eigen leven ga leiden, en jij bent in Amerika, waar had Mischa dan moeten blijven!’
‘Mens, val dood.’
Het meisje komt koffie brengen en een schaaltje bonbons. Ze heeft haar ogen neergeslagen maar de houding van mijn moeder, die haar handen iets van haar gezicht afhoudt, haar linkerknie heeft opgetrokken, is haar niet ontgaan. Ze heeft de deur nog niet gesloten of de directrice komt de kamer binnen en kijkt bliksemsnel naar mij en mijn moeder. Ze gaat aan haar bureau zitten.
‘Claire is altijd het koppigst geweest, wat de één teveel heeft, heeft de ander te weinig.’
Ze laat zich schuin in een van de fauteuils zakken zodat haar rok niet omhoog kruipt. Uit het doosje beplakt met schelpen vallen door mijn onhandigheid paperclips. De directrice denkt dat ik sigaretten zoek en schuift me haar pakje toe, ze knikt.
‘Zo eenvoudig is het allemaal niet’, reageert ze even vaag als mijn moeder. ‘Ongewoon, als je het mij vraagt’, zegt ze tenslotte zachtjes.
‘Ik sprak ook niet van een gewone oplossing maar van een verstandige!’ Ze houdt haar tas onder de oksel geklemd.
‘En daarbij moet ik aan mijn leeftijd denken.’
‘Er zijn misverstanden uit voortgekomen, we waren te ongerust, allemaal’, begint de directrice nogmaals.
‘U gelooft toch zelf niet, dat we dit anders, in alle redelijkheid, hadden kunnen regelen... Ik zie het al voor me!’
Mijn moeder is opgestaan, draait zich een kwartslag om en maakt een gebaar in mijn richting. Ik laat mijn duimen in mijn handpalmen draaien. Zij strijkt haar rok glad en wrijft haar vinger peinzend langs haar neus.
‘Wil je echt geen afscheid nemen? Ze staat nog beneden, ze wacht vast.’ Vanuit het raam zie ik dat ze het portier openmaakt. Ze kijkt vluchtig om zich heen en stapt snel in.
Mischa is over het hek geklommen, ze tilt een dwerggeitje op, fluister iets in haar oor, daarna inspecteert ze de hoefjes.
De lammetjes beginnen al net zo sloom te worden als hun ouders. Ik blijf bij het vierkante gaas staan, roep haar niet. Ze is weer slank net als vroeger, haar haren zijn langer geworden. Ze gaat het nachtverblijf binnen en laat zich niet zien. Ik luister ingespannen, ergens in de verte hoor ik een bel.
‘Betrapt!’ Drie sprongen en ze staat voor me, ze slaat de armen om me heen.
‘Help jij mij erover, ja?’
Ik til haar min of meer over het gaas, zij zet de voeten in de ruiten van draad en springt.
‘Kom mee! Dan zal ik je onze vijver laten zien, zulke vissen... en ze heten allemaal Claire!’
Mischa gaat op haar buik bij de vijver liggen, en pakt razend snel een vis uit het water.
‘Wat een vinnen, hè..., ze hapt maar ze houdt niet van lucht!’
Ze laat de goudvis voorzichtig in het water glijden.
‘Heb jij ook een cadeau voor mij? Ik wel voor jou, maar het ligt op mijn kamer. Kijk eens, dat heb ik voor jou bewaard!’
Ze houdt een verbogen en glad kwartje omhoog.
‘Het is in mijn broek blijven zitten bij de wasserij! Gelukkig maar dat jij me thuis treft, want ik werk, zie je... wil je weten wat!’
Ze duwt me ritmisch heen en weer, het duurt een tijd voor ze verder spreekt.
‘Ik doe bonbons in een doos, hele dure!’
Ze wrijft over haar maag. ‘Tijdens werktijd mag je niet snoepen, en daarbuiten ook niet!’
‘En de baby?’
‘Die heb ik aan pappa cadeau gegeven!’
‘Mis je haar niet!’
‘Er was niets aan, en zo klein Claire, je moest het steeds laten liggen om te slapen!’
‘Ik heb jou gemist’, begin ik voorzichtig, ‘waar ben je al die tijd geweest?’
‘Ik heb geen tijd gehad om jou te missen.’
Ze kijkt me nadenkend aan en likt over de rug van haar hand.
‘Ergens aan zee, het water was zout.’
‘Aan de Nederlandse kust?’
Ze schudt haar hoofd, haar blauwe ogen dwalen onrustig over de vijver.
‘Met mamma!’
‘Soms met pappa, soms met mamma’, zegt ze vriendelijk.
‘Pappa!’
‘Ja.’
‘Die pappa waarmee we naar “muizenstad” gingen?’
‘Nee, die niet... Die andere die me met de baby heeft geholpen!’
Het instituut waar Mischa woont, heeft een hoopvolle naam: Maria Roepaan... Uit de struiken hoor je vreemde stemgeluiden, er zijn vissen, Viëtnamese hangbuikbiggen, bomen en speelweiden. Uit de luidsprekers van het hoofdgebouw klinken Duitse schlagers: ‘Das Leben ist so wunderbar, in seine Art so sonderbar’. En in de speelweide veren de mensen op de luchtkussens heen en weer...
Mischa is volwassen geworden volgens een norm uit onze kindertijd, die van kermis, jaarmarkt en kwartjes... 's Nachts zal ik op haar blijven wachten, misschien verandert ze nog eens...
Mischa zegt ‘miauw’ en legt haar hoofd in mijn schoot en ik zeg, zoals ik mijn hele leven al doe, ‘aai poes’. Nu gaat ze zo ‘vuile rotkat’ tegen me zeggen... Let maar op!