[427/428]
Je leven
Kees Ouwens
Er is geen ordening vooraf, maar liggen de voorwerpen eenmaal volgens een bepaalde willekeur, dan is die de ordening. Ieder ogenblik kan zich een ramp voltrekken: er wordt wat toegevoegd, maar niet correct, verplaatst, maar niet teruggelegd. Bovendien: ieder extra is een inbreuk, hoe dan ook, in tegenstelling tot een verwijdering, want die ontruimt, lost op. Men legt wat neer, en terstond ontstaat een onderlinge betrekking. Elke verhouding is onwrikbaar, hoe onstabiel deze ook is, iedere verstoring een verlies. Men verplaatst iets, en meteen ontstaat er verleden, men legt het terug, en de afgrond sluit zich, nee, wordt met een vlies afgedekt, onzichtbaar, flinterdun, verraderlijk. Op een dag is er een overmaat aan verleden, nog net niet een teveel, want dat is het zinloze, maar een genoeg, een verzadigingspunt is bereikt, iedere vermeerdering daarna komt tot stand door vernietiging, is nutteloos, wordt ondraaglijk, voert naar het einde. Er is een ruimte ontstaan, ongemerkt, zonder toedoen, in die ruimte heeft alles zijn plaats en die plaats is de ruimte. Men kan niets meer verwerven, want men verzet zich ertegen dat de ruimte uitdijt, het verworvene neemt plaats in, en die is vol. De tijd duurt, maar men bedijkt de stroom, hoe kronkelig deze ook is, men betrapt hem, legt hem vast, dwingt hem tot blijven. Een seconde rekt zich onafzienbaar, een lint van willekeurige loop versteent.
Veel is overbodig, men ruimt het op. Het zijn de dingen die dagelijks in huis komen, men doet ze weg. Ze nemen ruimte in, maar dat is toegestaan, ze zijn er tijdelijk. Ze zijn noodzakelijk maar vluchtig. Men voert ze toe, de motor draait, verbruikt, ontlast zich van het afval, dit wordt opgeruimd. Waar men zich ophoudt mag het andere niet zijn, het is rechteloos, het heeft geen ordening, het kan zich geen betrekking scheppen, het blijft willekeurig, ontwijkend, te veel. Ook al leidt het geen zwervend bestaan, het hindert voortdurend, loopt je voor de voeten, zit je in de weg, je ziet het, eerst zonder er bij stil te staan, maar plotseling is het onmatig door dit gezien worden, het meldt zich aanhoudend, nooit gaat het weg, tenzij je ingrijpt. Doe je dit niet, dan spreekt men van verval.
Je moet begrijpen waartoe de betrekkingen dienen. Ik zal het je zeggen: ze voorkomen angst. Ieder toeval is een noodzakelijkheid door zijn uitwerking. Heeft het zich voorgedaan, houd het gevolg dan vast, want het is een betrekking. Je moet een systeem scheppen, en daarvan een deel zijn. Let op jezelf, en je hebt het geheel onder controle. Je beloning zal duurzaamheid zijn, vergetelheid. Zodra je aandacht verslapt, ontwaakt de angst. Het systeem waarborgt een permanent heden, en jij bent dat. Niets kan je gebeuren zolang je schepper bent en geschapene en zorgt dat te blijven.
Waar ben je bang voor? Niet voor iets in het bijzonder. Je bent bang doordat je leeft. Daarom moet je stilhouden, niet vooruit kijken, niet achterom. Daarbij helpt je het systeem. Van een betrekking kun je het bestaan vaststellen, maar het is geen ding. Zodoende kun je bestaan en toch niet aangeraakt worden. Dat betekent het systeem voor je.
Zeg het maar eerlijk: je bent bang voor de dood. De dood is geen betrekking, en geen ding. Je hebt er geen woord voor. Hij is niets, lijkt het. Is het systeem tegen hem bestand, omdat hij niets is? Denk er niet over na, het heeft geen zin. Je weet het antwoord.
Daarom moet je je een absolute betrekking scheppen. Dat is die tot God. Je lacht. Natuurlijk, wat moet je anders?
Laat God in je leven toe, denk niet om Hem heen, besta niet buiten Hem om, gevoel je niet dan in Hem, bevestig Hem in je woordkeus, druk Hem uit in je lichaamshouding, toon Hem in je oogopslag, ga naar buiten en schaduw Hem af, draag Hem uit in de manier waarop je je kleedt, laat Hem mee optreden in de wijze waarop je je verhoudt, ontwaar Hem in je bouw, en je bent aanvallig, tel Hem uit in je bezit, en je bent rijk, presenteer Hem in een gebaar en je bent een prins. Als enige is Hij niet de Ander, en je begrijpt de betekenis daarvan, je weet hoe belangrijk dat is.
Men wijst zich aan zichzelf toe. Daarmee is de eerste steen voor het systeem gelegd. Alleen het lichaam kan het legitimeren, want beweegt zich op eigen gezag, en dat is het begin. Het is niet verschuldigd, en zodra het dit weet kan het uit zichzelf putten, kan het weggeven. Daardoor is het in observatie, vanaf nu moet elk ding het