Hollands Maandblad. Jaargang 1983 (422-433)
(1983)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
afscheidweinig is houdbaar
je kleine gestalte
aan de afwas
in een katoenen ochtendjurk
rood wit gestreept
ik moet alweer weg
leunend in de deuropening
| |
sneeuwhet is nacht
sneeuw heeft de straten verlicht
ruitenwissers vegen
de smeltende vlokken opzij
op de hoek van de straat
zou je moeten staan
in de witte snikkende stilte
| |
[pagina 39]
| |
tuinblanke ruisende rozen
een vloekende tuinkabouter
kan eindelijk gaan snoeien
mussen kijken belangstellend toe
in de brandgang
is het gerommel van driewielers
verstomd
ijslolliepapiertjes liggen in een modderplas
| |
watersnarenverloren zeelieden
water glijdt voorbij
ik speel op de resten
van een stukgeslagen gitaar
eens moet je hebben gedroomd
van een maanverlicht strand
| |
[pagina 40]
| |
speeltuindageraadje
holt over de weide
ik heb een vliegertje
gekregen van oma
mama heeft koek en snoep
en limonade en
andere kinderen durven meer
kabelbanen en vliegende hollanders
ik ga op de glijbaan
de draaimolen en in de bosjes
de speeltuinbaas moppert
en harkt in zijn groententuin
sommige moeders verbieden hun kinderen van alles
ik schaam me dan wel eens een beetje
| |
veerbooteen winterzon
verlichtte het strand
de zomer een dag verwijderd
meeuwen fladderen boven een buit
als stukjes opgeworpen zilverpapier
ik keek over de reling
een schuivende watermassa
schuin beneden
de waanzin wenkte mij
voor een omhelzing die ik
twee relingspijlen
tegemoet kwam
ik liep terug
met de souplesse van een zeeman
dacht ik
|
|