zij zijn deel van mij geworden, maar noch het Epos, noch de Noordelijke Elegieën, noch Geboortegrond zouden door de jonge Achmatova geschreven kunnen zijn. Kreupelheid, ellende en zelfs stomheid hebben haar Muze voordeel gebracht.
En hoe lang al duurt haar dialoog met de emigranten!’
Bij deze laatste opmerking denke men in het bijzonder aan een gedicht uit 1922, dat begint met de strofe:
Degenen die hun land vergooien
Onder vijandelijke klauwen
En mij proberen grof te paaien
Zal ik mijn stem niet toevertrouwen.
(De slotregels van dat gedicht vormen nu, na 40 jaar, het motto van Geboortegrond.)
‘Grootse’, historisch beladen, eigenlijk typisch epische thema's schuwde Achmatova niet, ook niet in de ‘kleine vorm’ van de lyriek. Hiermee zet zij de maatschappij-kritische traditie voort, waar de Russische poëzie sinds Pusjkin beroemd om is. In deze context heeft de verhouding van de dichter tot zijn vaderland altijd een belangrijke, niet te miskennen rol gespeeld. Bekend is de uitspraak, dat Russische schrijvers in emigratie het contact met de Muze verliezen (Bunin, Solzjenitsyn). We weten ook, dat voor balletdansers, wetenschappers, en zelfs voor hen, die Israël als hun vaderland beschouwen, emigratie uit Rusland een pijnlijk proces betekent; en hetzelfde geldt natuurlijk ook voor ‘het gewone volk’ - een voorbeeld uit mijn omgeving is de Russische plattelandsvrouw, die na de oorlog in Nederland verzeild is geraakt en hier een gezin heeft gesticht - om uiteindelijk toch te gaan sterven in Rusland. De Russische dichter leeft ook hierin mee met zijn volk: Achmatova heeft dit te kennen gegeven in het genoemde gedicht uit 1922 - zij verwerpt de verraders, heeft meelij met de ‘pelgrim’, maar kiest voor het volk, en het volk is Rusland. In 1961 heeft zij het begrip ‘vaderland’ tot op het bot leren kennen en ‘symbiose is opgetreden’, van een keuze is geen sprake meer, zij en haar vaderland hebben hetzelfde lichaam en dezelfde ziel: geboortegrond.
Juist het thema van ‘het vaderland’ maakt dit Russische gedicht zo boeiend voor een Nederlandse lezer. Nederlanders immers zijn roemruchte kosmopolieten, getuige hun (vrijwillige) verspreiding tot in de uithoeken der aarde - maar ze zijn ook geroemd om hun verleden van taaie vrijheidsstrijders, en dissident als zij in tijden van vreemde overheersing het vaderland verdedigen (Huizinga, Romein). Nederland, het land bij uitstek dat zich een ‘stervende natie’ voelt, getuige zowel zijn vooraanstaande rol in de wereld als ‘ouderwetse’ vertegenwoordiger van vredesidealen en vrijheid van meningsuiting, als ook zijn frustraties van een natie met een rijk verleden, waarvan sinds lang de politieke en culturele invloed onherroepelijk tanende is. En aan de andere kant de Russen: het lijnrechte tegendeel van kosmopolieten, want niet alleen onder de Russische Joden in Israël maar ook onder de Russische emigranten in Parijs vinden we ‘ghettovorming’; en hoewel zij tallozen hebben geofferd wanneer hun nationaliteit in gevaar kwam (in 1812 met Napoleon, in 1942 met Hitler), hebben zij zelf, van zichzelf, de meeste slachtoffers geëist (in een burgeroorlog die de massamoordenaar Stalin uiteindelijk tot ‘vader aller Russen’ maakte), en zijn hun dissidenten ‘volksvijanden’ in eigen land. Rusland, ten slotte, dat als grote mogendheid de ‘ouderwetse’ (maar hier klinkt het woord wel heel cynisch) vertegenwoordiger is van imperialisme en onderdrukking van de openbare meningsuiting; het tegendeel ook van een stervende natie, want het heeft zijn politieke en culturele invloed op het wereldgebeuren sinds honderd jaar pijlsnel zien groeien.
Lijnrecht tegendeel? Of zijn het abstracties van mensen die allemaal, stuk voor stuk, Rus en Nederlander, deze tegendelen in zichzelf combineren? Ik zou geen tekst kunnen noemen, waarin deze vraag zo eenvoudig en diepzinnig, zo bondig en alomvattend wordt beantwoord als in Geboortegrond. Het is het woord van de dichter, dat over politiek geweld en dogmatische theorie heenreikt, om zich rechtstreeks te wenden tot ‘het volk’.
Om te laten zien, dat dit geen loze woorden zijn, maar dat zij integendeel zeer concreet dienen te worden opgevat, citeer ik Tsjukovskaja van het moment af waar we gebleven waren - de stilte nadat Achmatova heeft gelezen. Uit het stukje mag duidelijk worden, dat de politieke dimensie, die de Russische poëzie karakteriseert, dagelijkse praktijk is: de taal is het wapen tegen de onderdrukking; en de dichter die het wapen weet te hanteren dwingt diep respect af.
‘We waren nog niet tot bezinning gekomen, of Anna Andreevna begon al weer te spreken, als eerste. En wel heel ter zake: welke kans wij het gedicht gaven om gepubliceerd te worden.
Het woord “stemdood” maakt me bezorgd. “In tegenslag en armoe, mank en stemdood”.
Waarom dan wel stemdood? - hoor je de redacteur vragen. Mank - nou ja, manken zijn er overal en altijd. In tegenslag en armoe - nou ja, dat gaat over de oorlog, dat hebben de Duitsers gedaan. Maar stemdood? Ons bestel garandeert de burger, zoals bekend, de vrijheid van het woord. Hoewel, als je geluk hebt raden ze op de redactie en bij de censuur niet eens, wat “stemdood” betekent. Van Russisch hebben ze geen enkel benul, ze kennen 300 krantewoorden, de rest is in nevelen gehuld.