Bayley schreef in The Times Literary Supplement, van 6 februari 1981, ‘But, as Colin MacCabe is reported to have lately observed in Cambridge, the function of an English School is to teach literature, not to celebrate it.’
Maar wie zegt dat het nodig is tussen de twee houdingen te kiezen? Tussen literatuur en wetenschap? Wie zegt dat celebreren, onderwijzen en onderzoeken elkaar uitsluiten? Ik niet.
Wetenschap en kritiek. - Wetenschap is een poging tot adequate beschrijving; kritiek is een poging tot adequate waardering. Met adequaat bedoel ik: de beschrijving moet passen bij de verschijnselen en de waardering moet passen bij de verschijnselen én bij de reactie op de verschijnselen. Kritiek is dus een mengvorm, en in zoverre altijd onzuiver. Wetenschap is zuiver en eenzijdig.
Kleinkinderen. - De epigonen van Ter Braak en Du Perron beschouwen hun goden als twee grote oceaanstomers waar hun eigen bootje aan vastzit. Zolang de oceaanreuzen zichtbaar blijven voor het oog van de wereld, blijven ook zij in beeld. Een extra mooi gezicht wordt het als zich dan aan die volgboten nieuwe, nog kleinere scheepjes vastklampen van de volgende generatie. In het zog van het zog van de meesters drijven zij heel handig binnen in de grote stille vijver der onsterfelijkheid.
Stenen ramen. - ‘Ceux qui font les antithèses en forçant les mots, sont comme ceux qui font de fausses fenêtres pour la symétrie. Leur règle n'est pas de parler juste, mais de faire des figures justes.’ - Pascal.
De crépine. - Op de eerste dag na onze aankomst in de Ardèche, vorige zomer, kwam Monsieur Falaise binnenlopen, de oude boer die daar voor ons en drie Hollandse mede-eigenaren een huis beheert. Hij kwam ons waarschuwen: in de stenen wasbak buiten had de vorige dag nog een crépine gelegen en die was nu verdwenen. Een crépine, begrepen wij, was een zeef voor onze bron, hoger op de berghelling. Hij wist niet hoe het ding beneden bij het huis terecht was gekomen. Misschien had de équipe van de eigenaar die vóór ons was geweest de zeef weggehaald omdat ze dachten dat dan de watertoevoer sneller zou gaan. Misschien hadden de zoontjes van de postbode met de crépine gespeeld. Ze hadden ook de oude boerenkar die onder het afdak van de schuur stond kapot gemaakt, dus het zou best kunnen dat ze - je wist het nooit.
De volgende dag heeft hij ons bij zich thuis nog eens precies uitgelegd wat een crépine was: een koperen stuk buis van ongeveer twintig centimeter lengte, aan één kant gesloten, met sneetjes in de breedte. De crépine leg je om het uiteinde van de loden buis die het bronbassin met het huis verbindt. Hij moet voorkomen dat er bladeren, takken of slakken in de buis komen die de toevoer zouden kunnen afsluiten. Ik zei tegen Falaise dat ik maar eens aan de vader van de jongetjes wou vragen of hij de crépine misschien gezien had. Ah nee, zei hij verschrikt, en hij deed de ramen aan de straatkant van zijn huis dicht, nee, dat moest ik vooral niet doen, hij dacht nu toch, eerlijk gezegd, dat iemand anders, een van de mensen in de omtrek, de crépine had meegenomen, voor eigen gebruik. Het was namelijk nogal een mooie, van koper en niet van lood; die had meneer P., onze medeeigenaar, vorig jaar laten maken. Hij zou de komende dagen wel eens in de buurt rondkijken, bij de bronbassins van anderen, en als ik hem zie zitten, zei hij uitdagend, haal ik hem er gewoon af.
Wij besloten een nieuwe te laten maken, in Le Cheylard, een stadje in de buurt. Met de 70-jarige Falaise ben ik eerst nog naar het bassin geweest, een zware tocht door brem en bramen. In een kleine cave, verscholen onder een oude kastanje, lag de loden buis braaf en vertrouwd bellen te sputteren. Ik had begrepen dat de crépine er als een gieter op gedrukt moest worden. Nee, zei Falaise, het is een buis om een buis.
In Le Cheylard wisten ze bij Arthur Martin direct wat ik bedoelde. Over een uur zou hij klaar zijn. Dat was ook zo, rood koper, met een stuk of vijftien kerven erin. Toen F. hem zag, zei ze: ‘O God, nu zie ik het, zo'n ding heb ik in de vuilniszak gegooid op de avond dat we aankwamen. Ik dacht dat het een stuk uitlaat van een oude auto was, of zoiets.’
Toen we terugkwamen in het dorp, gingen we eerst naar Falaise. Groot plezier over onze onnozelheid. ‘Ja, zei hij, je moet eigenlijk steeds blijven doorzoeken. Regarder, regarder - overal, en nooit iemand anders verdenken. Toen ik vroeger in Marseille werkte, zei ik dat ook altijd tegen mijn kameraden: Nooit zomaar aannemen dat een ander iets verkeerds heeft gedaan als je het niet voor honderd procent zeker weet.’
Maar hoe de crépine in de bak bij het huis was beland - dat bleef onbekend.
Patrijspoorten. - Bij iedere wetenschap komt van tijd tot tijd, van vraag tot vraag, een patrijspoort te voorschijn, met uitzicht op het oneindige. Sommige wetenschappen, zoals sociologie, zijn een en al patrijspoort, een glazen ruim.
Een vraag is: welke analogieën bestaan er tussen het begrip oneindig in de wiskunde en het begrip oneindig bij de opsomming van feiten die ter zake doen, dat wil zeggen die verschil maken.