Hollands Maandblad. Jaargang 1983 (422-433)
(1983)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
In het aquariumMisschien is het licht voor niets gedoofd
en hangen zonder reden alle kerken scheef.
Dat de zware schaduwen zo bonzen komt omdat
je hierheen rende, bedreigd door groot geluk.
Hier, in de holte van de klok, in deze kamer
vol verkeerde boeken, liefste, zul je blijven.
Buiten rijdt de nieuwe mens die alles mag.
Maar wij hebben onze mond en wie is onze meester.
| |
InversieBeenderenloos zinkt het meer op.
Beenkleurig daalt de maan.
Zaken doet zij overdag, het meer.
's Avonds opent zij doodleuk de ogen
en zinkt. De maan als een benen ooglid
stijgt en sluit.
En jij, vind je dit mijmerij?
| |
[pagina 47]
| |
In memoriamOp een middag die ik mij niet herinner,
een middag met autosnelheid vermolmd,
zweefde hij onderin dat glas van 't licht
als een farao zonder broertje.
Zomer was het.
Een groen mes sneed de aarde open
en hij lachte want ik zat
met een gezicht als een schep
in zíjn stoel te denken.
Water moet bij water blijven
behalve bij sterke oostenwind,
dus ik vertrok en hij begon te spoken
in heggen, tijgers, vensters en overal
waar de meisjes zijn.
| |
BalladeMakker, niets valt mij in
dan dat het middag is, God slaapt
en de speldeknoppen op de spelden slapen
en de honden in hun koppen, op een kier.
Waren mijn dagen eenvoudig
en was zij hier, ik kuste haar
en zei iets maar ze is weggegaan,
de deur door, ze is weg.
Stilte en de kleur van melk.
Het vraagstuk van de vreugde
opgelost.
De meeste merels zitten in de heg.
In de septemberzon mogen
naast de heupen
van hun dames heren lopen.
Zouden die weten hoe of wat?
|
|