De Staat verdrukt - of niet?
M. van der Goes van Naters
Twee speurhonden zijn mij al voorgegaan: een jonge, die zowat aan alles snuffelt - en een wat oudere die precies weet, wáár het interessant wordt. En ik? Vijftig jaar geleden heb ik voor 't laatst dat pad belopen; het is nu wat verwaarloosd en overgroeid. Na die tijd heeft bijna niemand het betreden, dát is wel duidelijk. Goed, dat ze nu weer begonnen zijn.
Maar is 't wel de moeite waard? Wat kan het lezers en redacties schelen, hoe socialisten nú over de toekomst van de Staat denken... die Staat die ze tot nu heel aardig hielpen opladen en nu dus: overladen?
't Is waar: wij hebben mooie teksten gemaakt in programma's, plannen en - wanneer we wat meer te zeggen hadden - in wetten en grondwetten. Maar, wie kan tegenspreken wat de oude, wijze, conservatieve President van Frankrijk Raymond Poincaré eens heeft verzucht: ‘L'éternelle chimère des hommes est de chercher à mettre dans les constitutions la perfection qu'ils n'ont pas eux-mêmes.’ En dat geldt zeker voor de naar de toekomst gerichte - en dus bemoeizuchtige - grootste partij van Nederland. Zij hebben op dit gebied zelfs te weinig vooruit gedacht, vijftig jaar lang, Kalma en Ed. van Thijn en ik zijn het daarover eens. We moeten dat nu inhalen - en wel in het volle licht van de kritiek. Vooruit dan maar! Het wordt wél een pikant schema dat we nu aanbieden: Paul Kalma, medewerker van de Wiardi Beckman Stichting, heeft zich - met vijftig jaar afstand - over mijn schouder gebogen en reageert al in de eerste zin van zijn recente nota op wat ik toen schreef in mijn proefschrift:
Het Staatsbeeld der Sociaal-democraten... ja, en bij wat ik toen schreef, boog ik mij over de schouder van Troelstra.
Ed. van Thijn - oud-minister - buigt zich in het
H.M. over de schouder van Kalma en geeft een kritisch en constructief commentaar. Nu wordt
mij gevraagd (én aan Kalma, for all things), ons over de schouder van Van Thijn te buigen. Waarop lijkt dit allemaal? Juist: op het plaatje van de Droste-cacao-bussen! Het verschil is, dat het verpleegstertje tot de zachte sector behoorde en wij, politici, tot de harde. Of niet soms?
Over wiens schouder keek Troelstra eigenlijk? Heel duidelijk over die van Ferdinand Lassalle - voor wie de verovering van de Staatsmacht door de arbeiders, via het Algemeen Kiesrecht, alfa en omega was. Ja, Lassalle heeft wel geschreven: ‘als ik Algemeen Kiesrecht zeg, moet ge verstaan: Revolutie en nog eens Revolutie’, maar men moet wel bedenken: enerzijds, dat Lassalle leefde in een tijd van periodieke revoluties - en anderzijds... já, zit er in de politieke overdracht van de politieke macht aan socialisten via het algemeen kiesrecht, zoals nú in Frankrijk, Spanje en Griekenland, niet iets ‘revolutionairs’?
Troelstra heeft veel van de gebreken van de huidige democratische staat al gesignaleerd; Kalma probeert nu deze kritiek aan te vullen en hij doet dat verdienstelijk maar nogal eenzijdig. Wat is het geval?
Troelstra - de man van de grote kiesrechtbetogingen (de Rode Dinsdagen) en van het democratisch parlementarisme was ook de criticus bij uitstek van ‘de leemten en gebreken van deze strijdvorm’. Het correctief was voor hem ‘directe actie der arbeidersorganisaties’; ‘het Nur-Parlementarismus moest verlaten worden voor directe actie en een eigen politiek systeem’.
Al driekwart eeuw geleden heeft Troelstra dat systeem als volgt geschetst (overgenomen in The international socialist review van 1907) ‘The base for this political system can be no other than an organisation on the base of a community of economic interests, among which the labor-unions occupy the first place. This organisation must dispose of a certain public authority with compelling force over minorities. Above this organisation there must be the organ, expressing the entire interest and desire of the people’.