Hollands Maandblad. Jaargang 1982 (410-421)(1982)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Panorama Cees van Hoore Uit luidsprekers: de zee sleept schelpen terug er kiften meeuwen. Het echte anker legt niets vast. Het duin mag niet worden betreden. Geen bom raakt hier nog vlot en Breitner's garnizoen bereikt nooit de kazerne. Aan die kade nog met hem gewoond. Met beverige vinger wijst ze naar het linnen en schrikt. Het huis is er niet. Afdalen wil ze, aankloppen in gindse straten. Vergeefs, verboden ook. Wat later komen zal lijkt hier vast weggelaten. Het paard Tegen de stalmuur leunt de keerploeg. Diepe bandensporen leiden naar de wei ernaast waarin het paard roerloos, als uitgehouwen naar de dichte krooslaag staart. Dan kruipt een vlieg over de huid gaat er een rilling door haar flank ontneemt dit plotseling bewegen het eeuwige aan wat is afgedankt. [pagina 25] [p. 25] Mezzaluce Aan de vloedlijn wacht je geen processie nonnen; er staan verlaten badstoelen van riet. En niet joùw Tadzio - ogen smeulend onder een strohoed - waadt door ondiepte je voorbij maar een jongen met een transistorradio. Je denkt steeds weer dat wat je in de verte ziet in halfdonker op je afkomt je te wachten staat iets anders is. Dat is niet zo. Oogstmaand In die augustusdagen zaten wij bij de dode arm van de rivier. Vissers van niks. In het leefnet koelden we flessen bier. Zie nog de lijnen in elkaar verstrikt glinsterend in de lage zon. Een bries voerde gelach aan en kalm riemgeplons. Hoe snel het koeler werd en schaduw voortsloop over je afgewend gezicht. Laatst er terug. De dauw schitterde kil. Het gras had zich weer opgericht. Vorige Volgende