Wat u daar hoort heren, dat is het roodborstje
Jos Ruting
Alvorens mijn lezers het verhaal te doen van een overval in de bossen van Verwoeste Hoeve, dien ik te vertellen wie de gebroeders Lepis zijn. Deze heren, geen tweelingen, lijken op elkaar en ook op de Engelse stripfiguur The timid soul die in Nederlandse bladen verscheen onder de naam Frederik Fluweel en Zacharias Slof Dof. Die laatste naam is goed verzonnen want hij legt de nadruk op geruisloos gaan, iets dat de gebroeders nastreefden in samenhang met hun beroep, diefstal door insluiping. Ze werkten ongaarne in grote steden zoals Appingedam en Rodeschool, maar hadden de voorkeur voor landelijk gebied, afgelegen landhuizen, boerderijen in stille polders waar geen waakhond was. Men begrijpt dat ze beroepshalve enige voorkeur hadden voor de niet krakende schoen en daar moet ik aan toevoegen dat ze begrip hadden voor variaties als die naar hun mening het slagen van een beraamd plan konden dienen.
In onze omroep was Aleida van den Bos na ruim een jaar wat uitgepraat over Witte Wieven, Ellert en Brammert, de Bokkenrijders en Kludde. Vindingrijk als zij is kwam zij met haar programma ‘Streekverhalen in de herberg’. Ze waren bruikbaar maar toch hebben wij een bioloog aangetrokken voor commentaar. Amusante praat over wezels en vossen dwong ons wel tot opheldering. Een geleerde kan uitleggen dat wezels en vossen wel degelijk nuttig zijn. Bijaldien, bepaald geslaagd waren haar bandjes en film in De Wrang, een afgelegen herberg in de Verwoeste Hoeve, een vrij groot natuurreservaat waar zo'n vijf jaar geleden door militaire oefeningen veel bos en een kapitale boerderij in vlammen opgingen. Door een of ander wonder heeft dit gebied zich min of meer kunnen herstellen en bleef zelfs de herberg De Wrang (een jagersnaam voor het dassenhol) bestaan. Ik ga hier voorbij aan veel nonsens die op de bandjes kwam maar dien even stil te staan bij de figuur Karel Stam. Een oude boer die nog een film gezien had van Tarzan, een soort superman die in zijn nylonbroek van pantervel door de bomen vloog, noemde Karel Stam ‘Tarzan van de eiken’. Stam in zijn groene pak en hoed met gaaienveertje zou in staat zijn om een eik met één slag te vellen. Deze Karel Stam was de boswachter die in het natuurreservaat naar de toegangskaarten vroeg. Op een van de bandjes hoorde ik: Ze zeggen dat Marie van Stam meer dan duuzend zilveren guldens in een schoenendoos onder het bed bewaarde. Dat zilver werd steeds meer waard als je het maar lang genoeg bewaarde. Een vage stem op de achtergrond was: Je mot niet alles geloven. Hun geld zullen ze wel op de boerenleenbank hebben.
Deze uitzending werd naar ik pas later begreep door de gebroeders Lepis gehoord. Dit had kennelijk ten gevolge dat zij een plan beraamden. In hoeverre zij met hun plan succes hadden zullen wij hier nader bekijken.
Ik heb Karel Stam een keer ontmoet. Onze Omroep heeft veel natuurfilms en mede daardoor ontstond een club van jonge vogelvrienden. Mij viel de eer te beurt om een excursie te leiden in het vogelrijk gebied van Verwoeste Hoeve. Stam stapte van zijn fiets, een vastberaden maar vriendelijk man. Hij zei: ‘Ik heb het al gezien meneer, een groepskaart vogelvrienden. Ja hier is veel te beleven. De havik-tarsel slaat de fazant niet, hij is kleiner dan zijn vrouwtje maar zijn jacht meneer, onder dekking langs de singels het is geweldig om hem bezig te zien. En dan wat hier zingt, een wielewaal en vlaamse gaai. De gaai zit af en toe te kwelen om uit te rusten van het roven. Dat weet ook niet eens elke vogelkenner dat die gaai kan zingen. En verder hoort u de vink slaan en dan vooral tegen schemer de zwartkopgrasmus. Een nachtegaal wordt er stil van, bij wijze van spreken. En dan zomer en winter door zingt hier het roodborstje. U kunt de vogelvrienden vertellen meneer dat het roodborstje soms in het holst van de nacht gaat zingen. Dan heeft het daar een aanleiding voor. Door de een begint de ander en dan heb je een nacht-concert.
Als man van een publiciteitsmedium dacht ik, Aleida moet Karel Stam interviewen bij stapels gezaagd hout en dan vooral op de band die weemoedige stemmen van fluiter en fitis, en ze zijn ontroerend, ontroerend voor de luisteraar die het kan horen.
De boswachter Karel Stam was van zonsopgang tot zonsondergang buiten en zijn vrouw Marie had de ramen en deuren open zo lang het licht bleef om gezonde lucht binnen te laten. Voor het slapen gaan werd zorgvuldig gesloten opdat geen kwade dampen van de nacht zouden binnendringen met boze kwalen zoals jicht en ademnood. Het moet dan ook een hele schrik geweest zijn toen Marie haar man tussen twee en half drie in de nacht wekte met de woorden: ‘Karel het raam staat open.’
‘Wat is dat’, zei Karel, terstond klaar wak-