Hollands Maandblad. Jaargang 1982 (410-421)
(1982)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
Het engagement van Saul Bellow
| |
Artistieke grondhoudingVia deze anekdote is het mogelijk meteen een toepasselijke opmerking te maken over Bellows artistieke grondhouding. In de rede die hij naar aanleiding van de ontvangst van de Nobelprijs voor literatuur uitsprak (plaats van handeling is Stockholm en we schrijven 12 december 1976-n.b. de titel van het laatste boek is The Dean's December. Zuiver toeval?), stelde hij dat het hem als kunstenaar te doen is om ‘true impressions’. Kunstenaars staan onontkoombaar voor deze taak, want theologen, filosofen, sociologen en andere wetenschapsbeoefenaren laten het afwegen. Waar andere disciplines tekortschieten is het de plicht van schrijvers en kunstenaars duurzame dingen te onthullenGa naar eind2). Zo betoogde Bellow in Stockholm. Over een dergelijke artistieke sensitiviteit heeft Bellow een mooi essay geschreven: The Sealed TreasureGa naar eind3). Hij beschrijft een reis door Illinois. Rondneuzend in de verste uithoeken van deze staat in het Midden-Westen van de Verenigde Staten van Noord-Amerika raakt hij erg onder de indruk van de uitbundig gesorteerde en rijk voorziene plaatselijke bibliotheken. Niet alleen staan er goede boeken - Plato, Tocqueville, Proust, Frost - maar de vraag naar dergelijke lektuur blijkt ook groot te zijn. Heel verrassend. Niet minder verrassend is zijn ontmoeting met een vrouw in het plaatsje Moline; zij blijkt te beschikken over een eigen, buitengewone cultuur. Geen wonder, als in je omgeving bibliotheken die overvloeien van voedingssappen te vinden zijn! De vrouw kan echter niet uit de voeten met haar innerlijke rijkdom in de praktijk van haar dagelijkse leven; het is een soort particuliere ondeugd die op de golfclub niet wordt gewaardeerd en die evenmin hoog wordt aangeslagen door haar man of haar zuster. De vrouw koestert haar kleinood, aldus Bellow, als een ‘treasure ten times sealed’ die haar in staat stelt het leven in die verre uithoek van het land toch lief te hebben. Susan Sontag bevestigde niet lang geleden de door Bellow opgedane impressieGa naar eind4) door te vertellen, dat haar jeugd op het platteland van Arizona enigszins dragelijk was geweest dankzij de vele uren in de bibliotheek bij haar in de buurt doorgebracht. De plicht wezenlijke dingen te onthullen en ware indrukken op te doen zal Bellow in Stockholm onderstrepen. ‘There is much more to us...’, zal hij daar betogen. De Franse publicist Pierre Dommergues heeft de meerwaarde die Bellow aan het leven probeert toe te voegen als volgt beschreven. Van roman tot roman worden lezers en lezeressen uitgedaagd zich te ontdoen van vaste ideeën, versimpelende ideologieën, stereotypische gebaren of verwoestende abstracties, die ouders, opvoeders, geestelijken, journalisten, politici overdragen en opleggen; tegelijk wordt het lezerspubliek uitgenodigd nieuwe ideeën, verbeeldings- en denkkracht, kunst of het buitengewone dat in het gewone ligt opgeslagen te beamen. Kunstenaars die van een dergelijke grondintentie uit werken laten zich, meent DommerguesGa naar eind5), geëngageerd in met mensen, hun zorgen, dwaasheid en verzet. | |
Joodse achtergrondBellows artistieke besnaardheid is niet uitsluitend een produkt van zijn literaire grondhouding; deze kan nader worden getraceerd door zijn joodse (evenwel geseculariseerde) achtergrond te beschouwen als (verborgen) inspiratiebron - met, inderdaad (gelet op Rovits anekdote), de nodige reserves, want zo'n inspiratiebron vereist een enorm inlevingsvermogen. In ieder geval is het opkomen voor de stillen in den lande een Oudtestamentische trekGa naar eind6), terwijl van gerechtigheid in de zin van het Oudtes- | |
[pagina 26]
| |
tamentische ABC alleen sprake is wanneer wordt gelet op wezenlijke dingen en ware indrukken. Hoe kunnen anders mensen, dieren en dingen tot hun recht komen? Wat echter meer zegt, ook de fundamentele lijn van het godsdienstige boek van de Joden is bij Bellow te onderkennen. De rode draad van het Oude Testament wordt gevormd door een weg die uit drie etappes bestaat: de uittocht uit Egypte, het oord van Farao, de personificatie van sociaal-economisch-politiek-militaire onderdrukking en uitbuiting (vergelijkbaar met Kremlin en Witte Huis als moderne gedaanten); de tocht door de woestijn waar men zich in een ontwenningskuur kan ontdoen van de vleespotten van Egypte; de anticipatie op het beloofde land (‘there is much more to us’) ofwel (met een Amerikanisme aangeduid): ‘the best is yet to be’. Deze lijn leidt weer naar Rovit. Earl Rovit, hoogleraar in de Engelse taal en letterkunde aan het City College van New York, suggereerde op het Brusselse Bellowsymposium dat het concept van ‘the survivor’ de centrale notie is in het werk van de schrijver uit Chicago. Rovit bracht het in verband met de achterliggende symboliek van de Wandelende Jood, de gestalte die nergens thuis is, overal klappen oploopt en telkens moed put uit de verwachting het volgende jaar in Jeruzalem aan te komenGa naar eind7). Inderdaad, in ieder boek is de herinnering aan en de verwijzing naar deze (historische en artistieke) figuur aanwezig: van Dangling Man via het persoonlijke reisverslag To Jerusalem and Back tot en met het jongste boek The Dean's December. Rovits suggestie is zeker geen slag in de lucht, maar een treffender articulatie is nodig. Moses Herzog, de dramatische protagonist uit Herzog, biedt een uitstekend aanknopingspunt; de naam is een reminiscentie aan de grote voorman van de Exodus, die opgroeide aan het hof van Farao in Egypte, hoewel hij geen Egyptenaar maar een Hebreeër was. Die Mozes zal zich ontpoppen als uittrekker; nadat hij een opzichter van de koninklijke restauratiewerkzaamheden heeft neergeslagen, moet hij met een handjevol Hebreeërs - hun status is die van vreemdeling en gastarbeider - de woestijn invluchten. De Wandelende Jood komt in het vizier, maar niet dan nadat hij een klap heeft uitgedeeld. Is, zoals Rovit suggereerde, de gestalte van de Wandelende Jood centraal bestanddeel in Bellows oeuvre, dan moet worden aangetekend, dat het niet zozeer een passieve alswel een actieve figuur is. Hij neemt initiatieven, observeert het systeem en de systemen, gaat gebukt onder klemmende vormen van verloedering, neemt afstand en stapt er uit: noblesse oblige/Moses Herzog. Reeds in 1942 onderkende een literatuurcriticus deze kwaliteit bij de jonge Bellow (de schrijver werd in 1915 in Canada geboren, maar verhuisde op jeugdige leeftijd met zijn ouders naar Chicago): ‘He was measuring himself as a contender’. Deze zogeheten kemphaan zal vierendertig jaar later ten overstaan van het kiese Nobel-publiek verklaren, dat hij wil schrijven over mensen die ‘a more spirited resistance’ bieden tegen de krachten van onze tijdGa naar eind8). Dergelijk verzet wordt bijvoorbeeld aangetroffen bij de vrouw van Moline; een subtiel onderscheidingsvermogen en een naarstig speuren diepen het op, waarbij een niet aflatend uithoudingsvermogen wordt gevergd. ‘It is time for me to move on’, zal Bellow eens verzuchtenGa naar eind9). Rust noch duur lijkt hem te worden gegund vanwege het strijdbare criterium waar hij zich aan heeft onderworpen; het stuwt hem voort naar alle windstrekenGa naar eind10). Het staat bovendien geen vrijblijvende acte de présence toe. Integendeel, soms moet het enig noodzakelijke worden gedaan. Dan klinkt kort en krachtig het Hebreeuwse, wat militant resonerende wachtwoord ‘hineni’, d.w.z. present, paraat. | |
Roman als instrument om te overleven‘Waar moeten we in het bijzonder op letten’, vraagt Bellow zich in Stockholm af. Hij antwoordt dat het noch om de kunst noch om de wetenschap kan gaan. Meer - de hele mensheid en haar tastende zelfbepaling - staat op het spel. ‘The whole species - everybody - has gotten into the act’. Zal men volhouden of te gronde gaan? Het is de enig relevante vraag van mensen die in de woestijn huizen. Met zijn romans lijkt Bellow een tweeledige bijdrage te willen leveren aan de tastende zelfbepaling van de menselijke soort en aan de overleving van de mensheid. Hij zal vooral schrijven in termen van ‘meaning, harmony and justice’, de trits die het hart van het joodse erfgoed is: de weg - volheid - gerechtigheid, de kenmerken bij uitstek van het beloofde landGa naar eind11). Dat is toekomstmuziek, waarvan slechts vage, anticiperende flarden kunnen worden opgevangen. In dit opzicht schaart Bellow zich achter de verspieders die, zoals wordt verhaald in het boek Richteren, de contouren van het beloofde land in kaart trachtten te brengen. Terwijl zij constateerden dat het melk en honing in overvloed zou opleveren, moesten zij eerlijkheidshalve melden dat reuzen het land bevolkten - een niet gering obstakel op de weg naar volheid en gerechtigheid. In Bellows werk is de zin voor reëel bestaande stagnaties volop aanwezig. In de woestijn dienen tenten als woning, manna als voedsel. Het houdt niet over en de herinnering aan de vleespotten van Egypte (een soort verzorgingsstaat avant la lettre) zorgt af en toe voor gemor. Een fantasieloos leven ‘up for the grabs’ is op den duur ondragelijkGa naar eind12). | |
[pagina 27]
| |
Juist het leven van mensen in hun bestaansverkommering inspireert Bellow tot z'n tweede bijdrage, die weer kan worden teruggevoerd op een joodse interesse, met name het ‘de profundis’ van Psalm 130: 1. Elke novel van zijn hand kan worden opgevat als een ‘hovel’, een huif, waarmee de auteur de mensheid - iedereen - probeert te beschermen tegen machten en krachtpatsers van deze tijd. Het blijkt een steeds meer omvattende interesse te worden, uitdijend van Dangling Man (zijn eerste roman, uit 1944) tot ‘dangling mankind’ waarover Sammler's Planet (1969) en The Dean's December (1982) handelen. In deze uiterst gevaarlijke tijd staat ‘the whole species’ immers op het spel? | |
Neo-conservatief of emancipatoir?Het hoeft gezien de geschetste grondhouding, de traceerbare achtergrond, het onmiskenbare engagement en de humane interesse niet te verbazen, dat Bellow zich ergert aan mistastende interpreten in het bijzonder en misleidende lieden in het algemeen. Tot de tweede categorie behoort Jesse Jackson, prediker, hulpverlener, negerleider in Chicago, dus een plaatsgenoot van Bellow. Van deze Jackson heeft Bellow beweerd, dat hij de rassenkwestie omzwachtelt met frasen en taboes en zich daarin niet onderscheidt van progressieve politici. Zelden zou hij zich uitspreken over de dingen die zwarten andere zwarten aandoen, nooit zou men hem zijn kaarten op tafel zien leggenGa naar eind13). Jackson is een van de ‘black princes’Ga naar eind14) die Bellow doorheeft en die hij evenals andere prinsen en farao's van hun troon wil stoten. Dit soort leiders bevordert door hun zelfverheerlijkend optreden verval en verveling in de samenleving, waardoor deze in het teken komt te staan van morbiditeit. Over zo'n verziekte samenleving breekt Albert Corde, de hoofdpersoon van The Dean's December, zich het hoofd. De voormalige journalist Corde, hoogleraar en studentendecaan aan een college geworden, is getrouwd met een Roemeense. Zijn vrouw en hij reizen naar Boekarest om zijn schoonmoeder bij te staan in haar stervensuren. In gedachten verdiept de studentendecaan Corde zich - ‘he was organized for observation and comprehension’ (pag. 157) - tussen de bedrijven door in de waanzinnige moord op een van zijn studenten. Deze werd om het lever gebracht door een jonge ontwortelde zwarte; de jongeman had in een gekke bui in de nachtelijke uren verpozing gezocht in een bar; in deze uitspanning had hij zijn kornuiten aangetroffen; een van hen had hem in een speelse, uit de hand lopende opwelling de dood ingejaagd. Corde had alle pogingen in het werk gesteld klaarheid | |
[pagina 28]
| |
in de zaak van deze ‘random killing’ te brengen; hij stuitte op onbegrip en vermoedde dat de betrokkenen elkaar dekten. In de hoofdstad van het ‘oppressive socialist wonderland’ (pag. 53) waar hij overigens aardige mensen tegen het lijf loopt en tot bevindingen komt die lijken op de ‘Moline’-ervaring, lijdt Corde aan zijn vaderland in de verte en aan de kwaal van toenemend moreel verval en decadentie. Om zijn ideeën over de Jacksons (de vermeende geneesheren), om zijn felle kritiek op de maatschappelijke verloedering en om zijn daarmee klaarblijkelijk gepaard gaande hang naar een ‘new morality’ (te onderkennen bijvoorbeeld in de romanfiguur Artur Sammler), is Saul Bellow geëtiketteerd als neo-conservatief - een etiket dat zowel de vorm als de vent betreft. Tot slot volgen drie kanttekeningen ter weerlegging van dat stigma, want het raakt kant noch wal. Het gaat niet op Bellow van neo-conservatisme te betichten, terwijl Jackson fungeert als tegenpolige maatstaf. Toen martin Luther King jr. in april 1968 werd vermoord werd van Jackson verwacht dat hij Kings werk voor de gelijkstelling van de zwarten in de USA zou voortzetten. Jackson slaagde niet; hij mist Kings charisma en intelligentie. Waar King een droom had - ‘I have a dream’ - en zich bediende van het middel van ‘non-violence’, beschikt Jackson slechts over frasen en retoriek èn over de flair van een ‘black prince’. Was King pastor, hoeder, van zijn mensen in de ware zin van het woord, Jackson is een quasi-dominee (dominant, dat wel) en een demagoog. Zijn anti-egalitarisme en repressie de voornaamste kenmerken van een (kwalijk) neo-conservatisme, dan lijkt men wat Bellow betreft eerder te kunnen argumenteren dat niet zozeer hij er mee behept is alswel de categorie van de (zwarte) prinsen, de (progressieve) politici en de zich bevrijders noemende misleiders. In de tweede plaats is het van belang te noteren, dat het zorgvuldig en creatief omgaan met (verborgen) bronnen van cultuur en beschaving in nieuwe tijden letterlijk kan worden getypeerd als neo-conservatisme. Dat soort neo-conservatisme kan men echter moeilijk in een kwaad daglicht stellen. Integendeel, een dergelijk conservatisme verdient lof te worden toegezwaaid. Een derde punt moet naar voren worden gehaald. Met Herbert Marcuse kan worden geopperd dat kunstenaars, die taboes doorbreken en verdrongen dimensies van de werkelijkheid aan de oppervlakte brengen, ruimte scheppen voor mens en mensheid in hun bestaansverkommering. Deze kunstenaars zijn niet slechts een roepende in woestijn maar weten ook een weg te banen door de woestijn; zij werken aan (een aspekt van) emancipatieGa naar eind15). Eén van deze emancipatoire kunstenaars is Saul Bellow. Hij laat Moses Herzog - om alleen dit aspekt te noemen - aan Shapiro, een collega van de universiteit, schrijven dat hij, Herzog, niet kan aanvaarden dat het leven een en al droefenis en decadentie is. ‘I can't accept this foolish dreariness. We are talking about the whole life of mankind... A merely aesthetic critique of modern history!’Ga naar eind16) Zo'n kritiek is niet genoeg en we draaien onszelf een rad voor ogen, waarschuwt Herzog Shapiro, als we er mee volstaan, ‘After the wars and mass killings... We are survivors, in this age...’ Vandaar Bellows ‘courage to be’: hineni - paraat, present om een ‘more spirited resistance’ te bieden tegen krachten en krachtpatsers van deze tijd. Met dat soort verzet zijn de namen van de profeten uit de verhalen van TeNaCh (oude Testament) verbonden, nadat het met Mozes was begonnen. Noblesse oblige tot meer dan een esthetische kritiek van de geschiedenis, een uitermate joodse gedachte. |
|