Open brief
Willem Frederik Hermans
Mijnheer de redacteur,
In het voorlaatste nummer van uw degelijke Hollandse Maandblad trof ik tot mijn ontstemming alweer een stukje aan van de heer Jan de Koster. Blijkens diens, eveneens door u afgedrukte biografie, is deze Koster geboren in 1945 (dit kan hij niet helpen, al zou het beter zijn als het nooit was gebeurd), studeerde hij algemene taalwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, deed hij onderzoek in de Verenigde Staten onder leiding van Noam Chomsky en promoveerde hij vervolgens op een proefschrift over Locality Principles in Syntax, te Amsterdam. Hij is wetenschappelijk medewerker te Tilburg.
Dit lijkt allemaal lang niet gering, voor iemand die, zoals ik straks zal aantonen, waarschijnlijk niet eens kan lezen. De gelijke verdeling van de kennis, ook u zozeer bezig houdend, moet wel niet bij het vernielen van Vondels standbeeld halt gehouden hebben en haar uiterste aan vervlakking hebben bereikt om een carrière als die van deze Koster mogelijk te maken.
In het juni-juli nummer van Hollands Maandblad schreef hij: ‘Toen Van het Reve het darwinisme aanviel, verdrongen onze schrijvende biologen zich als om strijd in de media om hem de les te lezen. Hij zou niet deskundig genoeg wezen en er dus niets van begrepen hebben. Zelfs W.F. Hermans, die meen ik nog fysische geografie gestudeerd heeft, kwam in Nieuwsnet (30 aug. 1980 p 24) vertellen dat:
‘...deze specialist in de Slavische Letteren klaarblijkelijk niet beseft welke kolossale, miljoenen jaren tellende tijdsspannen er in het spel waren’.
Wat de heer Koster allemaal gestudeerd heeft heb ik hierboven natuurgetrouw opgesomd, maar of hij iets anders dan het vervalsen van citaten heeft geleerd, betwijfel ik.
De volledige volzin luidt immers: ‘Zo herinner ik me hoe de vermakelijke, maar irrelevante kritiek van Karel van het Reve op de natuurlijke selectie theorieën, van de tafel geveegd kon worden, doordat deze specialist in de Slavische Letteren klaarblijkelijk niet besefte welke kolossale, miljoenen jaren tellende tijdspannen er in het spel waren.’
Dit herinnerde ik me toen inderdaad en ik herinner het me ook nu nog, onder meer dat Dr. D. Hillenius in NRC Handelsblad op dit manco had gewezen.
Geen sprake van dat ikzelf een en ander ‘in Nieuwsnet zou zijn komen vertellen’, zoals u ziet.
Koster is dus hetzij een bedrieger, hetzij iemand die niet kan lezen. Dat je het op die manier ver kunt brengen in Tilburg, lijkt me duidelijk.
Ik heb lang gewacht u mijn bezwaar mede te delen, omdat ik eigenlijk heb gehoopt dat anderen de malafide wijze van citeren die het Tilburgse Kostertje toepast, zouden opmerken - Karel van het Reve, bijvoorbeeld.
Maar nee.
Het feit dat zo'n Koster de eer geniet in uw voortreffelijk maandblad te worden geplaatst, schijnt uw lezers volledig te verblinden.
Parijs, 10 jan. 1983