snelste samenpersing van de plutonium-‘sinaasappel’ tot overkritikaliteit, die conventionele springstoffen mogelijk maken, ontstaat eerder een smeuling dan een knal. Maar absoluut onmogelijk is zo'n bom niet, getuige de Amerikaanse proefexplosie met civiel plutonium, waarvan de bescheiden kracht ongeveer een kiloton TNT was. Verder is daar het strijdpunt of kernreactoren in Nederland zullen bijdragen aan de proliferatie. Wie legt uit hoe een nationaal Nederlands kernwapen gerechtvaardigd en gemaakt kan worden? Maar toch, er is geen waterdichte afscheiding. De koppeling van civiel en militair gebruik van de kernenergie bestaat, fysiek zwak, psychologisch sterk. Een toekomst met kernenergie is gekoppeld aan een toekomst met kernexplosieven, omdat mensen zo gedisponeerd zijn. Wij willen die wapens omdat we elkaar niet vertrouwen. De politieke waarborgen, die zijn geschapen om de civiele en militaire plutoniumvoorraden gescheiden te houden, in de vorm van internationale verdragen en internationale inspecties, zijn broos als het leven. Het beste dat wij kunnen bereiken is een internationaal regiem van de plutoniumvoorraden. Een open markt, waar ieder volk toegang toe heeft en waar iedereen op toeziet. Een gemenebest. Als wij dat willen, dan kan dat. Maar alle plutonium wègdenken, dat kan niet. Kernenergie, maar niet alleen dat, dwingt ons tot die gemeenschappelijke markt, dit ene forum, deze ene wereld. Ook al zijn de vooruitzichten daarop verduisterd door onverstand, angst en haat, toch hebben wij geen andere keus. Om te overleven hebben wij meer dan ooit ons verstand nodig. |
|