De regels van het huis
K.L. Poll
Respect. - Op een Amsterdams perron, de ene wachtende reiziger tegen de andere: ‘Een paar jaar geleden ben ik bankroet gegaan. Ja, vervelend was dat, we hadden te snel een nieuw huis gekocht. In die tijd bezat ik mijn stoelenverzameling nog. Het mooiste exemplaar heb ik moeten verkopen, om mijn schulden te betalen. Een maand later heb ik de rest ook weggedaan. Het was niet echt nodig, maar toen die ene stoel er uit was had ik geen respect meer voor mijn verzameling’.
Lofdiensten. - In hervormde kerken bewieroken de gelovigen elkaar met taal, met de woorden die zij uitspreken; in katholieke bewieroken zij de lucht die zij inademen.
Evenwicht. - Tegenover de formalisering van het wereldbeeld staat de individualisering van het wereldbeeld. De steeds meer verfijnde rekenmachine vraagt, terwille van het evenwicht, om een steeds meer verfijnde poëzie. Die komt er niet vanzelf. Grote zekerheid in het onpersoonlijke kan gemakkelijk leiden tot grote onzekerheid in het persoonlijke. Tot atrofie - afsterven.
Voor de biograaf. - Ik leid een gedenkwaardig leven. Wie niet?
Herman Gorter (1). - A.B., toen ik haar vertelde over Herman Gorter en zijn verlangen om te behoren tot de grootste dichters van de wereld: ‘Ik vind het altijd nogal kitschig, die mensen die voortdurend bezig zijn met het vaststellen van hun eigen formaat’.
Herman Gorter (2). - Ik kan niet, zoals Jacques de Kadt en Henriëtte Roland Holst, de grootspraak en de hoofdletters uit Pan wegdenken, en dan zeggen dat de rest zo wonderlijk mooi is.
Opgave (1). - In de eerste helft van de twintigste eeuw overheerste in Europa het wangedrag, in de tweede helft de kater, met schaamte, angst en grappen. Wij zijn in de loop van de eeuw veel rijker geworden, dat is waar. Een groot geluk. Maar verder - het wordt tijd voor een nieuwe eeuw en een nieuwe cultuur. Dat zal een cultuur moeten zijn waar de dood op een fatsoenlijke manier in past.
Opgave (2). - De goede toon, die moet steeds weer veroverd worden - op het programma van de dag, op de motregen in het hoofd, op de giecheldwang, op de doordringende koorzang van de Christenen die wraaklustig ronddwalen tussen de ruïnes van hun kerken.
Dag en nacht. - Vannacht wel zeven keer bedacht dat slapen en poëzie bij elkaar horen, en daglicht bij wetenschap. Wij zitten in een Frans zomerhuis, in de Ardèche. Overal blauwe lucht nu, met wat wind die de hitte op tijd afkoelt, als een goed getrainde herdershond. In de verte roept een geitenvrouwtje haar verwijten door de bergen.
De twee gezichten. - Er bestaat in de kunst een scheidslijn tussen verborgen betekenis en direct zichtbare betekenis. Verborgen: toespelingen, herhalingen, karikaturen, hommages, contrasten, citaten. Het is een veeg teken als de rechtvaardiging van een kunstwerk, de kwaliteit, voornamelijk gezocht moet worden in de verscholen betekenissen. Aan de andere kant: wat ziet eigenlijk iemand die daar niets van opmerkt, die doof is voor echo's en blind voor glimpen? Wat hoort iemand die een muziekstuk niet analyseert? Wat heeft een oordeel voor waarde als uit de beschrijving blijkt dat de criticus van alles over het hoofd heeft gezien? Maar toch, daar altijd weer tegenin, een verhaal of gedicht moet ook de aandacht vasthouden van lezers die niet gesteld zijn op raadsels en puzzels. Het moet aantrekkelijk zijn op het eerste gezicht, en op het tweede.
Andere vraag: in hoeverre moet de maker zich bewust zijn van wat hij onuitgesproken wil laten. Wanneer hij bij het schrijven steeds denkt: ik doe maar alsof, ik bedoel iets anders, het gaat niet om de letterlijke betekenissen, ik verstop de bijbel in een schoenendoos - dan ontaardt hij voor hij het weet in charlatanerie, in etudes voor de linker wijsvinger.
Oorlog. - Voor mij en mijn leeftijdgenoten, geboren tussen 1925 en 1930, was de oorlog het vormsel, het watermerk dat er niet meer uitgaat. Ik kan mij een jaloezie voorstellen van de generaties daarna, een heimelijk verlangen, het idee van: dat heb ik als kind gemist, ik weet niet hoe dat voelt, een oorlog, met een echte volwassen