Hollands Maandblad. Jaargang 1983 (422-433)
(1983)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Nie Yinniang
| |
[pagina 17]
| |
durfde haar daarover niet meer te onderhouden en om deze reden beminde hij haar ook niet zeer. Opeens op een dag kwam er een jongeman die spiegels polijstte aan de poort en Yinniang zei: ‘Dat is een man voor mij!’ Ze stelde haar vader op de hoogte die haar niet durfde weerstreven en haar daarop hem tot vrouw gaf. Haar man kon alleen maar spiegels harden en had verder geen enkele vaardigheid. Haar vader voorzag hen uiterst royaal van voeding en kleding en gaf hun een aparte woning. Na enige jaren stierf haar vader. De gouverneur van Wei besefte wel enigszins hoe uitzonderlijk zij was. Hij nam hen met een gift van goud en zijde in dienst als persoonlijke ondergeschikten. Zo brachten ze weer enige jaren door. In de Yuanhe periode (806-820) kwam de gouverneur van Wei in conflict met Liu Changyi, de gouverneur van Chen en XuGa naar eind4), en hij gaf Yinniang opdracht diens hoofd te stelen. Zij nam afscheid van de gouverneur en ging op weg naar Xu. Liu kon echter de toekomst berekenen en besefte al dat zij eraan kwam. Hij ontbood twee van zijn officieren en beval hen de volgende dag al vroeg buiten de noordpoort van de stad te gaan wachten op een man en een vrouw die rijdend op een witte en een zwarte ezel voor de poort zouden komen en waarvan de man, wanneer er een ekster krassend op hem toe zou komen, daarop zou schieten met zijn boog zonder iets te raken, waarop de vrouw hem de boog uit handen zou rukken om bij het eerste schot die ekster te doden, hen te begroeten en te zeggen: ‘Wij wilden u ontmoeten, daarom zijn we u zover tegemoet gegaan.’ De officieren aanvaardden de opdracht en ontmoetten hen. Yinniang en haar man zeiden: ‘Zijne excellentie Liu is inderdaad een man met bijzondere gaven. Hoe had hij anders ons door kunnen hebben? Wij willen heer Liu ontmoeten.’ Liu onthaalde hen. Yinniang en haar man knielden neer en zeiden: ‘Wij verdienen de doodstraf voor wat wij uwe excellentie aan wilden doen.’ Liu zei: ‘Geenszins! Elk dient zijn heer, dat is de normaalste zaak van de wereld. Waarin verschilt Wei nu van Xu? Ik zou u willen verzoeken hier te blijven, u kunt me volledig vertrouwen.’ Yinniang dankte hem met de woorden: ‘Het ontbreekt uwe excellentie aan lijfwachten. Ik wil met gene partij breken en voor deze zijde kiezen, gewonnen door uw bijzondere voorkennis.’ Want ze besefte dat de gouverneur van Wei de mindere was van Liu. Liu vroeg haar wat ze nodig hadden en ze zei: ‘Aan slechts tweehonderd duiten per dag hebben we genoeg.’ Hij willigde daarop hun verzoek in. Opeens waren hun twee ezels verdwenen. Liu liet mensen naar | |
[pagina 18]
| |
ze zoeken maar men kwam er niet achter waar ze gebleven waren. Later zag hij heimelijk in hun linnen zak twee papieren ezels, één zwart en één wit. Ruim een maand later zei Yinniang tegen Liu: ‘Hij weet nog van geen ophouden en zal beslist de anderen aansluitend hierheen sturen. Laat me vannacht wat haren afknippen, die vastbinden met rode zijde en de gouverneur van Wei voor zijn hoofdkussen brengen om duidelijk te maken dat ik niet zal terugkeren.’ Liu gaf haar de vrije hand. In de vierde wake kwam ze weerom en zei: ‘Ik heb de boodschap gebracht. Morgennacht zal hij beslist Jingjinger hierheen sturen om mij te doden en het hoofd van uwe excellentie te stelen. Dit keer zal ik haar hoe dan ook doden. Maakt u zich vooral geen zorgen!’ Liu was een edelmoedig en onvervaard man en toonde dan ook geen enkele vrees. Die nacht waakte hij bij het licht van een kaars en na het midden van de nacht kwamen er inderdaad twee wimpels, één rood en één wit, rond de vier hoeken van zijn bed zweven, alsof ze met elkaar in gevecht waren. Na geruime tijd zag hij iemand uit de lucht tuimelen, het hoofd gescheiden van de romp. Yinniang kwam ook te voorschijn en zei: ‘Jinjinger is gedood!’ Ze sleepte haar naar de binnenplaats en veranderde haar met een middel in water zodat haar haren zelfs niet overbleven! Yinniang zei: ‘Morgennacht zal hij aansluitend de kampioene Kongkonger hierheen sturen. Haar bovennatuurlijke vermogens zijn zo groot dat geen mens hun werking kan doorgronden en geen schim in haar sporen kan treden, zij kan vanuit het niets ingaan in de duisternis en weet zonder lichaam haar schaduw uit te wissen. Mijn kunde kan daarom de hare niet evenaren. Dit keer hangt de afloop uitsluitend af van het geluk van uwe excellentie. Maar doe jade uit YudianGa naar eind5) om uw hals en nek en bedek u met een deken, dan zal ik me veranderen in een mug en me verbergen in uw ingewand om af te wachten wat er gaat gebeuren. Er is geen andere manier om te ontsnappen.’ Liu deed zoals zij hem zei. In de derde wake, toen hij net in zijn eerste slaap was hoorde hij inderdaad een oorverdovende slag op zijn nek. Yinniang sprong uit zijn mond naar buiten en wenste hem geluk: ‘Uwe excellentie, nu bent u veilig! Zij gedraagt zich als een fiere valk: als ze bij de eerste aanval geen doel treft, dan wiekt ze omhoog en verdwijnt in de verte, uit schaamte dat ze geen doel trof. Binnen één wake is ze al duizend li ver!’ Toen hij later de jade bekeek, toonde die inderdaad de kras van de dolk, bijna een halve duim diep! Vanaf dit moment behandelde Liu haar nog eens zo vrijgevig. In het achtste jaar van de Yuanhe periode verliet Liu Xu en aanvaardde een benoeming ten hove. Yinniang wilde hem niet (naar de hoofdstad) volgen en zei: ‘Van nu af aan wil ik de beroemde bergen bezoeken in de hoop daar een volmaakte leraar te ontmoeten.’ Ze vroeg slechts een sinecure voor haar man en Liu willigde haar verzoek in. Later verloor men haar uiteindelijk uit het oog. Maar toen Liu in de rang van commandant van de garde overleed, haastte ook Yinniang zich op haar ezel naar de hoofdstad, om weer te vertrekken nadat ze voor de kist smartelijk had geweend. In de periode Kaicheng (836-840) werd Changyi's zoon Zong benoemd tot prefect van LingzhouGa naar eind6). Op de balkenweg naar ShuGa naar eind7) ontmoette hij Yinniang die er precies zo jong uitzag als vroeger. Ze waren zeer verheugd elkaar te ontmoeten. Net als vroeger reed ze op een witte ezel en ze zei tegen Zong: ‘U wacht groot onheil, u zou daar niet heen moeten gaan!’ Ze haalde een pil te voorschijn die ze Zong liet inslikken, en ze zei: ‘Volgend jaar moet u hoe dan ook uw ambt opgeven en naar Luoyang terugkeren, dan pas ontkomt u dit onheil. Mijn pil heeft slechts de kracht om u één jaar voor rampen te behoeden.’ Zong geloofde haar maar half en wilde haar zijde schenken maar Yinniang nam niets aan en vertrok na zich een diepe roes te hebben gedronken. Zong nam geen ontslag uit zijn ambt en stierf inderdaad in Lingzhou. Daarna heeft niemand meer Yinniang gezien. | |
Toelichting
| |
[pagina 19]
| |
waarom en zullen misschien verband leggen tussen de zwaardvechtster en de veelgeuite waarschuwing dat de vrouw tussen haar dijen een zwaard verbergt waarmee ze elke man kan onthoofden. Is de populariteit van de zwaardvechtster een uiting van angst voor de vrouw in de masculinistische Chinese maatschappij? Hoe dan ook, als literair thema komen we de zwaardvechtster tegen vanaf de negende eeuw. Wie geïnteresseerd is in de ontwikkeling van dit thema kan James J.Y. Liu's zeer leesbare The Chinese Knight Errant (London 1967) raadplegen, ofschoon vechtersbazen daarin de boventoon voeren. Over Pei Xing is weinig bekend behalve dat hij leefde in de tweede helft van de 9de eeuw en enige ambtelijke functies bekleedde onder Gao Pian (overl. 887), een van de belangrijkste commandanten uit die tijd. Pei Xing schreef een bundel korte verhalen Chuanqi (Vreemde geschiedenissen), die in de 10de-11de eeuw zo populair was dat haar titel de naam van het genre werd. Deze bundel is niet als zelfstandig werk bewaard, de moderne uitgaven zijn reconstructies op basis van oudere verzamelwerken. De bundel bevatte oorspronkelijk hoogstwaarschijnlijk dertig verhalen, Nie Yinniang is daarvan een van de bekendste. De handeling van Nie Yinniang vindt plaats in de 2de helft van de 8ste eeuw, toen na de opstand van An Lushan (756-763) de militaire gouverneurs in Noordoost China zich een semionafhankelijke positie hadden verworven en soms elkaar en/of de centrale regering beoorloogden. Het wordt uit het verhaal niet duidelijk wie Jingjinger en Kongkonger zijn. De vorm van de namen suggereert dat we hier te maken hebben met roepnamen van kinderen, gevormd door de eerste syllabe van een tweelettergrepige eigennaam te herhalen en van een verkleiningsuitgang te voorzien. De herhaalde syllaben zijn stereotiep voor de religieuze namen van boeddhistische nonnen en monniken. Aangezien Nie Yinniang beide opponenten kent bij hun roepnaam als kind vermoed ik dat Jingjinger en Kongkonger de namen zijn van de twee meisjes die tegelijk met haar bij de mysterieuze non in de leer waren. Hoe dat tweetal dan in dienst kwam van de gouverneur van Wei blijft een raadsel - op aanbeveling van Nie Yinniang? Deze vertaling is gebaseerd op de uitvoerige geannoteerde uitgave van de tekst in Zhang Youhe, ed., Tang Song Chuangqi xuan, Peking 1979, pp. 155-158. Daarnaast heb ik gebruik gemaakt van de kritische uitgave van Chuanqi door Wang Mengou in zijn Tangren xiaoshuo yanjiu, Taipei 1971, pp 111-115. |
|