tolerant tot in het oneindige. Als je de enige bent die ergens moeilijk over doet is 't makkelijker relativeren.
Wanneer je je knarsetandend van opgekropte ergernis in zo'n busje hebt laten persen kijken ze je aan of ze water zien branden. Voor hen is 't natuurlijk allemaal even vanzelfsprekend, zoals 't voor mij vanzelfsprekend is dat er op een bank voor twee personen twee personen zitten. Hier zitten ze bij elkaar op schoot, bonken met hun hoofden tegen het dak, vallen van de banken, zweten zich een ongeluk, en dat vaak uren en uren achtereen. Je hoort geen onvertogen woord, sterker: je hoort ze praten en lachen alsof 't een plezierreisje is. Op 't laatst voel je niets meer van je sufgebonkte achterwerk en zit je je alleen nog maar te verwonderen.
En dan nog die overweldigende vriendelijkheid. Temidden van mensen die je nog nooit eerder hebt gezien voel je je in een minimum van tijd volkomen veilig, ook al versta je geen woord van wat ze zeggen. Contactbehoefte is hier nog niet iets waar je je voor hoeft te schamen, en dat is, in al zijn simpelheid, een ontwapenende ervaring. Je wordt aangeraakt. Zomaar. Uit gewoonte. Ze pakken je hand vast. Komen dicht tegen je aan zitten. Knijpen in je arm. Bevestigen constant dat je bestaat. Het meisje, met wie ik reis, vertelde dat kinderen hier vaak tot hun veertiende bij hun moeder in bed slapen. Misschien dat die aanrakingsgewoonte daar vandaan komt. In tegenstelling tot bij ons leren ze niet om zich alleen te kunnen redden, maar om in een gemeenschap te kunnen functioneren. Bij warme mama slapen in plaats van alleen in een spijlenbed. Afhankelijkheid is geen teken van zwakte. Integendeel. Van hoe meer mensen je afhankelijk bent, des te sterker je staat.
Voor ons iets onbegrijpelijks. Maar ook hier komen er steeds meer die er anders over denken, of beter: er anders over zouden willen denken. In contacten met beter gesitueerden en studenten (de enige groepen waarmee ik van gedachten kan wisselen; de anderen spreken geen Engels en ik geen Indonesisch) merk ik dat heel sterk. Vooral bij de studenten. Ze wringen zich in allerlei bochten om westerse allures te demonstreren, maar de manier waarop ze je benaderen past slecht bij het beoogde image. Je wordt besprongen. Geroemd. Aanbeden. Je bent Superman. Je weet alles. Je kan alles. Strelend, natuurlijk, maar ook verraderlijk. Je moet sterk in je schoenen staan om er niet onmiddellijk naast te gaan lopen. Het heeft ook iets van minachting. Je realiseert je dat 't ze niet werkelijk om jou kan gaan, als persoon, maar louter om een identificatiemogelijkheid. Je bent een ambassadeur van Het Westen - lustoord zonder weerga, waar geen mens hoeft te werken, waar iedereen zijn dagen in privézwembaden slijt, in sportwagens rondtoert en met willekeurig wie de liefde bedrijft.
Om je gunsten te winnen zetten ze zonnebrillen of koptelefoons op het hoofd, overladen je met tips over discotheken, restaurants met t-bone-steaks en plaatsen waar je de hallucinerendste middelen kunt kopen. Ze putten zich uit in laatdunkendheid als 't gaat over hun eigen land. Dat zullen ze op een goede dag zeker de rug toekeren en verruilen voor een plaatsje in het westers paradijs.
Nee, dan sta ik liever wat minder in het middelpunt. Ze bedoelen het allemaal hoogstvriendelijk, maar begrijpen niets, maar dan ook helemaal niets van je als je er anders over denkt. Ondertussen bieden ze wel je enige verbale contactmogelijkheid. Wil je dus iets van het ‘gewone’, zichzelf respecterende Indonesië leren kennen, dan is het spreken van de taal een eerste vereiste. Pas dan kan 't werkelijk beginnen. Pas dan is er van een confrontatie sprake. Dan kan je die brillen van je afslaan en de dorpen intrekken. Want daar gebeurt 't. In alle stilte. Dankzij die schat van een Lasmiani heb ik daar een begin mee kunnen maken. Kindertaal via het woordenboek, maar het is iets.
Wat kunnen de dingen toch wonderlijk snel veranderen. Nog geen maand geleden liep ik met projektmappen onder mijn arm door de ministeriële gangen, mijmerend over de armoede van de stakkers die nog geen rijksdaalder per dag te besteden hadden, die 't zonder stromend water moesten stellen, zonder electriciteit, zonder scholen, literatuur en bioscopen, en nu zit ik er zelf tussenin en verlang niets anders dan deelgenoot te worden van hun werkelijkheid.
Nee, armoede is iets anders. Iets wezenlijk anders.
Goed, hier laat ik 't bij. Ik hoop niet dat ik je verveeld heb. 't Was voor mij in elk geval prettig om 's tegen iemand aan te praten zonder gefronste wenkbrauwen voor me te zien.
Hoe is 't trouwens met je studie? Vordert je Van Booven-scriptie een beetje? Zie je nog weleens mensen uit mijn jaar? Hoe waren de reacties op mijn plotselinge afhaken? Ik ben benieuwd.
Mocht je zin hebben, dan zou je me binnen een maand kunnen schrijven naar Denpasar, Bali. Stuur je brief dan naar het hoofdpostkantoor (poste restante). Of anders naar Jakarta; daar kom ik in elk geval nog een keer langs.
Het allerbeste,
Edwin
p.s. Als je Jolande weer 's ziet, doe haar dan de groeten als je wilt?