Hollands Maandblad. Jaargang 1984 (434-445)
(1984)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Tien Sasŏl Sijo
| |
[pagina 37]
| |
‘Luister naar me, liefste! Wanneer nadat u weg bent gegaan, bij heldere maan zich koude rijp afzet en de gulden herfstwind waait in Po-tich'eng, wanneer de herfstmaan boven het Tungt'ing-meer naar de horizon neigt, valt in de schemering sneeuw bij het dorp langs de rivier. Sneeuw, die wild warrelend aan de takken van de duizend maal tienduizend bomen witte bloemen doet ontluiken. Als de ontmoeting met mijn allerliefste veraf is door alle wateren en bergen die de weg bemoeilijken tussen Ch'u en Wu en de koude noordenwind, die na de sneeuw de lucht doet opklaren en de wolken uiteenjaagt, hier snerpend binnenwaait, wat moet ik dan met mijn koude oren? Als u de bontmuts die u ophebt, bij me achterlaat, zal ik hem er overheen trekken, zodat het zweet over mijn knappe wangetjes rolt!’
Een opvallend verschijnsel in de achttiende eeuwse poëzie is de parodie. Sommige sasŏl sijo zijn pas goed te brijpen als men het geparodieerde voorbeeld kent. Van de beroemde dichter Yun Sŏndo (1587-1671) is het volgende gedicht (in de vertaling van Vos), het eerste van een korte cyclus ‘De liederen van de vijf vrienden’. oeveel vrienden zou ik hebben?
Water en steen, pijnboom en bamboe.
Boven de oostelijke heuvels verrijst de maan -
ook zij maakt mij intens gelukkig...
Genoeg nu! Wie zou ik buiten deze vijf
nog verder nodig hebben?
Daarnaast is er een sasŏl sijo die luidt: Een pan waarin de rijst vanzelf gaar kookt
zonder dat je het vuur hoeft aan te steken,
Een fraaistappend paard dat groot en vet wordt,
zonder dat je het haksel en slobber voert,
Een dansmeisje als maîtresse
dat ook nog weven kan,
Een wijnketel waaruit de wijn blijft stromen
En een zwarte koe voor de beste biefstuk,
Heb ik altijd deze vijf alleen,
wat zal ik dan begeren?
Met de traditionele cultuur van de Yi-dynastie (1392-1910) is ook de sasŏl sijo verdwenen. Gewone sijo worden nog wel geschreven en dikwijl samengevoegd in cycli. In tegenstelling tot vroeger kunnen de losse sijo hieruit vaak niet op zichzelf staan, terwijl ook de volta in de derde regel verdwenen is. | |
[pagina 38]
| |
Met een netje van spinrag
lopen blote kinderen langs de beek.
‘Libelle, bloterik, waar ga je heen?
Daar ga je dood!
Kom je hier,
dan zul je leven’
zingen de blote kinderen.
Is zo de wereld niet?
Yi Chŏngsin
Liefde, liefde, fijn geknoopte liefde
liefde geknoopt tot een net
dat de wijde oceaan bedekt
Liefde die woekert overal
verstrengeld en vervlochten
als de ranken van de komkommers en meloenen
in Wangsimni en Tapsimni
Is er een einde
aan mijn liefde voor jou?
Bergpassen zo hoog dat zelfs de wind
ze niet zonder rusten kan overtrekken
Bergpassen zo hoog dat zelfs de wolken
ze niet zonder rusten kunnen overtrekken
De Changsŏngpas met zijn hoge pieken
die de havik, de sperwer, de slechtvalk en de wouw
niet zonder rusten kunnen overtrekken
zal ik overtrekken zonder éénmaal te rusten
als ik jou daar vinden kan
| |
[pagina 39]
| |
In elkaar gedraaid en om elkaar gedraaid
worden de vezels van het vlas gesponnen.
Breekt opeens de draad doormidden
dan wordt er even verstolen
aan gesabbeld en gezogen
tussen rode lippen en witte tanden
en fijne blanke handen
wrijven de eindjes tegen elkaar
van die draad.
Als jouw liefde breekt doe ik
als met die draad.
Wat een fazant voelt opgejaagd door een valk
op een berg zonder één boom, zonder rotsen
Wat een schipper voelt midden op zee
als hij de riemen van zijn zwaarbeladen schip verliest
het anker verspeelt
als de touwen van de zeilen breken
de mast afknapt, het roer wordt losgeslagen
terwijl de stormwind giert
en de golven zieden,
als hij wordt omringd door slierten dichte mist
mijlen en mijlen van de haven
terwijl het duister valt aan alle kanten
over een desolate wereld
en het weerlicht
en zeerovers naderen
Het is niet te onderscheiden van wat ik voel
nadat ik van jou afscheid heb genomen.
De vent die hier vannacht geslapen heeft
zal ik hem ooit vergeten?
Was het de zoon van een metselaar, het leek wel
of hij specie aan het kneden was.
Een molsjong misschien, het leek wel
of hij iets kwijt was in het donker.
Was het schipperswerk, het leek wel
of hij met de vaarboom in de weer was.
Zo'n dolle bruut
had ik van mijn leven niet gezien!
Langzamerhand heb ik van alles meegemaakt
maar waarachtig
de vent die hier vannacht geslapen heeft
zal ik nooit vergeten.
| |
[pagina 40]
| |
Schoonmoeder, stamp niet met je voeten
omdat je schoondochter niet deugt.
Heb je haar soms als inlossing van een schuld gekregen
of voor haar duur geld betaald?
Schoonvader, dun en miezerig
als een twijg die opschiet uit de verrotte stronk
van een kastanjeboom
Schoonmoeder uitgedroogd als een koeievlaai
die in de zon heeft gelegen
Schoonzuster met je puntneus
die priemt uit je pokdalig smoel
met je ene zoontje, dat onkruid
tussen het koren
met zijn bloeddoorschoten schijt zo geel
als kalebasbloemen,
Wat hebben jullie aan te merken
op een schoondochter
zo pril als de winde
die bloeit op een vruchtbare akker?
Mijn lief is voor mij
in de sneeuw en kou van een strenge winter
de mantel van wit vossebont
van Meng Chao-chün
Voor mijn lief ben ik
de kapotte kam
van de tandeloze monnik van het Chunghŭngklooster
in de Samgakbergen
Hemel, hoor van deze eenzijdige liefde
en laat haar wederkerig zijn!
| |
[pagina 41]
| |
Van alle schepsels met vleugels en poten
haat ik het meest de haan en de hond!
Jij rekt die korte nek van je, klappert met je vleugels
en kraait mijn lief wakker
ingeslapen aan mijn borst
diep in de nacht onder het glazen venster
Jij deinst terug en valt weer uit
met woest geblaf
tegen mijn lief bij de stille poort
en jaagt hem weg.
Hoor ik de roep van de honden- en kippenkoopman
dan leg ik jullie stijf vastgebonden klaar!
De haan en de hond zijn symbolen van betrouwbaarheid en trouw. Dat een mier, een rode mier, zo'n rode mier
met zijn geknakte rug
builen op zijn voorpoten
en abcessen op zijn achterpoten
Over de pas van Kwangnŭng getrokken is
en over de Noordzee gesprongen
met een koningstijger tussen zijn kaken,
dat zeggen ze.
Mijn lief, mijn lief,
al verkopen honderd kerels honderd praatjes,
geloof ze niet!
|
|