| |
| |
| |
[431]
De diefstal van Prometheus
C.D. Andriesse
Het lijkt alsof de ontwikkelingen in onze maatschappij worden afgeremd door ongeloof in het genie van de mens. Veel mensen houden elkaar voor dat de eindigheid van onze natuurlijke hulpbronnen grenzen stelt aan groei en vooruitgang. Dat die grenzen feitelijk door de mens zelf worden gelegd zijn we aan het vergeten. Immers, wie zich in de natuur verdiept kan zien dat haar rijkdom praktisch onbegrensd is. Maar we schijnen moe van groei en vooruitgang. Erfgenamen van de grote emancipatiebewegingen zetten verbodsbordjes bij natuuronderzoek en nieuwe techniek. Niet langer willen we dat grenzen worden verlegd. Berustend, alsof het om een natuurverschijnsel gaat waar toch niets aan te doen is, aanvaarden we het verlies van de vrijheid tot verdere individuele ontplooiing en een daaraan aangepaste inrichting van onze samenleving. Prometheus is uit de gratie. Dat is wel anders geweest.
Voor ons is de geschiedenis van Prometheus de geschiedenis van het individualisme. Aldus begint Carry van Bruggen haar beroemde boek uit 1919. Ze schreef dit in een tijd van grote voortgang in de emancipatie. In 1917 was het algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd en dat voor vrouwen mogelijk gemaakt; in 1922 zou het algemeen kiesrecht voor vrouwen in de grondwet worden vastgelegd. Een eeuw eerder is Prometheus voor de dichter Shelley een overwinnende vrijheidsheld, met wetenschap in het vaandel: and science struck the thrones of earth and heaven! Uit het revolutiejaar 1789 stamt Goethes Prometheus-fragment, dat gaat over de schepping van onafhankelijke mensen en waarin het gezag van Zeus wordt afgebroken. Het revolutionaire vuur in de maatschappelijke veranderingen van de negentiende eeuw was zo hevig, dat het leidde tot een zekere overwaardering van de Prometheus-figuur.
Overwaardering leidt tot vertekening. Wij zien slechts een karikaturaal Prometheïsme in de onzekerheid en wanorde waartoe vooruitgang en emancipatie aanleiding kunnen geven. De hedendaagse liberaal Pasquet zet zich als volgt tegen die karikatuur af: aucun ne s'adonne aux volontarismes épileptiques, aux exaspérations de l'utopie, ou aux délices de la conviction sans responsabilité. Maar hij ziet nog steeds de kern: individuele wil, de betere samenleving en de overtuiging dat die mogelijk is. Geeft de Prometheus-figuur aanleiding tot ziekelijke en onverantwoordelijke uitspattingen?
Ja, indien we ziek en onverantwoord betrekken op de normen voor gezondheid en verantwoordelijkheid in de gevestigde samenleving. De ordelievende heerser zal die woorden in de mond nemen als hem zijn orde ontstolen wordt. Voor Zeus is Prometheus een dief.
Achtentwintig eeuwen geleden stelde de dichter Hesiodos de mythe op schrift. Voor het werkwoord stelen gebruikte hij kleptein, waarin het element van heimelijkheid zit. Het vuur wisselt onopgemerkt van eigenaar. Prometheus heeft het de natuur afgenomen en aan mensen toevertrouwd, die, zoals Shelley het formuleert, dit getemde roofdier met gefronste blik gadeslaan. De stille ontvreemding van het vreemde tot het geduchte eigene.
Hesiodos' verhaal gaat als volgt:
En Zeus verstopte (de levensvoorwaarde), omdat de listige Prometheus hem had bedrogen. Zo bracht hij gebrek en ongeluk over de mensen. Hij verborg het vuur. Maar Prometheus, de sterke zoon van Japetos, stal het van de raadgevende Zeus voor de mensen terug. (Hij deed dat) in een holle venkelsteel, zodat Zeus die zich in de donder verheugt het niet zag. Boos sprak de wolkenverzamelaar tot hem: Zoon van Japetos, onovertroffen in sluwheid, je bent blij dat je me te slim af bent geweest en het vuur hebt gestolen. Maar het zal jou en de komende mensen niet goed bekomen!
Dit is, in de vorm van een mythe, geschiedenis. Geen dichterlijke verbeelding, maar een bericht van gebeurtenissen die mondeling zijn doorverteld tot Hesiodos ze onderbracht in de structuur van Werken en dagen. De gebeurtenissen passen niet logisch in die structuur, zoals Kirk in zijn mooie boek The Nature of Greek Myths opmerkt. Een aanwijzing dat het verhaal nog betrekkelijk dicht bij het gebeuren staat.
Het is de geschiedenis van een belangrijke, maar omstreden stap die mensen hebben gezet in de beheersing van het vuur. Vele duizenden jaren geleden zijn ze begonnen het naar hun hand te zetten. Een pijnlijk leerproces onge- | |
| |
twijfeld! Belangrijk is de kunst geweest om de vlam, tussen de gebruiksmomenten in, als waakvlam in stand te houden. Vondst: in een pijp, waarin door natuurlijke convectie een strikt minimum van lucht wordt aangevoerd, dooft een stukje gloeiende houtskool nèt niet uit. Zo'n pijp is bijvoorbeeld een holle venkelsteel. Zo werden mensen onafhankelijk van het toeval waarmee natuurlijke branden door de bliksem (Zeus) werden aangestoken. Tegelijk bespaarde het hun de moeite om zèlf vuur te slaan uit vuurstenen. Die vondst moet een kleine duizend jaar vóór Hesiodos' verhaal worden gedateerd. Hij vormt een beslissend moment in de overgang van de bronstijd naar de ijzertijd. Waarom?
Voordien gebruikten mensen op zeer kleine schaal gedegen metalen (koper, zilver, goud en kwik). die vrij in de natuur voorkomen. Warmte, nodig voor het afzonderen van andere metalen, met name ijzer, uit ertsen was onvoldoende beschikbaar. Nadien was warmte, dankzij de sterk verbeterde vuur-beheersing, overvloedig beschikbaar. Mensen kregen toegang tot het ijzer, een hard metaal, uitstekend geschikt voor... wapens.
Door het vuur hebben mensen zich toegang verschaft tot voordien ontoegankelijke natuurschatten en de natuur zint op wraak. In Hesiodos' verhaal is die schat een kwaad, aan het hart gekoesterd en, ten onrechte, ervaren als vreugde. Het vervolg op het bovenstaande tekstfragment is: Als prijs voor het vuur zal ik (dat is: Zeus) een plaag geven. Alle mensen zullen dit kwaad aan het hart koesteren en er vreugde in scheppen. Zo sprak de vader van goden en stervelingen en hij lachte luid. En Pandora werd gemaakt om een vloek over de mensen te brengen.
De doos van Pandora bevat ziekten, ruzie en strijd. Hij is toegevoegd aan, niet ingebakken in de (vuur- en ijzer-)technologie. Toegevoegd door de wraakzuchtige natuur. Dat is Hesiodos' visie, de Griekse visie. Op de verdere uitwerking daarvan, die Aischylos drie eeuwen na Hesiodos heeft gegeven, zal ik nog terug komen. Dit kan alleen verstaan worden tegen de achtergrond van een positieve waardering van Prometheus. Hij is slim, hij anticipeert (denkt vooruit, want zijn naam komt van pro-manthano) en hij zorgt voor de mensen. Pandora is een later gewrocht. Maar ook een negatieve waardering is mogelijk.
De Joodse tegenhanger van deze geschiedenis gaat over Kain. Kain, die met vuur omgaat, ziet zijn vuuroffer geweigerd en wordt dan in zijn boosheid tot moordenaar van Abel. Deze visie is ontstaan in een nomadische gemeenschap met een zwakke technologische traditie. Hij is via de christelijke cultuur doorgegeven aan de grote conservatieve, anti-emancipatie bewegingen van deze tijd. Het verzet tegen de voortgang van onderzoek en techniek is briljant verwoord in de volgende overweging:
‘Ik sla het brevier op en lees: streef niet naar wat u te boven gaat en tracht het verborgene niet te doorgronden; denk alleen aan wat bereikbaar voor u is, want wat verborgen is hebt ge niet nodig. Het zal me benieuwen of ooit iemand, dat lezende, aan de na-cartesiaanse wetenschap heeft gedacht, aan de moderne fysica en de chemie, aan de nucleaire onderzoekingen, aan de vivisectie, aan de ruimtevaart en heel die technische vooruitgang waaronder het leven op aarde te lijden heeft! Men zal het wel lezen als een staaltje van antieke wijsheid of als een maatschappelijk advies. Men zal er in horen dat hoogmoed voor de val komt en dat strebers ten slotte voor gek zullen staan. Men zal die woorden verklaren als een vermaning om zich te vergenoegen met bescheiden vroomheid en zich afzijdig te houden van haarkloverijen en metafysische bespiegelingen. Men zal er wie weet in lezen dat we moeten terugkeren naar that oldtime religion. Maar dat deze waarschuwing geldt voor de natuurwetenschap en de biologie, voor het bedrijfsleven en de technische hogeschool, dat zal men gevoeglijk vergeten. We zijn niet gewend zo concreet te denken als het om bijbelteksten gaat. We hebben een berlijnse c.q. chinese muur opgetrokken tussen godsdienst en de praktijk des levens. Maar de wijsheid waarover het in deze boeken gaat, is geen wijsheid van particuliere strekking. Zij heeft met de schepping zelf te maken, zeggen de wijzen zelf. En onze dwaasheid heeft ook met de schepping te maken. Onze dwaasheid ontwricht het leven op aarde. Onze onbescheidenheid overtreedt alle grenzen en maakt alles daarmee amorf. Zij is alleen te vergelijken met wat een roofdier doet als het zijn poot op een prooi heeft gezet. Wij grijpen de aarde in onze klauwen en verscheuren het leven. Van de aarde als moeder hebben we geen besef meer, we weten niet eens waar het woord materie vandaan komt. It doesn't matter, denken we...’
In deze tekst, die van de hand is van de dichter/predikant Barnard, valt het radicalisme op. Wij moeten met onze handen van de natuur afblijven, onderzoek en techniek zijn onvoorwaardelijk slecht. Laten we voorbij gaan aan de paradox dat deze tekst is gedrukt en verspreid dank zij de technische hulpmiddelen die hij afwijst. Het is een mening om naar te luisteren, niet om over te praten. Chemische geneesmiddelen, bijvoorbeeld, verscheuren het leven? Ook al mag men de dichter zijn overdrijvingen gunnen, toch spreekt zozeer de afkeer van empirie en rationele analyse, dat discussie zinloos is. Zo'n discussie vereist het onderscheid dat de Grieken althans gezien hebben toen ze Prometheus en Pandora apart ten tonele voerden.
| |
| |
Vormen die twee een noodzakelijke eenheid?
Vandaag, bij het betreden van de uraniumtijd, is deze vraag klemmender dan ooit. Want een vrouw heeft op 16 juli 1945, honderd kilometer van Alamogordo, in de late nacht haar auto gestopt en aan de deuren van een dorp geklopt om de inwoners wakker te maken. Ze zei: Ik moet je vertellen wat ik gezien heb, het is niet te geloven. Zojuist heb ik de zon in het westen op zien komen en meteen weer onder zien gaan!
Alamogordo, en alles wat daarop gevolgd is, vormt het onverbiddelijke kader. Zeker. En toch is het een perversie van de geest met deze perversie van de wapens het hele toneel te vullen. Jaspers' boek Die Atombombe und die Zukunft des Menschen is, in zijn preoccupatie met de mogelijkheid van een totale vernietiging van het leven op aarde, een hysterisch document. Het roept op om onze angst te laten aanzwellen tot een wilde paniek. In die maatschappelijke chaos, filosofeert Jaspers, zullen we, gulzig in Pandora's doos graaiend, met elkaar verstandig worden! Zulk onverstand, roept dat niet de katastrofe op? Zijn Hiroshima en Nagasaki niet genoeg? Zo kan ik met de beste wil ter wereld niet naar het toneel kijken.
Ik zie een nieuw vuur, zeer heet, zeer krachtig. Dit kernvuur is anders en het jaagt, meer nog dan het oxydatievuur in de prehistorie, angst aan. Twee miljard jaar geleden smeulde het ondergronds in het Afrikaanse schild en waarschijnlijk ook elders. Dat hebben we niet gezien en we zouden het ook niet gezien kunnen hebben. Het is zo onzichtbaar als de stille versplijting van uranium in water in bouwsels van staal en beton.
De diefstal van Prometheus heeft ons toneel verder gevuld met stoomketels, verbrandingsmotoren, turbines, elektriciteit, accu's, lampen, walsen, ovens, landbouwtractoren, bulldozers, draglines, vrachtauto's, vorkheftrucs, liften, hijskranen, personenauto's, treinen, bussen, fietsen, invalidewagentjes, boten, schepen, helikopters, vliegtuigen, raketten, kunstmanen, zonnecellen, centrale verwarming, wasmachines, stofzuigers, koelkasten, radio's, televisie, films, fotografie, kranten, boeken, theaters, muziekinstrumenten, langspeelplaten, bandopnemers, cassetterecorders, telefoon, radar, computers, transistoren, chips, besturingsautomaten, boekhoudmachines, glas, kunstvezels, plastics, glasvezels, penicilline, antibiotica, contraceptiva, pesticiden, chemische geneesmiddelen, aspirientjes, bestralingstherapie, nucleaire diagnostiek, röntgendiagnostiek, cardiografie, encefalografie, myografie, transplantaties, hormoontherapie, recombinant deoxyribon ucleinezuur...
Duidelijk is dat dit alles niet in de doos van Pandora zat. Prometheus en Pandora vormen geen noodzakelijke eenheid.
Voor het sombere, bovenmaatse hoofdgebouw van de Delftse Hogeschool staat een beeld van Prometheus. Dit bescheiden, wat maniëristische beeld schijnt uit de hoogte af te dalen, het vuur in de rechterhand. Zo heeft de kunstenaar Wenckebach het in 1942 ontworpen, toen er sprake was van een honderdjarig bestaan van de ingenieursopleiding in Nederland. Gebrek aan brons heeft verhinderd dat het beeld in de oorlogsjaren kon worden vervaardigd en geplaatst. Maar in 1953 kon het met vuur en vlammen worden onthuld. ‘Delft’ had zijn culturele ornament.
De voorzitter van het college van curatoren der Hogeschool heeft bij die gelegenheid het volgende naar voren gebracht:
‘In de laatste tijd (is) bij velen twijfel ontstaan aan de waarde van techniek en haar vindingen. Men heeft deze gebruikt in dienst van de vernietiging in plaats van voor het opbouwen. Dit zelfde probleem heeft zich in de Griekse tijd reeds voorgedaan bij de medici, de volgelingen van Asklepios. Ook daar had de mens de kennis gekregen van machten die, ten kwade aangewend, de mensheid zouden kunnen vernietigen’.
Vervolgens heeft hij gepleit voor een technische tegenhanger van Hippokrates' eed. Voor zover ik weet is het daar nooit van gekomen, afgezien van een enkele individuele verklaring van een afgestudeerde. Het onderscheid was te evident om het te expliciteren. Techniek en ethiek zijn twee.
De fysicus Bloembergen, die belangrijke bijdragen heeft gegeven aan de ontwikkeling van lasers, spreekt bijna berustend over het feit dat ongeveer net zoveel geld wordt besteed aan civiele lasers als aan militaire lasers.
Het onderscheid is praktisch onmogelijk als je alleen naar de (technische) vinding kijkt. Van geen enkele nieuwe vinding valt te zeggen of hij alleen maar goed of alleen maar slecht toegepast kan worden. Sterker: de ervaring is dat altijd zowel het ene als het andere kan.
Als Prometheus vandaag aanleiding geeft tot reflectie over zijn diefstal, waar komen we dan uit? Niet bij verklaarde anti-technologen! Bij de filosoof Bloch, die de culturele bovenbouw heeft gegeven bij het Marxisme van deze eeuw? Zijn interpretatie van de Prometheus-figuur lijkt al achterhaald door de domme flirt van socialisten (en communisten) met de saboteurs van nieuwe techniek. Bij de al even grondige, maar iets dichterlijker Günter Grass? In zijn boek De Bot ontfutselt de oervrouw Auwa het vuur aan een wolfsgod en als venkelsteel dient daarbij haar vagina. Grappig, maar nòch het vuurtje nòch de oerfeministe (Au!) zouden het lang hebben uitgehouden. Bij de psychologiserende Kerényi dan? Misschien.
| |
| |
Ik weet het niet. Het onderwerp is als een onzekere vlam, die afwisselend licht werpt op brokjes onderzoek, oude teksten, onverwachte dwarsverbanden. In feite stelt het onderwerp van Prometheus' diefstal de mens aan de orde. Das Griechische Mythologem von der menschlichen Existenz, zo heet de Prometheus-studie van Kerényi dan ook. Maar zo systematisch als in die studie kan ik over dit onderwerp niet nadenken.
Ik neem een tuitknak uit het sigarenkistje. Waarom die diefstal? Waarom zit er iets gewelddadigs in onderzoek en beheersing van de natuur? Door mijn raam kijkend zie ik een uitbundige voorjaarsnatuur. Een hete zon in een vlekkeloze hemel over honderd tinten groen met witte en rose bloesem. Basis van de menselijke existentie.
Ik krab in mijn haar, bekijk de sierlijk gerolde, puntige sigaar. Tevergeefs wil een bromvlieg door de ruit vliegen. Ik schud een lucifersdoosje leeg, Säkerhets Tändstickor. Even bevat het doosje, dat ik over de vlieg op de ruit dicht heb geschoven, gonzend leven. Dan open ik het buiten een open raam. Pas na wat schudden zwiert het diertje zijn vrijheid tegemoet. Enig licht geweld en een list voeren ook hier naar de vrijheid - een element van het Prometheusverhaal.
Ik strijk een lucifer aan op het doosje en laat het vlammetje lekken aan de tuit van mijn sigaar. De tijden dat het vuur niet in Säkerhets Tändstickor getemd was. Hete verbrandingsgassen brengen de smaak van schroeiende tabak in mijn mond. De rook die van de rosse verbrandingsrand kringelt is blauw, maar de rook die uit het door mij aangezogen einde stroomt is grauw. Dat komt door het verschil in deeltjesgrootte in het verbrandingsaerosol, zodat het licht anders wordt verstrooid. Dat inzicht - van Prometheus? Over welk inzicht hebben we het?
Ik heb een atlas met kleurenfoto's van het aardoppervlak, gemaakt door een kunstmaan op duizend kilometer hoogte. Nederland is een uitzonderlijk, in vlakjes geordend cultuurlandschap. Maar wat je als regel tegenkomt zijn ruwe landschappen, onderworpen aan het brute spel der natuurgoden. Ik bekijk de opname van het Grote Slavenmeer in het gevouwen, gescheurde en door ijsmassa's geslepen granitische schild van Canada. Het water is zwart, of blauw waar rivieren klei, zand en grind invoeren. Het omringende land is roestbruin, wat in de kleurcode op bebossing wijst. Maar er zijn talloze vaalgroene plekken met een grillige vorm, waar branden gewoed hebben of nog woeden. Een natuur van verweerde rots, koud water, koele lucht en vuur dat door de wouden trekt. Sub specie aeternitatis, met de ogen van een automatische camera op duizend kilometer hoogte, is de mens niet meer dan een marginale ordenende kracht tussen de vier oerelementen in hun gigantische autonome wisselwerking.
Ik denk dat je zo naar Prometheus moet kijken. Als een mens die in die megastructuren micro-ordeningen aanbrengt. Hij pakt wat van het land, het water, de lucht en, waar het bij Prometheus speciaal om gaat, het vuur. En hij doet er wat mee.
Vuur: een verschijnsel van warmte en licht dat optreedt bij verbranding. Verbranding: een chemisch proces tussen een (brand)stof en zuurstof (of een ander metalloid). Het verschijnsel is als zodanig pas tussen 1774 en 1777 begrepen door het werk van Priestley en Lavoisier. De laatste werd, om een andere reden overigens, nadien geguillotineerd.
Warmte: bewegingsenergie van atomen en moleculen. Licht: trillingsenergie van het electromagnetische veld. Over dit laatste wil ik het hier verder niet hebben, wel over het eerste. Vooral de intuïtieve inzichten van Boltzmann, ontwikkeld tegen het eind van de vorige eeuw, hebben bijgedragen tot dit warmte-begrip. Toen waren er nog geen directe, experimentele aanwijzingen voor het bestaan van atomen en moleculen! Boltzmann kwam met deze inzichten in een bittere controverse terecht, die heeft geleid tot zijn zelfmoord in 1906.
Rond 1775 bestond geen duidelijk beeld van de aard van warmte. Een halve eeuw later, toen natuurkundigen begonnen te praten over de mogelijkheid dat het een bijzondere vorm van energie was, wisten de filosofen er ook nog geen raad mee. Hegel heeft het over ‘de zelf-herstelling van materie in zijn vormeloosheid’ en ‘de werkelijke idealiteit van specifieke zwaarte en samenhang’. Bedekte deze filosoof zijn onbegrip nog met een duister jargon dat niets betekent, de jargonhater Schoppenhauer rekende de warmte nog in 1844 tot de qualitates occultae. In drastische taal verzette hij zich tegen een mechanistische verklaring, zoals uit het volgende fragment mag blijken: ...die wieder aufgewärmte, aus Unwissenheit sich original dünkende, rohe Materialismus, welcher zunächst, unter stupider Ableugnung der Lebenskraft, die Erscheinung des Lebens aus physikalischen und chemischen Kräften erklären, diese aber wieder aus dem mechanischen Wirken der Materie, Lage, Gestalt und Bewegung enträumter Atome entstehen lassen und so alle Kräfte der Natur auf Stoss und Gegenstoss zurückzuführen möchte.
Boltzmann had veel vooroordelen te overwinnen! Onthoud dat dit fragment uit 1844 is, twee jaar na de publicatie van het werk van Maier, op wie ik nog uitvoerig terugkom. Laten we echter de filosofen rusten.
Sinds 1720 werkte een grote mijnpomp, Chacewater genaamd, ontworpen en gebouwd door Newcomen. Die enorme machine ge-
| |
| |
bruikte de verbrandingswarmte van niet minder dan 13 ton steenkool per dag om een mijn droog te houden. Dus al meer dan een eeuw wist iedereen dat warmte een bron van mechanische arbeid kon zijn. In 1768 had Watt dit type machine wezenlijk verbeterd door toevoeging van een stoomcondensor. De ervaring van ingenieurs, in het geval van Watt gepaard met een opmerkelijke intuïtie van regels of wetten die pas veel later duidelijk geformuleerd werden, wees er op dat je bewegingskracht kunt halen uit brandstof door die met lucht (die voor een deel uit zuurstof bestaat) te verbranden.
De eerste experimenten over de omzetting van warmte in arbeid, of liever, van arbeid in warmte, werden in 1798 uitgevoerd door Thompson. In opdracht van de Beierse vorst, die hem tot Graaf Rumford bevorderde, moest hij toezien op het uitboren van kanonslopen. Hij was gefascineerd door de warmte die daarbij ontstond en opperde de mogelijkheid dat de mechanische arbeid van het boren daarvoor verantwoordelijk was. Hij schatte de warmte die een paard, dat de boormachine bewoog, per uur opwekte. Rekenen we die schatting om naar moderne eenheden, dan vond hij iets meer dan 5 joule per calorie. De joule is de eenheid van arbeid en de calorie de eenheid van warmte. Hij zat er niet ver naast!
Omstreeks 1840 was ook de wetenschappelijke wereld rijp voor de conceptie van de gelijkwaardigheid van warmte en arbeid, die ingenieurs hadden gevonden. En toch was het pas een zonderlinge randfiguur die de eerste hoofdwet van de thermodynamica vorm gaf.
Maier werd in 1814 geboren als zoon van een apotheker in Heilbronn. Goed leren kon hij niet, maar zijn vader stuurde hem naar de universiteit van Tübingen om medicijnen te studeren. Zo kwam hij zijdelings in contact met de chemie, gedoceerd door Gmelin. Na in niets uitgeblonken te hebben haalde hij zijn diploma in 1838. Verdere wensen van zijn vader negerend verliet hij Duitsland en monsterde aan als scheepsarts op de driemaster Java, die in februari 1840 uit Rotterdam naar de Oost vertrok.
Maanden lang had hij niets te doen, of praktisch niets. Werd zo de psychische energie opgebouwd voor de ontdekking in Soerabaja? Volgens Maier zelf begon het denkwerk toen hij daar verschillende zeelui moest aderlaten. Het aderlijke bloed was zo lichtrood, dat hij eerst dacht een slagader te hebben geopend. Maar artsen op de wal vertelden hem dat zulk aderlijk bloed normaal was in de tropen, omdat minder zuurstof nodig was ter handhaving van de lichaamstemperatuur dan in koudere streken.
Maiers gedachtengang ging toen ongeveer als volgt. Omdat lichaamswarmte wordt opgewekt door oxydatie van voedingsstoffen, doet zich de vraag voor wat gebeurt als het lichaam behalve warmte ook arbeid produceert. Uit dezelfde hoeveelheid voedsel wordt soms meer en soms minder warmte geproduceerd, afhankelijk van de hoeveelheid arbeid die het lichaam verricht. Dan zou men moeten concluderen dat warmte
| |
| |
en arbeid uitwisselbare grootheden zijn van dezelfde aard. Het grandioze idee van Maier was dat de som van warmte en arbeid gelijk zou moeten blijven. Hij werkte dit idee aan boord uit, als een bezetene. De rest van zijn leven zou worden besteed om het in een wetenschappelijk aanvaardbare vorm te presenteren.
Maar nu wreekte zich zijn povere wetenschappelijke vorming. Maier verwarde elementaire begrippen als kracht, impuls, warmte en energie. Het eerste artikel dat hij schreef werd geweigerd door de redacteur van het tijdschrift aan wie hij het had opgestuurd. Deze Poggendorff verwaardigde zich zelfs niet de brieven te beantwoorden die Maier hem daarover schreef. Maar begin 1842 had hij de zaken voldoende op een rij en was hij in staat zijn idee in kwantitatieve vorm weer te geven. In maart van dat jaar accepteerde Liebig het desbetreffende artikel voor Annalen der Chemie und Pharmazie. Daarin staat:
Uit toepassing van bewezen theorema's over de warmte- en volumerelaties van gassen volgt (...) dat de val van een gewicht van een hoogte van ongeveer 365 meter overeenkomt met de opwarming van een zelfde gewicht van water van o tot 1o C.
Rekenen we dit resultaat om, dan volgt de equivalentie van 3,56 joule met 1 calorie. Beter dan het resultaat van Graaf Rumford, en dat alleen gebaseerd op theorieën over gassen! De moderne waarde van dit equivalent is 4,184 joule per calorie.
Arme Maier! Zijn ontdekking, nu afdoende beredeneerd en gekwantificeerd en als zodanig gepubliceerd, werd door vaklui genegeerd. Na verloop van jaren werd hij toegeschreven aan Clausius, de fysica-professor. Maier, die zich tenslotte als huisarts in Heilbronn gevestigd had, raakte verbitterd. Psychisch ontredderd liet hij zich behandelen in een inrichting, waar hij gedurende 13 maanden slachtoffer werd van proeven met een dwangstoel. Pas na 1862 werd, door toedoen van Tyndall, zijn prestatie langzamerhand naar waarde geschat. Hij overleed in 1878.
Waarom al die details over Maier? Omdat de eerste hoofdwet van de thermodynamica, die bijna-trivialiteit dat in een afgesloten systeem de totale energie behouden blijft, de bedrieglijke natuurlijkheid heeft van het vuur.
Het gaat hier over Prometheus en zijn diefstal.
Maier staat model voor Prometheus.
Poincaré merkt in het voorwoord van zijn Thermodynamique het volgende op over Maiers prestatie: Wij zien dat elementen die op het eerste gezicht onverenigbaar zijn zich rangschikken in een onverwachte orde en een harmonisch geheel vormen; en wij weigeren te geloven dat een onverwachte harmonie puur een gevolg van het toeval is. Het schijnt dat wij onze verovering meer op prijs stellen naarmate ze ons meer inspanning gekost heeft, of dat wij er zekerder van zijn de natuur haar ware geheim ontfutseld te hebben naarmate ze het met meer jaloezie bewaakt schijnt te hebben.
Dit treffende oordeel is uit 1902.
Maier stal een natuurgeheim. Gebonden werd hij aan een dwangstoel. Prometheus geketend!
Lees hoe Shelley de geketende oproept, in blanke verzen die de schoonheid hebben van de barse natuur waaraan hij is vastgeklonken:
Monarch of Gods and Daemons, and all Spirits
But One, who throng those bright and rolling worlds
Which thou and I alone of living things
Behold with sleepless eyes! Regard this Earth
Made multitudinous with thy slaves, whom thou
Requitest for knee-worship, prayer, and praise,
And toil, and hecatombs of broken hearts,
With fear and self-contempt and barren hope.
Whilst me, who am thy foe, eyeless in hate,
Hast thou made reign and triumph, to thy scorn,
O'er mine own misery and thy vain revenge.
Three thousand years of sleep-unsheltered hours,
And moments aye divided by keen pangs
Till they seemed years, torture and solitude,
Scorn and despair, _ these are mine empire.
More glorious far than that which thou surveyest
From thine unenvied throne, O, Mighty God!
Almighty, had I designed to share the shame
Of thine ill tyranny, and hung not here
Nailed to this wall of eagle-baffling mountain,
Black, wintry, dead, unmeasured; without herb,
Insect, or beast, or shape or sound of life.
Ah me!, alas, pain, pain ever, for ever!
| |
| |
Niet alleen heeft de almachtige de mensen gestraft voor de diefstal van zijn geheim door Pandora te sturen, ook de dief heeft hij gestraft door hem voor mensen, voor alle leven onbereikbaar op te bergen.
Shelley heeft zich georiënteerd op Aischylos' treurspel, waarin de door Hesiodos vastgelegde mythe werd uitgewerkt. Pas bij Aischylos vinden we beschouwingen over deze ketening, dit lijden. Is er intussen nagedacht over het lot van onderzoekers? Is de dramatische spanning van inzicht herkend? In de tijd van Aischylos valt de grote maatschappelijke verandering die leidt tot Athene's democratie. Het is een overgang van de gesloten samenleving met tirannieke structuren naar de open samenleving met het forum voor discussie. Deze overgang is opgeroepen door Prometheus, met zijn inbreuk op het sacrale. De spanning tussen het nieuwe, dat als kunstmatig werd gevoeld, en het oude, dat men natuurlijk vond, is groot. De controverse, de ergerniswekkende dialectiek van Socrates is scherp. Daar is zomaar een politicus als Pericles die zegt: al bedrijven slechts weinigen politiek, wij allen zijn in staat om die te beoordelen. Dit alles speelt mee in Aischylos' Prometheus.
Prometheus is drager geworden van alle kunstige vernieuwing. Hij leerde sterrenkunde, wiskunde, schrijven, vervoer, zeevaart, geneeskunde, metaalbewerking aan de mensen. Toch moet hij lijden, want, zo formuleert Aischylos, kunst is zwakker dan noodzaak. Voorlopig komt daar nog geen eind aan, en wel om twee redenen. De handlanger van Zeus, die Prometheus vastnagelt, zegt dat zijn verlosser nog niet geboren is en dat het hart van Zeus is verhard. Wat de almachtige betreft is zijn situatie dus uitzichtsloos. Maar ook op de mensen hoeft hij niet te rekenen. Het koor stelt vast: nooit zullen de raden van sterfelijke mensen de ordening van Zeus overtreden. Wel spreekt het uit met Prometheus mee te willen lijden.
In een verloren gegaan vervolg op dit treurspel wordt de verzoening van Prometheus en Zeus beschreven. Shelley moest niets van een verzoening hebben en dichtte Zeus' vernietiging. Of er nu wel of geen einde komt aan dit lijden maakt niet veel uit voor de betekenis ervan. Dat kunst zwakker is dan noodzaak is een kanttekening bij dit lijden, nauwelijks een verklaring. Hier naderen we een centrale vraag. Waarom dit lijden?
Het lijden van Prometheus is alleen te begrijpen als de diefstal, waarmee alles begint, begrepen is. Zo pakt Kerényi, die ik al even noemde, het probleem aan. Iemand steelt omdat hij gebrek heeft. De mens, voor wie Prometheus model staat, moet wel stelen omdat zijn bestaan anders in gevaar komt. De diefstal is noodzakelijk complement, het zich toe-eigenen van de natuur
| |
| |
is eigen aan het natuurwezen mens. In enkele formuleringen van Kerényi: Die erschlossene Dunkelheit des Prometheus ist leicht als die Mangelhäftigkeit eines Wesens zu erkennen, dem gerade das Feuer zur vollkommeneren Seinsform wesentlich wäre. (...) Er brachte das Feuer, dessen Besitz den Tieren versagt bleibt: die tierische Existenz ist feuerlos. So erhob er die menschliche Existenz zur menschlich en Existenz. (...) Denn sobald der Mensch Mensch ist, ist Feuerlosigkeit ein Mangel dem man abhelfen muss. Omdat de mens dief is, lijdt hij aan zichzelf. Dit is een moreel lijden als grondtrek van het menselijk bestaan.
Ik vraag mij af of deze tautologieën en identiteiten een bevredigend antwoord opleveren. Kerényi vult het Prometheus-verhaal psychologiserend in, waardoor het wel rijker wordt maar niet doorzichtiger. Bovendien denk ik dat hij het psychologische moment waar het om draait, het moment van de diefstal, over het hoofd ziet. De diefstal is raadselachtig.
Stel dat de mens niet een dief is en niet veroordeeld is tot dit morele lijden. Hij staat in de natuur en is zich die bewust: de zon brandt op zijn schouders, de wind beweegt zijn haar, geuren van bloesem komen in zijn neus, hij ziet groene bomen, enzovoort. Dan loopt hij naar die ene boom en plukt een appel.
Is de mens anders dan een aap die een banaan plukt? Niet hierin. Hij eet de appel en de aap eet de banaan. Nu bukt hij zich en plukt een bloem.
Doet een aap dat? Ik meen dat apen geen bloemen plukken. Hierin is hij dus anders. De bloem is geurig, kleurig en van een tere textuur met wonderlijke regelmaat. Getroffen door die onbegrijpelijke pracht steekt de mens de bloem in zijn haar. Hij is dief geworden. Hier is het psychologisch moment.
Waarom wèl die appel en niet die bloem? Zit het in de verwondering om de bloem die zo mooi is? De verwondering wekt de begeerte het moois te pakken, een bloem, ...het vuur, ...e tutti quanti. Hier is iets onduidelijks. Gisteren vond de mens appels ook alleen maar verwonderlijk, of mooi, en is hij kijkende, ruikende en bijtende tot de ontdekking gekomen dat een appel lekker is. Sinds gisteren gebruikt hij appels als voedsel. Het psychologische moment zit dus niet in de verwondering.
Het valt er na. Het valt samen met het besef dat die bloem niet direct nuttig is, hoogstens als sieraad voor het hoofd. De mens steelt het misbare, want het onmisbare komt hem van nature, rechtens toe. Welk onverstand denkt overigens dat hij het vuur gestolen heeft omdat hij al wist dat je dit nodig hebt om wapens te maken? Hij is als die ekster op zoek naar glinsterende of schitterende dingen waar op het eerste gezicht niets mee te beginnen valt. Daarom is hij zelfs naar de maan gegaan om kristallen te rapen.
Wanneer dan valt het besef van het vergrijp? Wanneer voelt hij zich aangesproken door het woord dat hij de aarde in zijn klauwen heeft gegrepen en het leven heeft verscheurd? Als nadelige gevolgen duidelijk worden? Is hier sprake van een graduele kwantitatieve overgang? Wèl een bloem, dat kan geen kwaad, wèl dit, misschien ook nog wel dat, maar het vuur, dàt niet. Ik denk dat we die graduele overgang moeten afwijzen. We schaden de natuur wel degelijk als we een bloem plukken, want die heeft een functie voor insecten (meen ik). Bovendien blijft het probleem dat hier aan de orde is doorzichtig als we het op die kwalitatieve overgang van appel naar bloem houden.
Als Kierkegaard het over de kwalitatieve overgang heeft van het toegelatene naar het verbodene, gaat hij diep in op de rol van angst. Angst wordt ook opgeroepen in het beeld van het roofdier dat zich aan de natuur vergrijpt. Maar ik ben niet angstig als ik een bloem pluk. Ik ben ook nooit angstig geweest als ik als kind een bloem plukte. Ik heb het gevoel dat die wonderlijke bloem van en voor mij is, zo goed als ik van en voor die hele wonderlijke natuur ben. Er is geen verschil tussen mij en de natuur, op één kleinigheid na.
Het kleine verschil dat me onderscheidt van de overige natuur is, dat ik naast een lijf met een maag ook hersenen heb. Die hersenen zijn een groot ordenend en onderscheidend orgaan dat de natuur zelf heeft voortgebracht. De bloem is voor mijn hersenen zo onmisbaar als de appel voor mijn maag. Het psychologisch moment van diefstal is het bekijken van de bloem, die ten teken van de gemaakte analyse op het hoofd wordt gezet. Het psychologisch moment van het morele lijden is als iemand de bloem, waar het verstand naar hongert, misbaar noemt. We lijden moreel niet aan onszelf maar aan de veroordeling van ons inzicht door medemensen. Zo gaat mijn interpretatie van Prometheus niet verder dan zijn Griekse naam, die rechtstreeks naar verstandelijk inzicht verwijst. Wij hebben hersenen. Wij grijpen de natuur niet om haar te verscheuren, wij begrijpen de natuur om haar te ordenen.
Het is verleidelijk om iets verder te gaan op de weg van een fysiologische verklaring van Prometheus' lijden. Maar we komen dan op een nog speculatiever terrein dan hiervoor werd betreden, waarop zo goed als niets valt te toetsen. Dus met heel veel voorbehoud het volgende.
We zullen kijken naar dat deel van onze hersenen dat opvallend afwijkt van dat van andere levende wezens: de grijze schors. Er is het één en ander bekend over de motorische-, zintuiglijke- en associatiegebieden, over hun onderlinge samenhang en over de verbindingen met dieper gelegen gebieden in de witte hersen-
| |
| |
vezels. Maar wat afgestemd is op wat en welke terugkoppelingen bestaan is nog duister, terwijl al helemaal een raadsel is hoe storingen ontstaan.
De uomo universale Koestler heeft nagedacht over een mogelijke schizofysiologie, een constructiefout van de natuur in de koppeling van de schors aan de witte vezels, of, in een andere aanduiding, van de neocortex aan het limbische systeem. Die fout zou dan ten grondslag kunnen liggen aan de empirische onevenwichtigheid van ons verstands- en gevoelsleven. Het heeft er de schijn van dat ons verstand moeite heeft zich te onttrekken aan de impulsen van het limbische systeem en nog meer moeite om zijn impulsen aan het limbische systeem op te dringen. Zo zou Prometheus aan Zeus kunnen lijden.
Koestlers interessante hypothese van een schizofysiologie past bij Kerényis (interpretatie van de Griekse) visie dat de mens aan zichzelf lijdt. Men kan de hypothese verwerpen om de formele reden dat de natuur (van onze hersenen) is zoals zij is en dat het irrelevant is haar fout of goed te noemen, of minder dan wel meer geslaagd. Men kan de hypothese ook iets ombuigen en zeggen dat de koppeling van de schors aan de witte vezels een dermate subtiele con- | |
| |
structie is dat hij tot de herkenbaarheid van het individu leidt. In deze variant past de hypothese bij mijn conclusie dat de mens lijdt aan (het oordeel van) zijn medemensen.
Zo, met een grote sprong, komen we bij het slot dat ik me had voorgesteld. Notities over de individualiteit en de daarbij behorende vrijheidsruimte.
De diefstal van Prometheus schiep en schept steeds weer extra ruimte voor individu en samenleving. Naarmate wij ons web verder uitspinnen in de ons omringende natuur vangen wij steeds meer van haar verbazingwekkende hulpbronnen. Ons spinnen is een langzaam, moeizaam ordenen, zoals ik duidelijk heb willen maken in de beschrijving van de begripsmatige ontsluiting van warmte. Het benutten van die extra ruimte kan ons bevrijden van de grootste zorgen die resten. Zo ontstaat het politieke vraagstuk hoe we met die vrijheidsruimte moeten omgaan. Hij kan in meerdere of mindere mate worden besteed aan individuele ontplooiing, doelstelling der emancipatie. Hij kan ook worden gericht op het lenigen van fysiek gebrek op wereldschaal, waarbij we eerder aan collectiviteiten dan aan individuen moeten denken. Het vraagstuk is niet van academische aard!
Ideologieën bloeien als nooit tevoren en voeden de verbeten strijd over het antwoord in dit vraagstuk der vrijheid. De strijd speelt zich voor iedereen zichtbaar op de straat af, en de meest in het oog lopende botsingen worden door de televisie uitvergroot aan miljoenen getoond. Mensenmassa's achter vaandels en spandoeken, bezettingen, vechtpartijen, onderdrukking, terreur, marteling en moord uit naam van een politiek antwoord. Dit beeld is bepalend (geweest) voor Prometheus, de revolutionaire vuurdrager, en niet dat van Maier of al die andere moeizame zoekers, die het vuur aangedragen hebben.
Allicht ontstaat in die strijd verwarring. Sterker, hij leidt tot absurditeiten als de anti-technologische ideologie. Immers, strijd tegen de techniek is strijd tegen de motor der emancipatie. Deze ideologie kan alleen als regressief, of op zijn best als correctief worden aangemerkt. De kosten en consequenties van vooruitgang kunnen bij een steeds snellere technologische ontwikkeling niet over het hoofd gezien worden, dat spreekt. Ecologie, of milieuzorg, speelt een grotere rol in de politieke discussie dan vroeger, natuurlijk. Maar een idee van emancipatie door bestrijding van techniek is absurd en paradoxaal.
De politicoloog Bracher schrijft: Als men de ecologische katastrofenliteratuur der zeventiger jaren met gevoel voor zijn ideologische waarde leest, wordt men zo nu en dan herinnerd aan het gevoel van uitzichtsloosheid dat veel intellectuelen tussen 1918 en 1939 vatbaar maakte voor ideologisering van hun denken. Het staren op de atoomstaat, agressief of berustend, roept evenals de oudere cultuurkritiek politieke opties te voorschijn, die in feite op gespannen voet staan met de nadrukkelijk geuite solidariteit met de ‘werkende bevolking’ of de derde wereld. Zo heeft het boek van Robert Jungk (Der Atomstaat, Vom Fortschritt in der Unmenschlichkeit) grote invloed uitgeoefend op de antikernenergie- en milieubeweging.
Deze vlucht uit de werkelijkheid, aldus Bracher, kan pseudo-religieuze trekken krijgen, hij kan tot de ideologische ondermijning van de open samenleving leiden en hij zal in ieder geval de weerstand tegen linkse en rechtse dictaturen verzwakken. Zwaarder dan ooit tevoren wegen conservatieve nostalgie, terugkeer naar de natuur en het verleden en de vermenging van deze twee met een nostalgisch marxisme. Erfgenamen van de grote emancipatiebewegingen, schreef ik in het begin, zetten verbodsbordjes bij natuuronderzoek en nieuwe techniek. En daar is de echo van het koor dat Aischylos liet zeggen: nooit zullen de ( ) mensen de ordening van Zeus overtreden.
Prometheus' diefstal schiep voorwaarden voor onze democratie, de enige vorm der vrijheid die bruikbaar is gebleken, maar is daarmee niet verwisselbaar. In dictaturen wordt techniek toegepast voor de onderdrukking. Thuis zien we de versterkende werking der techniek in handen van ideologen, bijvoorbeeld in het manipulerend vermogen van televisiebeelden, die de democratische besluitvorming belasten met overprikkeling van het limbische systeem. Dan is er de grote bedreiging door kernexplosieven - er is er eentje van vijftig miljoen ton TNT uitgeprobeerd boven Novaja Zemlja. Maar wellicht, wellicht schept ook deze bedreiging opnieuw voorwaarden voor een structuur der vrijheid, een wereldstructuur. Hij dwingt ons het gebouw der Verenigde Naties te restaureren.
Prometheus brengt ons de mogelijkheid van vrijheid. De vorm van de vrijheid is aan ons. Ons ontplooiende verwerkelijken we stukjes en beetjes van onze fantasie. Weerbarstigheid van materie verhindert dat die fantasie zijn vrije gang kan gaan. Hij heeft zich te voegen naar de bedding van onverbiddelijke regels der natuur. Bovendien is elke techniek beperkt in de zin dat hij verder ontwikkeld kan worden. Maar toch ontstaat iets nieuws, een nieuwe realisatie van de natuur, een cultuur. Produkten der kunst overtreffen de beelden der onbewerkte natuur omdat we onze ordening daarin terug zien. De organisatie der open samenleving is een wereldwonder. De hoogste ordening ontstaat wanneer materiële en technische beperkingen praktisch wegvallen. In Mozarts muziek en More's Utopia mag het genie van de mens culmineren.
| |
| |
|
|