Hollands Maandblad. Jaargang 1981 (398-409)
(1981)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Het rendez-vousInleidingNaast de omvangrijke literatuur in de klassieke schrijftaal die voornamelijk bestemd was om te worden gelezen, heeft zich al vroeg in China een groeiende literatuur ontwikkeld van teksten die geschreven werden in de eigentijdse spreektaal om te worden uitgevoerd voor een gehoor. Afgezien van de dramatische teksten (die bewaard zijn vanaf de 13de eeuw), zijn dit voornamelijk verhalende teksten. De oudste bewaarde voor voordracht bestemde teksten dateren van de 8ste tot en met de 10de eeuw. Het zijn de zgn. bianwen uit de Tang dynastie (618-906), door toeval gevonden in 1899 in een even na het jaar 1000 toegemetselde dump voor oud beschreven papier in de rotstempels bij Dunhuang. De bianwen zijn stichtelijke verhalen uit de boeddhistische overlevering of uit de Chinese geschiedenis. Sommige zijn geheel in proza geschreven, een enkele geheel op rijm, maar de meeste teksten zijn opgebouwd uit prozapassages die worden afgewisseld door berijmde gedeelten. De berijmde gedeelten hebben een vaste regellengte van vijf of zeven syllabenGa naar eind1). Onder de Song dynastie (960-1278) horen we voor het eerst van beroepsvertellers die in de hoofdstad optraden, soms jarenlang in hetzelfde theater. Ook onder de laatste dynastieën, de Ming (1364-1644) en de Qing (1644-1911), waren de beroepsvertellers actief. Het vak wordt trouwens nog steeds beoefendGa naar eind2). Sommige genres van voordrachtskunst bezigden uitsluitend het proza. Voor deze genres werden de teksten blijkbaar niet uitgeschreven en wie deze genres uit teksten moet leren kennen heeft slechts de beschikking over de in deze eeuw door stenograaf of taperecorder opgenomen en vervolgens uitgewerkte versies, zoals die bijvoorbeeld in de jaren vijftig in de Chinese Volksrepubliek werden uitgegeven. De genres waarin de tekst gedeeltelijk berijmd was, werden vaak wel uitgeschreven. We bezitten uit de laatste vijf eeuwen een, naarmate we de moderne tijd naderen, aanzwellend aantal titels. Deze laatste genres verschillen in het gebezigde dialect, de stijl van reciteren, de begeleidingsmuziek, en soms de onderwerpen, maar zij maken vrijwel alle voor de berijmde passages gebruik van een vaste regellengte van vijf, zeven of tien syllaben. Wellicht ten teken dat het uitsterven van deze genres als populair volksamusement door de toenemende geletterdheid, de krant, de radio en de film, en de t.v. nu welhaast zijn laatste fase is ingegaan, is er de laatste jaren een bescheiden maar toenemende wetenschappelijke belangstelling voor de bewaarde teksten waarneembaar. Er heeft ook een klein aantal genres van vertelkunst bestaan waarin de berijmde gedeelten niet een vaste regellengte hadden, maar waarin de berijmde gedeelten geschreven werden op bestaande melodieën en werden gezongen. Het ingewikkeldste genre hierbij was de zhugongdiao (in alle toonaarden), lange verhalende teksten waarvan de uitvoering enige dagen kon duren, en waarin elke korte prozapassage werd gevolgd door liederen die waren geschreven op een suite van tot dezelfde toonaard behorende melodieën. De opeenvolgende suites van melodieën behoorden steeds tot een andere toonaard. Vandaar de naam van dit veeleisende genre, dat een korte bloei beleefde in de 12de en 13de eeuw en toen het veld moest ruimen voor het opkomende drama, dat het gehoor op een gelijke muzikale complexiteit onthaaldeGa naar eind3). Een ander maar veel eenvoudiger genre in deze categorie is de guzici (trommellied). In de guzici wordt het proza herhaaldelijk onderbroken door een lied, steeds geschreven op dezelfde melodie en in dezelfde toonaard. De naam van het genre suggereert dat de liederen oorspronkelijk werden gezongen met trombegeleiding, maar het feit dat de toonaard wordt aangegeven impliceert dat ook snaarinstrumenten werden gebruikt. Hoe de liederen werden uitgevoerd is mij niet geheel duidelijk: wat in mijn vertaling een medezanger is, is in andere vertalingen een begeleider; waar ik de tweede zanger een refrein laat zingen (iets in de trant van liluoluo na elke regel), laten zij de begeleidende muzikant de melodie herhalen. De liederen worden niet gebruikt voor het vertellen van de handeling, maar voornamelijk om de gemoedstoestand van de hoofdfigu(u)r(en) op dat moment in het verhaal te schilderen. Van de guzici zijn maar twee voorbeelden bewaard. De oudste tekst is een bewerking van het Verhaal van YingyingGa naar eind4) door Zhao Lingzhi (1051-1107). We horen daarna van een uitvoering van guzici in 1184, maar moeten wachten voor de tweede bewaarde tekst, de anonieme Het rendez-vous van woerd en eend trouw tot in de dood, tot de 15de eeuw. Deze tekst is bewaard in een bundel van korte verhalen in de spreektaal die gedrukt is in het mid- | |
[pagina 17]
| |
den van de 16de eeuw, de Qingping shantang huaben van Hong Pian. Op grond van de gebruikte geografische benamingen staat het vast dat de tekst geschreven moet zijn na 1368. Trouwens, qua onderwerp en behandelingswijze sluit deze tekst nauw aan bij de novellen uit dezelfde periode, zoals bijvoorbeeld door D.R. Jonker en mijzelf vertaald in De aap van begeerte, Amsterdam: Arbeiderspers 1976. Dat deze twee voorbeelden van het genre gescheiden worden door een paar eeuwen, zou kunnen betekenen dat het al die tijd beoefend werd. Daar staat dan tegenover dat in die eeuwen nooit over het genre wordt gerept. Bovendien gebruikt Het rendez-vous woordelijk dezelfde frasen ter inleiding van de opgenomen liederen als de guzici van Zhao Lingzhi. Dat veronderstelt dat een levende traditie die wel erg onwrikbaar is! Het lijkt daarom niet onaannemelijk dat Het rendez-vous een late revival is van een vergeten genre, gebaseerd op een geschreven voorbeeld: de tekst van Zhao Lingzhi. De gedachte dat voor het publiek van Het rendez-vous het genre vreemd was, wordt versterkt door de passage in de tekst zelf waarin de opbouw van de tekst wordt uitgelegd. Het rendez-vous biedt nog meer problemen. De hoofdgeschiedenis wordt nadrukkelijk aangekondigd als een inleiding (‘Maar eerst een vermakelijke inleiding!’). Aan het slot wordt het publiek opgeroepen te luisteren naar een andere en blijkbaar nog uitvoeriger versie van hetzelfde verhaal (‘Aanwezig publiek, wilt u alle bijzonderheden weten, kijk dan naar het vertellen van de samenvatting en luister op uw gemak naar de volledige Het rendez-vous van woerd en eend trouw tot in de dood van Qiushan’). Over de verhouding tussen de bewaarde tekst en de andere genoemde versie is al het nodige gespeculeerd. Het lijkt mij het waarschijnlijkst dat onze tekst oorspronkelijk geschreven is als proloog tot een zangspel. Het zangspel xiwen was de populaire theatervorm in Zuid China vanaf de 13de eeuw. Zangspelen waren zeer lange stukken waarvan de opvoering soms een hele dag, twee dagen of nog langer duurde. Ze openden, na een zegenwens, met een vrij stereotiepe openingsscène, waarin één van de acteurs eerst een gedicht met een zeer algemene strekking voordroeg, vervolgens de acteurs achter het achterscherm vroeg of ze zich al gecostumeerd hadden en over wie hun stuk zou gaan, en, na hun antwoorden, tenslotte de korte inhoud van het te spelen stuk, vaak in berijmde vorm, aan het publiek vertelde. Aan het slot van deze dialoog en voor de samenvatting werd vaak een beroep op het publiek gedaan stil te zijn en goed te luisteren, en soms werd de naam van het schrijfgenootschap dat het stuk had gemaakt (of bewerkt), en misschien ook wel opvoerde, genoemd (maar nooit van een individueel auteur). In zangspelen uit de 16de eeuw is het element van de dialoog vaak zeer kort, soms geeft de tekst alleen nog maar ‘de stereotiepe dialoog’, maar in de zeldzame bewaarde vroegere teksten wordt de dialoog soms sterk uitgebreid en wordt uitvoerig stil gestaan bij de inhoud of boodschap van het te spelen stuk. In één geval wordt de inhoud van het eerste gedeelte van het stuk gepresenteerd in de vorm van een zhugongdiaoGa naar eind5). Wellicht is de hier vertaalde tekst zo ooit geschreven als de door zijn buitenissige vorm opvallende proloog bij een verder onbekend toneelstuk van het ook verder onbekende schrijfgenootschap Qiushan. Bij de vertaling heb ik me gebaseerd op de tekst zoals die te vinden is in Tan Zhenghi's kritische uitgave van Hong Pian's Qingping shantang huaben, Shanghai: Gudian wenxue chubanshe, 1957, pp. 154-169. De tekst is vertaald in het Japans door Iriya Yoshitaka in deel VII van de Chūgoku koten bungaku zenshu, Tokyo: Heibonsha 19592, pp. 226-235, en, voorzien van een uitvoerige inleiding, in het Frans door André Lévy, ‘Un document unique sur un genre disparu de la littérature populaire, Le rendezvous d'amour ou les cous sont coupés’, in zijn Etudes sur le conte et le roman chinois, Paris: Ecole Française d'Extrême-Orient, 1971, pp. 195-210. Deze laatste studie is blijkbaar ontsnapt aan de aandacht van P. Hanan, die de ontstaansdatum van deze tekst bespreekt in zijn The Chinese Short Story, Studies in Dating, Authorship and Composition, Cambridge Mass.: Harvard U. Press, 1973, pp. 141-142. W.L. Idema | |
[pagina 18]
| |
Het rendez-vous van woerd en eend, trouw tot in de doodGa naar voetnoot*Hier begint het verhaal. Nooit komt een einde aan de wens in 't oog, de hoop in 't hart,
Totdat je heimelijk een afspraak maakt in het bordeel.
Verraden door de vlugge tijd kun je elkaar niet treffen
Maar voortgesleept door je gevoel ben je geen eigen baas:
De lange nacht koestert hij vast haar geur'ge schorteldoek,
Teneergeslagen speelt ze zeker met haar jaden spangen.
Wanneer de kersebloesem valt, ontluikt de perebloesem:
Het hartenbrekend voorjaar brengt aan beiden zijden smart!
De echte man grijpt in zijn ene hand het scherpe kromzwaard
Om zo tienduizend lieden te onthoofden!
Maar waarom wordt zo 'n hart en inborst dat uit ijzer is gesmeed,
Dan toch weer om een bloem zo week?
Beschouwt u maar eens kerels als Xiang Yu en ook Liu Bang:
Hun beider lot stemt alle mannen droef!
Alleen omdat ze stootten op zo'n Schone Yu of vrouwe QiGa naar eind1)
Had heldenmoed plots afgedaan!
Het voorgaande gedicht en lied gaan uitsluitend over de twee begrippen ‘gevoelens’ en ‘schone schijn’.Ga naar eind2) Deze twee begrippen hangen samen als wezen en werking. Wanneer daarom de schone schijn voor de ogen praalt, worden de gevoelens in het hart gewekt, gevoelens en schone schijn verwekken elkaar en hart en oog richten zich naar elkaar. Van het verleden tot op het heden kunnen zelfs de beste lieden en edelste heren dit niet vergeten! Iemand uit de Jin dynastie heeft eens gezegd: ‘Wij zijn het juist waarin de gevoelens zich ophopen!’Ga naar eind3) En Huiyuan heeft gezegd: ‘De spontane emotie laat zich vergelijken met het onbewust bij elkaar komen van de zeilsteen en de naald. Als gevoelloze dingen zelfs zo zijn, hoeveel te meer dan wij die ons gehele leven in gevoelens slijten?’Ga naar eind4).
Waarom wordt er vandaag dan wel alleen maar gepraat over deze twee begrippen ‘gevoelens’ en ‘schone schijn’? Het verhaal gaat dat in de periode Xiantong (860-873), Wu Gongye uit Linhuai de post vervulde van hoofdklerk voor rituele aangelegenheden in de prefectuur HenanGa naar eind5). Zijn geliefdste concubine heette Feiyan, haar familienaam was Bu. Haar gestalte was rank en schoon en ze was zo teer dat ze zelfs geen dunzijden gaas kon dragen! Ze was bedreven in de liederen van QinGa naar eind6), ze hield van poëzie en deed aan calligrafie. Gongye overlaadde haar met gunsten. Het huis daarnaast was de woning van de familie Zhao uit Tianshui. Ook de Zhao's waren een geslacht met een ambtelijke traditie. De zoon des huizes, Zhao Xiang, was een knappe en ontwikkelde jongeman. Toen hij eens op een dag door een kier in de zuidmuur Feiyan bespiedde, werden hem geest en adem benomen en hij verlangde zo naar haar dat hij naliet te eten. Vervolgens ging hij voor veel geld de poortwachter van Gongye omkopen om hem haar van zijn gevoelens op de hoogte te laten stellen. De poortwachter deed moeilijk maar werd uiteindelijk door het geld bewogen en beval zijn vrouw een moment af te wachten dat Feiyan niets om handen had en haar dan Xiangs wens te vertellen. Toen Feiyan die hoorde beperkte ze zich ertoe met een glimlach te zwijgen. De vrouw van de poortwachter vertelde dit alles aan Xiang. Xiang viel ten prooi aan een heftige gemoedsbeweging en hij wist niets anders te doen dan een vel Xue Tao papierGa naar eind7) te nemen en daarop een knotversGa naar eind8) te schrijven, dat luidde: | |
[pagina 19]
| |
Het groen wordt donker, 't rood wordt schaars, er rijst een duist're nevel:
Ik sta alleen in stil verdriet hier voor de kleine hof.
De lange, lange klare nacht - maar wie die naar mij luistert?
De Zilverstroom scheidt sterrenGa naar eind9), maanlicht voor één hemelhelft!
Toen hij het had opgeschreven verzegelde hij het zorgvuldig en bad de vrouw van de poortwachter het Feiyan te bezorgen. Nadat Feiyan het had gelezen, bleef ze lange tijd diepe zuchten slaken, en ze zei tegen de vrouw: ‘Ik heb jonker Zhao ook wel eens bespied, zijn gaven en uiterlijk zijn prachtig. Het is mijn karig geluk in dit leven dat ik niet zijn echtgenote kan worden. Tot mijn ellende is heer Wu grof en wreed, en niet het soort dat het ver brengt.’ Daarop schreef zij Xiang een gedicht ten antwoord, en wel op Gouden Feniks papier. Haar gedicht luidde: De bonte daklijst: lente's zwaluw weet steeds waar zij slaapt;
De lissen-oever: eendenparen vliegen nooit alleen.
Tot hun verdriet hebben in Perzikbron al die vriendinnen
Tussen de bloemen ondoordacht de jonkers laten gaan!Ga naar eind10)
Na het te hebben dichtgevouwen overhandigde ze het aan de vrouw van de poortwachter en beval haar het aan Xiang te geven. Xiang verbrak het zegel en zei verheugd: ‘Het is me gelukt!’ Hij beperkte zich ertoe stil te zitten en wierook te branden, en steeds opnieuw vol verwachting gebeden te zeggen. Een paar dagen later kwam tegen de avond de vrouw van de poortwachter in grote haast bij hem, ze lachte en boog, en zei: ‘Jonker Zhao, wilt u de goddelijke onsterfelijke ontmoeten?’ Xiang vroeg haar verbaasd wat er aan de hand was en ze bracht hem de volgende woorden van Feiyan over: ‘De hoofdklerk heeft vannacht dienst op de prefectuur, dit is een goede gelegenheid! De achterhof van mijn huis is uw voormuur. Als u uw belofte wilt houden, hoop ik slechts dat u me zult komen bezoeken zodat we elkaar tenslotte mogen treffen!’ Toen ze dat had verteld, wachtte Xiang tot het aartsdonker was geworden en klom toen met een ladder over de muur. Feiyan had aan haar kant banken op elkaar laten zetten. Nadat hij was afgedaald, zag hij dat Feiyan prachtig was opgemaakt en schitterend was gekleed. Ze verwelkomde hem in haar kamer, leidde hem bij de hand naar het bed, en ze leefden hun wens tot innige verbondenheid volledig uit. Toen het ochtend werd, omklemde Xiang de handen van Feiyan en zei: ‘Nu ik zo'n verwoestende schoonheid heb mogen beroeren, nu ik zo'n zeldzame vrouw heb mogen omarmen, zweer ik bij doden en levenden me voor eeuwig deze vreugde en wellust te wijden!’ Nadat hij was uitgesproken keerde hij heimelijk terug. Vanaf dat moment kon hij elke tien dagen haar wel eenmaal ontmoeten in de achterhof. Ze bevredigden hun geheime verlangen, ze leegden hun voorbeschikte gevoelens, en meenden dat schimmen noch vogels het wisten, dat mensen en goden hen hielpen. Zo verstreek een vol jaar. Korte tijd daarop gaf Feiyan haar slavinnetje herhaaldelijk om kleine vergrijpen een pak slaag. Het slavinnetje nam haar dat kwalijk en bracht, toen zij daartoe de kans kreeg, Gongye volledig op de hoogte. Gongye zei: ‘Je moet het in geeen geval uitbazuinen, ik zal het zelf onderzoeken!’ Later, op de dag dat hij normaal 's nachts dienst deed, vroeg hij in het geheim, met opgaaf van redenen, verlof. Toen het nacht werd ging hij als normaal naar zijn dienst, maar vervolgens verborg hij zich heimelijk bij de poort van de wijk. Hij wachtte tot de avondtrom was geslagen en keerde toen op zijn tenen terug. Langs de muur kwam hij bij de achterhof waar hij zag dat Feiyan juist tegen de deur geleund zachtjes zong, terwijl Xiang vanaf de muur naar beneden gluurde. Gongye kon zijn toorn niet bedwingen, hij stortte zich naar voren om Xiang te grijpen maar Xiang kreeg hem in de gaten en sprong weg. Gongye had hem wel vast maar hield alleen maar een half jak over. Daarop ging hij de kamer binnen, riep Feiyan en ondervroeg haar. Feiyan verschoot van kleur maar weigerde te bekennen. Gongye ontstak in nog groter woede, bond haar aan een grote pilaar en ranselde haar af met de zweep, tot bloedens toe. Feiyan zei alleen maar: ‘Bij leven beminden we elkaar, sterven doe ik zonder verdriet!’ Vervolgens dronk ze een kom water en gaf de geest. Xiang daarentegen vluchtte in vermomming en onder een valse naam ver weg, over rivieren en meren, om aan zijn felheid te ontkomenGa naar eind11). Hoe droevig: De regen stopt, de wolken slinken,
De bloesem valt, de maan krimpt.
Iemand als Zhao Xiang die de ernst van de situatie onderkende, zodat hij ontsnapte aan de tijgermuil en aan de moordenaarshand ontkwam, kan men iemand noemen die in staat was zijn fouten te verbeteren. Maar nu was er ook nog een jonge kastelein die niet zover vooruit kon zien: hij had ook een ongeoorloofde relatie met een getrouwde vrouw, dag in dag uit haakte hij naar genot, elke ochtend opnieuw werd hij verblind door hunkering en tenslotte lokte hij een onheil uit waardoor zijn lijk uitgestrekt neerlag | |
[pagina 20]
| |
door zwaardslagen en zijn ziel zich naar de onderwereld begaf, zodat zijn moeder zijn verzorging verloor en zijn echtgenote zijn steun verloor, zijn zoons kreetten van kou in de strenge winter en zijn dochters huilden van honger gedurende de hele lange dag! Wat was hiervan wel de oorzaak als je er stil over nadenkt? Erger, heeft zo'n vrouw je niet van je ene leven beroofd? Waarlijk: Haar schoon gelaat is eigenlijk 't verleidelijke scherp
Dat al die zwierige en vlotte stervelingen doodt!
Maar eerst een vermakelijke inleiding! Verhalenverteller, zeg eens, waar woonde die vrouw? Hoe heette ze? Ze was de dochter van een zekere Jiang uit een dorp buiten de Wulin poort van de prefectuur Hangchow in Chekiang, en ze heette Shuzhen. Zij was bijzonder fraai van uiterlijk. Op haar wangen droeg ze perzikbloesems: ze waren niet roder of bleker dan perzikbloesems. Haar wenkbrauwen waren twee wilgeblaadjes - ze waren nog smaller en gewelfder dan wilgeblaadjes. Van jongs af aan had ze een scherp verstand, altijd al was ze vindingrijk. Ze was bedreven in het afbeelden van draken en borduren van feniksen, ze was kundig in het snijden van sneeuw om wolken te naaien; alleen hield ze in haar hart wat te veel van het briesje en het maanlicht, en ook dronk ze te graag een paar bekers wijn. Ze had de huwbare leeftijd al bereikt en haar ouders zochten voor haar een man, maar noch in het oosten slaagden ze, noch lukte het hun in het westen. Steeds wekte Shuzhen de begeerte om op haar kamer te sluipen, voortdurend leed ze onder de kwaal gewond te worden door de lente, Tot haar grote verdriet bleef zij in de bloei van haar jaren zonder gade, en onbevredigd vond ze geen vreugde. Het neerhangend deurgordijn rolde ze niet op: zo schaamde zij zich voor paar na paar van paarse zwaluwen. Ze had geen lust om uit te zien vanaf een hoge toren: zo verafschuwde zij het gemeenschappelijk gekwetter van gele wielewalen. Wanneer mocht dit meisje dan wel haar lang gekoesterde wens verwezenlijken? Hierbij zijn tien korte liederen op de wijze Cuhulu in de toonaard Shangdiao gemaakt, ze zijn achter de gebeurtenissen gevoegd om een weinig de gevoelens van begin tot einde van dit meisje te beschrijven. Zou ik mijn medezanger mogen vragen eerst te luisteren naar de melodie en dan te luisteren naar de simpele tekst? Haar klare najaarsgolven -
Ze waren beide helder,
Ze toonde gouden lotussen,
Ze waren drie duim kleinGa naar eind12).
Gewiegd door 't lentewindje
Geleek een wilg haar o zo ranke leest.
Met HongerGa naar eind13) vergeleken
Was heus haar uiterlijk wel eens zo lief.
Aan haar was van nature alles wonderbaarlijk mooi,
Van haar raakte de meest verwende snoeper zelfs nog buiten zinnen!
Maar als deze dochter van de familie Jiang dan zo fraai was, dan zo slim was, wat was dan wel de reden dat de machtige huizen en grote geslachten, de prinsen van den bloede en lieden van adel, de beschaafde heren en rijke kooplieden niet probeerden zich met haar te verloven? Wel, dit meisje had een buitenissig karakter: ze zette haar wenkbrauwen aan en verfde haar ogen, ze maakte zich op met poeder en rouge, ze kamde haar haar in een kapsel met neervallende lokken en kleedde zich in een gewaad dat nauw om het lichaam sloot, ze stelde zich aan en gaf zich airs, haar gedrag en optreden was gemaakt en geveinsd, nu eens leunde ze op een balustrade in gedachten verzonken, dan weer stond zij aan de straat met een glimlach voor elk, zodat in de buurt iedereen haar verachtte. Daarom verstreken de maanden en jaren en verspeelde zij de vlietende tijd: ongemerkt was ze al over de twintig. Nu hadden de buren een zoon die Aqiao heette. Hij was nog maar een kind en kwam vaak in het huis van dit meisje spelen. Geen mens kwam op de gedachte dat het meisje al geruime tijd voor hem een ongepaste begeerte had opgevat. Bovendien was Aqiao ook nog eens klein van stuk zodat haar ouders er niets vreemds in zagen. Zo kon hij ongehinderd bij hen in en uit lopen. Op een zekere dag, toen haar ouders ergens heen waren, kwam Aqiao toevallig. Het meisje lokte hem haar kamer binnen en dwong hem met haar gemeenschap te hebben. Opeens hoorden ze hoe er krachtig aan de poort werd geklopt! Aqiao sloop geschrokken weg. Haar teruggekeerde ouders hadden nergens weet van, maar haar zinnelijke begeerte leek wel een vuur, ze had lang naar deze zaak gedorst en nu de sluis van gevoelens eenmaal was geopend kon zij zichzelf niet meer beheersen. Nadat Aqiao naar huis was teruggegaan overleed hij aan de schok voor zijn hart van de schrik. Toen zij hoorde dat hij was gestorven kende haar droeve pijn geen grenzen, maar ze durfde die niet in haar gezicht te tonen! Zou ik mijn medezanger mogen vragen opnieuw bij dezelfde melodie als zoeven het refrein te zingen? Haar voorhoofd was gefronst
Door 't blijvende verdriet:
De pijn dat de geliefde
Nu al was heengegaan!
Na één kort ogenblik
Verdwenen weer de wolken en de regenGa naar eind14),
| |
[pagina 21]
| |
Nadat ze afscheid namen
Verlangde ze naar hem bij gaan en staan.
Verspilde moeite was haar hele hemel van gevoel,
Uitsluitend in een droom ontmoette ze nog ooit die knappe minnaar!
Omdat Aqiao was gestorven was dit meisje in haar hart bijzonder ongelukkig en ze overwoog bij zichzelf: ‘Het is allemaal mijn schuld! Ik heb hem in zijn jonge jeugd vermoord!’ Dagen achtereen kon zij die gedachte niet van zich afzetten. In een oogwenk was al weer een maand verstreken. Toen hun dochter op een ochtend was opgestaan en zich aan het kammen en kleden was, viel het haar ouders plotseling op dat haar gelaatskleur er erg goed uitzag maar dat haar woorden verward waren. Haar vader zei tegen haar moeder: ‘Shuzhen zou toch niet wat hebben uitgehaald?’ Toch had hij er helemaal geen weet van hoezeer voor zijn dochter gold: De lentekleuren zijn verstrooid,
Gepoederde vlinders en gele bijen zijn beide weggetrokken;
De bloesempracht is vergaan,
Bloemehart en wilge-oog zijn al uitgebloeid.
Haar moeder en haar vader mopperden een poosje op elkaar: ‘Onze familieleden zullen ons nog uitlachen! Het spreekwoord zegt: “Is een dochter volwassen dan moet je haar niet willen houden.” Hou je haar in huis, dan is ze net een pak smokkelzout: je bent pas veilig als je er vanaf bent. Als we werkelijk net zo lang wachten tot er iets gebeurt en ze zich te schande maakt, dan staan we voor schut!’ Nadat haar vader en moeder waren uitgesproken, vroegen ze tante Wang op te treden als huwelijksbemiddelaarster en haar nu, hoe dan ook, op enigerlei wijze aan de man te brengen. Op een zekere dag kwam tante Wang vertellen dat ze haar uit konden huwelijken aan een zekere Erlang in een naburig dorp als zijn echtgenote. Deze Erlang was een hereboer en ook al over de veertig, maar hij was alleen uit op een knap gezicht en de rest interesseerde hem niet. Nadat de bruiloft was gevierd, konden die twee heel goed met elkaar opschieten. Binnen de kortste keren waren er meer dan tien jaren voorbij. Deze Erlang werd de hele nacht door haar tot uitputtens toe aangezet, hij was al bijna over de vijftig en de begeerte was al geblust. Maar deze vrouw was helaas juist op haar beste leeftijd en was er zo verzot op dat ze er maar niet genoeg van kon krijgen, zodat ze ook nog wat had met de huisleraar van haar mans familie. Zodra Erlang dat doorhad, werd hij ziek en scheidde uit dit leven. Deze vrouw had nu zonneklaar twee mensen van het leven beroofd! Zou ik mijn medezanger mogen vragen opnieuw bij dezelfde melodie als zoeven het refrein te zingen? Ze was met hem getrouwd
Meer dan tien jaren lang,
Ze voelde een paar malen
Begeerte voor een ander.
De onmin binnenshuis
Ontstond binnen de kortste keren,
Zodat op dit moment
Ze haar problemen nog eens had vermeerderd.
Geschrokken stoof het paar van fenikshaan en -hen uiteen,
Stil leunend op de balustrade pinkte ze haar tranen weg.
De oudere broer van Erlang, Dalang, ontsloeg de huisleraar en koos een dag om zijn jongere broer te begraven. Deze vrouw kon er niet onderuit om drie jaren rouw te gaan dragen. Het hele huishouden wist van haar misdrijf en men liet haar bewaken, maar de vrouw trok het zichzelf ook aan en zou het niet gewaagd hebben iets onoirbaars te doen. Van de vroege ochtend tot de late avond moest ze heel wat ergernissen doorstaan: nu eens kreeg ze genoeg te eten, dan weer ontbeerde zij een maaltijd, want alle leden van het huishouden beschouwden haar als een stuk vuil. Toen zowat ruim een jaar was verstreken, dacht Dalang bij zichzelf: ‘Haar hier te houden heeft geen zin. Het beste is maar om haar terug te sturen naar haar ouders, zodat zij ons huis niet onteert en de familie niet te gronde richt.’ Daarna riep hij de oorspronkelijke huwelijksbemiddelaarster en samen met haar stuurde hij de vrouw, met alleen de kleren die ze droeg, terug. Deze vrouw leek een vogel die uit de kooi ontsnapt, een vis die aan het net ontglipt, zodat ze ook geen punt maakte van haar overige kleren en sieraden. Toen ze thuis aankwam, konden haar ouders niet anders doen dan haar opnemen, maar vanzelfsprekend bejegenden ze haar zonder enige welwillendheid, ze behandelden haar als een dienstmeid, maar de vrouw verdroeg dat bereidwillig. Op een zekere dag kwam Zhang Erguan voorbij. Omdat deze vrouw toen hij haar zag hem bijzonder beviel, liet hij iemand komen onderhandelen want hij wilde haar, nu hij weduwnaar was, als zijn nieuwe echtgenote. Haar ouders zeiden dadelijk ja, want tot hun verdriet hadden ze haar niet de deur kunnen wijzen. Wel, deze Zhang Erguan was een reizende koopman die veel onderweg was en weinig thuis. Zonder naar bijzonderheden te informeren zond hij de dozen en schalen, schaapsvlees en wijn voor de verloving, en koos een gelukkige dag voor het voltrekken van het | |
[pagina 22]
| |
huwelijk. Was deze vrouw niet gegaan, dan was het daarmee afgelopen, maar nu ze eenmaal ging leek het wel: Het schaap en varken hollen naar de woning van de slager
En elke stap brengt hen weer een stap dichter bij de dood!
Die nacht wierpen de bonte kaarsen hun flakkerend schijnsel, verspreidde de gepoederde wierook een wolkende nevel. Op de feestmat van dunzijden gaas waren zij weer getweeën een nieuw paar, onder de deken van geborduurd brokaat toonden zij elk hun evenzeer tweedehands artikel. Zou ik mijn medezanger mogen vragen opnieuw bij dezelfde melodie als zoeven het refrein te zingen? Vannacht was tot hun vreugde
De maan opnieuw weer vol,
In deze schone gaarde
Stond alles juist in bloei.
Een glimlach op de lippen -
Ze stapten samen op de beddebank,
In volle overgave -
't Genot bracht hen weer in een dronken roes.
Een warme wellust stroomde plotsklaps door hun hele lichaam,
't Verlangen de gesprongen snaar te lijmenGa naar eind15) was voor bei bevredigd.
Na de huwelijksnacht zat dit paar overdag schouder aan schouder en sliep het 's nachts dij op dij, zij leken op de vis in het water, de lijm door de lak. De één dacht nooit meer aan de goede zorgen van haar vorige echtgenoot, de ander noemde nooit meer stem of gezicht van zijn overleden vrouw. Zij hield van de rijkdom van haar man, hij was gesteld op de schoonheid van zijn vrouw. Nadat het tweetal zo een volle maand had doorgebracht, stond op een zekere dag Zhang Erguan vroeg op en droeg zijn personeel op zijn bagage gereed te maken, want hij wilde naar Deqing gaan om rekeningen te innen. Hoe zou die vrouw hem kunnen laten gaan? Zhang Erguan kon er niet onderuit te vertrekken en de vrouw huilde tranen met tuiten, Zhang Erguan zei: ‘Nu jij en ik man en vrouw zijn is dit toch niet nodig!’ Nadat elk de ander had gezegd zich goed in acht te nemen, namen zij afscheid. Na dit afscheid was al gauw weer een halve maand verstreken. De vrouw had lang braak gelegen, en nadat ze deze goede partij had verworven werd ze weer een onbestorven weduwe voordat ze al haar lusten uit had kunnen leven. De tijd viel haar vreselijk lang, ze voelde zich loom en moe en liep naar buiten om eens wat rond te kijken. In de herberg aan de andere kant van de straat stond een jongeman. Hij was ongeveer even over de dertig, zijn voorkomen was knap en zijn optreden was keurig. Ze vroeg daarop haar dienstmeisje Aman wie dat was, en Aman zei: ‘Die herberg wordt gedreven door Zhu Li, [met als roepnaam] Bingzhong. Hij heeft een vriendelijk karakter, en ze noemen hem jonge kastelein Zhu.’ Toen de vrouw dat had gevraagd, ging ze zonder het avondmaal te eten, naar boven om te slapen. Het huis grensde aan het Kanaal, op een plaats waar de boten aanlegden voor de nacht. Zo tegen de tweede wake hoorde ze opeens vagelijk iemand daar aan boord zingen. Ze kon de laatste twee regels onthouden. Die luidden: Eens zal je schoonheid als een bloem je op een dag verlaten,
Hoe jij de minnaar dan ook wenkt, je minnaar zal niet komen!
Vanaf dit moment was haar hunkerend verlangen weer gewekt en telkens stond ze aan de straat geleund tegen de poort. Zhu Bingzhong kwam steeds gewaagde opmerkingen maken. Over en weer beminden ze elkaar. Als vanzelf lonkte ze hem toe met haar ogen, maar tot haar verdriet kon ze hem nooit haar diepste gedachten vertellen. Zou ik mijn medezanger mogen vragen opnieuw bij dezelfde melodie als zoeven het refrein te zingen? Zo knap en zo innemend,
Dat was zijn vol gelaat!
Zo glad en ook zo glanzend
Waren zijn lange lokken!
Hij had zijn halve leven
Aan wijn en bloemen ongeremd vergooid,
Om indruk op de mensen
Te maken, was, wat hij deed, geveinsd.
Hij was in het geheel niet voorbeschikt voor grote dingen,
Zijn aandacht ging alleen maar uit naar zingenot en overspel!
Deze vrouw kon haar hartstocht voor Zhu Bingzhong niet bedwingen, alleen vond ze nooit een geschikte gelegenheid. Op een zekere dag kwam Zhang Erguan weer thuis van zijn reis om rekeningen te innen. Nadat man en vrouw elkaar hadden begroet praten ze wat over onbeduidende zaken. De vrouw scheen over het een of ander ontevreden te zijn maar ze kon er niet onderuit zich te dwingen het hem naar de zin te maken, ofschoon ze met al haar gedachten bij Zhu Bingzhong was. Zhang Erguan woonde weer een maand thuis. Dat was de voorlaatste maand van het jaar. Nadat hij tijdig voor Nieuwjaar allerlei goederen had ingekocht, huurde hij een boot en laadde die vol. Toen hij | |
[pagina 23]
| |
daarginds was heengegaan om ze te verkopen, zat het hem niet bijzonder mee. Nadat hij de goederen op krediet van de hand had kunnen doen, had hij weer de grootste moeite met het innen van oude rekeningen. Opeens was het al bijna Oudjaar, en hij kon niet meer voor de jaarwisseling naar huis terugkeren, zodat hij wat nodige dingen vooruit stuurde naar huis. Het verhaal gaat verder dat Zhu Bingzhong, omdat hij zag dat haar man er niet was, van de gelegenheid gebruik maakte om naar het huis van deze vrouw te gaan om haar een gelukkig nieuwjaar te wensen. Ze liet hem blijven om een paar kommen wijn te drinken en ze wilde wel iets wat het daglicht niet kon verdragen uithalen, maar de drukte van het komende en gaande bezoek liet haar daartoe niet de tijd en ze sprak met hem een rendez-vous in de LantaarnnachtGa naar eind16) af. Bingzhong ging weg met die blijde boodschap. In een oogwenk was het alweer de dertiende, de avond van het uitproberen van de lantaarns. En toen: Deur na deur luidde men de gong en sloeg men de trom,
Huis aan huis blies men de fluit en speelde men de luit.
Rondtrekkende groepen stampten op de grond op de maat van hun lied,
Meisjes uit goede families zwaaiden bij de dans met hun afhangende mouwen.
De Schildpadberg werd opgezet,
De steil uitstekende honderd voet reikten tot de heldere hemel;
De fenikswierook geurde zwaar,
De duizendvoudig gelaagde nevel bedekte de fraaie straten.
Binnen en buiten de binnenhoven
Wierpen de kostbare kaarsen een overvloedig licht,
Hoog en laag rond de paviljoens
Gaven de prachtige lantaarns een schitterend schijnsel.
Zou ik mijn medezanger mogen vragen opnieuw bij dezelfde melodie als zoeven het refrein te zingen? Er werd muziek gespeeld
Die overal weerklonk!
De lotussen ontloken:
Tienduizend stuks in bloei!
Het was op alle straten,
En markten ook, een drukte van belang,
't Geluid van luid gelach
Golfde in 't vroege jaar door heel de stad.
Als afgesproken stond ze onder de lantaarns te wachten,
Toch steeds weer bang dat wielewaal en zwaluw haar bedoeling gisten!
Die nacht had Bingzhong al heel vroeg zijn beste kleren en laarzen aangetrokken om daarin op straat op en neer te paraderen. De vrouw stond ook voor de poort met zichzelf te koop. Bij het zien van elkaar waren zij tweeën heimelijk verheugd, ervan overtuigd dat zo dadelijk de zaak zou worden beklonken. Wie had erop gerekend dat haar moeder, nu ze toch de illuminaties was gaan bezichtigen, in één moeite door haar dochter zou opzoeken? Haar dochter sloot de deur en nam haar mee naar binnen en ze kon er niet onderuit om haar bij haar te laten overnachten. Bingzhong wachtte tot middernacht en ging toen terneergeslagen naar huis om te slapen. De volgende nacht ging het net zo, en zodra hij de vrouw ontmoette vroeg hij haar verwijtend waarom ze de afspraak niet was nagekomen. Zij gingen op elkaar toe, maakten slechts het karakter lüGa naar eind17) en gingen uiteen. Wat later onthaalde ze haar moeder op wijn. Haar moeder zag dat ze lusteloos en ontevreden was en zei tot haar dochter: ‘Jij bent nu getrouwd in een vooraanstaande familie. Je moet je in alles gedragen zoals het behoort, dan doe je je ouders eer aan.’ Ze had er natuurlijk geen weet van dat de vrouw een afspraak had met Bingzhong en nu al twee nachten had moeten wachten, maar ze had wel de droeve afloop juist voorspeld! De volgende ochtend vroeg kocht de vrouw twee dozen koeken, huurde een draagstoel en stuurde haar moeder terug. Tegen de avond glipte Bingzhong, toen niemand oplette, bij de vrouw naar binnen en meteen ging hij naar boven. Zonder wat om de lantaarns te geven kleedde de vrouw zich uit en in elkaars armen genoten ze ten volle van het minnespel. Deze vrouw had in haar leven verschillende mannen gehad, zowel oude als jonge, maar nooit had ze het ware ervaren. Deze ronde raakte haar lichaam tot in haar botten week en zacht, zij leek wel te zweven! Die smaak was niet in woorden uit te drukken! Bovendien vond Zhu Bingzhong gewoonlijk zijn vriendinnen onder de bloemen en wilgenGa naar eind18) zodat hij doorkneed was in de techniek van de Tien Vereisten. Welke tien Vereisten? De eerste vereiste is vrijgevig te zijn met poen,
De tweede vereiste is niet te kijken op tijd,
De derde vereiste is zoete taal en fraaie woorden,
De vierde vereiste is meegaand te zijn en inschikkelijk,
De vijfde vereiste is met een onschuldig gezicht haar te plagen,
De zesde vereiste is zich een meester te tonen op de lans,
De zevende vereiste is te weten te spreken en te weten te zwijgen,
De achtste vereiste is de juiste vrienden te kiezen om mee op te trekken,
De negende vereiste is een nieuwe plunje,
De tiende vereiste is één en al vriendelijkheid.
| |
[pagina 24]
| |
In het stroomgebied van de Lauwers
Zelfs de listigste man kan niet slagen als hij hiervan iets mist. Het verhaal gaat verder dat, nadat Bingzhong was teruggekeerd, Zhang Erguan weer thuiskwam. De vrouw leed toen wel wat aan ‘oog naast boom, hart onder veld’Ga naar eind19), en de enige remedie was hèm te ontmoeten! Mag ik mijn medezanger vragen opnieuw bij dezelfde melodie als zoeven het refrein te zingen? De scheemring werd gemeld
Door 't wijsje van de hoorn,
De triestheid werd vermeerderd
Door 't vallen van haar tranen.
Haar onbegrensd gevoel -
Tot 's werelds einde strekte het zich uit,
Daar hielp geen krabben meer-
Zo voelde zij het in haar hartje jeuken!
Zolang zij zich niet tegen hem kon vlijen en kon drukken,
Ontwikkelden de kwade plannen haar verwrongen ingewand!
De vrouw had zichzelf gefeliciteerd dat het genot van de afgelopen nacht haar meteen zo'n genoegen had bezorgd, en ze had opnieuw een afspraak gemaakt met Bingzhong om hem 's avonds te ontmoeten want ze wou dit wel tientallen nachten laten duren, maar wie had gedacht dat Zhang Erguan thuis zou komen? Door de verslagenheid in haar hart werd ze ziek: ze had hoofdpijn, ze had buikpijn, ze had inwendig hete koorts en uitwendig koude rillingen. Zhang Erguan had gehoopt terug thuis te kunnen rusten en het er goed van te nemen, maar omdat hij zag dat zijn vrouw niet lekker was, moest hij een muts van smart gaan dragen. Vervolgens vroeg hij een dokter om haar te behandelen, noodde hij een priester zijn gebeden te verbrandenGa naar eind20), al haar medicijnen proefde hij persoonlijk, nooit kwam hij uit de kleren, zodat hij notabene nog meer ontberingen leed dan ver van huis op reis. Het verhaal gaat verder dat Bingzhong zo naar haar verlangde dat hij waar hij ook ging of zat geen rust vond. Onder een voorwendsel ging hij Zhang Erguan bezoeken en zei: ‘Lange tijd heb ik u niet van dienst kunnen zijn. Omdat ik gisteren heb gehoord dat u was teruggekeerd, ben ik vandaag mijn opwachting komen maken om u uit te nodigen voor morgenmiddag in mijn eenvoudige woning, waar ik u een bescheiden maaltijd zou willen aanbieden ter verwelkoming na uw lange reis. Ik hoop dat u mijn verzoek niet af zult wijzen!’ De volgende dag ging Zhang Erguan bij hem op bezoek en Bingzhong liet zijn vrouw en dochter bij de maaltijd aanwezig zijn om hem wijn in te schenken en aan te bieden. Stomdronken kwam Zhang thuis. Daarna noodde hij Bingzhong op een maaltijd, en zo ging dat door, over en weer. Zodra de vrouw hoorde dat Bingzhong aanwezig was, kon ze praten, kon ze lachen, en was er geen spoor van ziekte. Maar als hij niet kwam was het een steunen en zuchten, krijten en kermen, dat zelfs de buren er naar van werden! Zhang Erguan had gehoopt dat ze gauw beter zou zijn, maar hoe had hij kunnen weten dat het met de dag steeds ernstiger zou worden? Zodra de vrouw tijdens haar ziekte maar even haar ogen sloot, zag ze Aqiao en Erlang uit vroeger dagen op haar toekomen om haar leven te eisen als boete voor hun dood, en ze zagen er vreselijk vervaarlijk en kwaadaardig uit. De vrouw was bang maar kon Zhang Erguan niet de waarheid zeggen, ze zei alleen tegen hem: ‘Je moet eens voor mij vragen wanneer ik er van af zal zijn.’ Zoals ze had gevraagd ging hij regelrecht naar de zaak van de toekomstvoorspeller Meester Dongxu, die een hexagram vond en de volgende uitspraak deed: ‘Aan deze ziekte is weinig te doen. Twee voor hun tijd gestorven mannen, de een jong en de ander oud, veroorzaken in haar leven onheil. Als het geen wrok is uit dit leven, is het een wrok uit een | |
[pagina 25]
| |
vorig bestaan. Vannacht moet je wat gelukkige zaken, wijn en vruchten en twee stel papieren kleren, gereedhouden. En wanneer de Schim de Rivier oversteektGa naar eind21), moet je ze in westelijke richting offeren en met al je krachten bidden. Wellicht heeft ze daarbij een weinig baat. Maar anders helpt er niets.’ Zou ik mijn medezanger mogen vragen opnieuw bij dezelfde melodie als zoeven het refrein te zingen? ‘Daar komen ze me sarren,
Ze koesteren een wrok!
Wordt het maar even donker,
Dan zie ik ze meteen!
Mijn ziekte sleept zich voort,
Nu ga ik bovendien nog spoken zien!
Mijn lijf is uitgeteerd,
Hoe kan het die ellende dan verdragen?
Ze zeggen steeds opnieuw dat ik niet zomaar van hen afkom,
Wanneer word ik dan eindelijk verlost van dit paar vijanden?’
Juist toen Zhang Erguan naar de rite het offer had gebracht, zag de vrouw op haar bed opnieuw Aqiao en Erlang die in hun handen klapten en zeiden: ‘Wij hebben je al aangeklaagd bij de Hemel en die heeft ons opgedragen je leven te nemen. Maar op jouw verzoek heeft je tweede echtgenoot Zhang Erguan herhaaldelijk gebeden met bijzonder vrome zin. We zullen je respijt geven tot de Vijfde van de VijfdeGa naar eind22) om door de hand van boog-langGa naar eind23) jou en wie bij je is te ontmoeten.’
Toen ze waren uitgesproken waren ze opeens verdwenen. De vrouw scheen zich diezelfde nacht nog wat beter te voelen en daarna werd ze geleidelijk weer de oude. Op een zekere dag ging Zhang Erguan de stad in om de levering van goederen te bespoedigen en toen hij weer thuis de poort binnenkwam zag hij toevallig de vrouw en Bingzhong hand in hand naast elkaar zitten. Zhang Erguan ging terug en gaf zijn komst luid te kennen, waarop Bingzhong naar buiten kwam en hem begroette. Zij tweeën hadden er geen weet van dat hij hen had gezien. Het verhaal gaat dat Zhang Erguan toen hij in de afgelopen periode had gezien hoe vriendelijke en gedienstig ze was voor Zhu, zo al de nodige vermoedens had gekregen, en dat door deze toevalstreffer zijn vermoeden nu zekerheid werd. Zhang Erguan overwoog bij zichzelf: ‘Als ik die twee ooit op heterdaad betrap, sterven ze zonder pardon!’ Vervolgens ging hij naar Deqing om handel te drijven. Toen hij aankwam in Deqing was het al de eerste dag van de Vijfde maand. Nadat hij zijn bagage had afgegeven bij een herberg ging hij de straat op en kocht een zwaard dat hij aan zijn zij hing. Toen het de vierde dag was geworden, haastte hij zich, 's nachts doorreizend, terug en hield zich ergens verborgen, maar daar zwijgt het verhaal verder over. Dat komt weer op de vrouw die dorstend een ontmoeting begeerde al was het maar één maal, en alle dagen liet ze Bingzhong roepen. Maar Bingzhong bleef met ook een of andere ziekte thuis. Dat duurde zo tot de Vijfde Dag. Aman kwam hem opnieuw uitnodigen voor een ‘rendez-vous van woerd en eend’ en Bingzhong dwong zich aan de uitnodiging gehoor te geven. Boven had de vrouw al een uitgebreid feestmaal aangericht: twee schalen waren gevuld met gestoofde steen kopvis, twee schotels waren bedolven onder gebraden fazant, op de wijn dreef lisblad, suiker was gesmolten over koeken, en het zou te ver gaan alle overige delicatessen en lekkernijen op te sommen. Zij tweeën dronken vervolgens stevig zonder nog ergens anders aandacht aan te schenken. Zou ik mijn medezanger mogen vragen opnieuw bij dezelfde melodie als zoeven het refrein te zingen? | |
[pagina 26]
| |
Vrijuit en overvloedig,
Zo werd de wijn geschonken,
De kaarsen waren vlammend
Tot op de helft geslonken.
Beneden in de hof
Viel maanlicht langs de schaduw van de bloemen,
Ze bleven stevig drinken
Totdat de jaden bergGa naar eind24) vanzelf zou vallen.
Zij tweeën haakten enkel en alleen naar zingenot
En ze bevroedden niet dat iemand voor de poort hen kon bespieden!
Terwijl zij tweeën aan het drinken waren, voelde Bingzhong opeens zijn oren heet worden, zijn oogleden trekken, zijn hart schrikken en zijn vlees trillen, en met een buiging wilde hij afscheid nemen. De vrouw zei woedend: ‘Geen wonder dat ik je dagen lang moest uitnodigen voordat je kwam! Waarom moet je me zo minachten? Jij kunt wel zeggen dat je al een vrouw hebt, maar heb ik dan soms niet al een man? Jij hebt ook helemaal geen benul van mijn bedoeling met dit rendez-vous van woerd en eend. Deze twee vogels zijn altijd samen, in vliegen en roepen, in slapen en eten. Jij en ik kunnen bij ons leven geen paar worden maar in de dood zullen we één stel zijn!’ (Vroeger eens had een zekere Han Ping een mooie vrouw. Een prins wilde hem haar ontroven. Het echtpaar pleegde zelfmoord. Uit ergernis begroef de prins hen in twee graven. Later groeiden uit hun graven twee bomen met verstrengelde takken, en daarboven vlogen een woerd en eend droevig roepend weg.) Dit tweetal wilde het voorbeeld volgen van de woerd en de eend: vleugel aan vleugel, hals aan hals, maar ze beseften niet dat dat woord hun lot voorspelde! Bovendien was deze vrouw er ternauwernood weer bovenop gekomen na haar ziekte, en meteen gaf ze zich weer over aan bandeloze uitspattingen! Hier gold: De kat die eenmaal kuikens stal is onverbeterlijk,
Een vrouw die overspel beging blijft tot haar dood dat doen.
Het verhaal gaat verder dat Zhang Erguan met zijn zwaard in de hand op zijn tenen tot voor de poort kwam. Toen hij in een boom klom en stiekem luisterde, hoorde hij hoe zij tweeën grapten en schertsten, zongen en riepen. Hij hoorde alles woord voor woord, en werd zo kwaad dat hij zich niet in kon houden en een dakpan naar binnen smeet. De vrouw blies meteen de kaars uit en gaf geen kik meer. Achter elkaar smeet hij drie pannen. De vrouw zei Bingzhong alvast naar bed te gaan: ‘Ikgaeven kijken en dan kom ik meteen.’ Aman liep met een kaars in de hand voor haar uit. Toen ze de grote poort open had gedaan, was er niemand te zien. De vrouw riep: ‘Vandaag is het het Duanyang feest, waar drinken ze niet een paar kommen zwavelwijn?’ Juist toen ze zou gaan schelden sprong Zhang Erguan naar beneden en schreeuwde: ‘Vuile slet, met wie drink jij wijn in het holst van de nacht?’ De vrouw schrok zo dat ze beefde over heel haar lichaam en alleen maar kon zeggen: ‘Met nie... nie... niemand!’ Zhang Erguan zei daarop: ‘Jij gaat met mij naar boven om te kijken. Als er niemand is, is het daarmee bekeken. Waarom ben je zo overstuur?’ De vrouw zag ook nog eens Aqiao en Erlang er met zijn beiden aankomen, ze besefte dat ze moest sterven en strekte haar nek in afwachting van het einde. Bingzhong kwam, zo spiernaakt als hij was, geschrokken van de bedbank, wierp zich voorover op de vloer en smeekte: ‘Genade! Genade! Ik ben gaarne bereid je schadeloos te stellen met al mijn bezit en vrouwen, maar heb medelijden met mijn oude moeder en lieve vrouw, mijn kleine zoon en jonge dochter!’ Natuurlijk wees Zhang Erguan dat af, en toen zijn zwaard hen trof zag je slechts: Een paar mensehoofden vallen op de grond,
Het held're bloed uit beider borst ten hemel spatten!
Toen de vrouw destijds ziek was, had ze Aqiao en Erlang al horen zeggen: ‘Op de Vijfde van de Vijfde zullen we jou en wie bij je is, door de hand van boog-lang opnieuw ontmoeten.’ En inderdaad werd ze op de Vijfde dag van de Vijfde maand door Zhang Erguan gedood. ‘Degeen die bij haar was’ bleek Bingzhong. Voordat onheil of geluk ons bereiken, weten de schimmen en goden het zeker al. Zou men dan niet bevreesd zijn? Zo beseffen we dat een heer arm is aan deugd als hij praalt met zijn gaven, een vrouw bandeloos is van aard als ze pronkt met haar schoonheid. Slechts als men in staat is zich te gedragen alsof men een volle schaal vasthoudt, alsof men aan de rand staat van een afgrond, is men een keurig heer en reine maagd. Ware dat niet schoon? Mijn enige wens is, dat alle mensen van de hele wereld een gelukkig huwelijk mogen hebben waarin man en vrouw harmonieus samenwerken. Ook indien men zich weet te verbeteren nadat men een misstap heeft begaan en zich gewaarschuwd weet voordat het kwaad ontspruit, en dan de goede zeden hooghoudt en eert, is het nog niet te laat. Aanwezig publiek, wilt u alle bijzonderheden weten, kijk dan naar het vertellen van de samenvatting en luister op uw gemak naar de volledige Het rendez-vous van woerd en eend, trouw tot in de dood van Qiushan. Bovendien volgt hierna nog een lied op de wijze Nanxiangzi. Mag ik mijn medezanger vragen opnieuw bij | |
[pagina 27]
| |
Ransuil
dezelfde melodie als zoeven het refrein te zingen? Toen hij de dakpan wierp
Had zij het al gegist,
En bij zijn binnenkomst
Was hij al doodsbenauwd.
Hij hief zijn blanke zwaard,
Daar stierven zij gevangen in hun hartstocht!
Ja zelfs op dat moment
Ontbrak het jou in 't hart nog aan berouw!
Zij had als vrouw maar liefst drie mannen van 't leven beroofd,
Het kwaad werd inderdaad met kwaad vergolden dankzij de goden!
Het lied luidt: De lente verstrijkt: een klaaglijk roepende gierzwaluw.
De jade slonk, de geur verteerde: hoe droevig!
Het zwierige en vlotte paar stierf door het blanke zwaard.
Het kwaad!
Het kwaad!
De troosteloze zielen trokken naar de onderwereld.
Tot in de dood klampten zij zich aan elkaar vast, Waarschijnlijk door een karmische band uit een vorig leven. | |
[pagina 28]
| |
Het landschap is als vanouds maar de mensen zijn verspreid.
Hemel!
Hemel!
Een hartstocht voor alle eeuwigheid - de maan is vanzelf weer rond.
Hiervan wordt met recht gezegd: Destijds begreep ze niet dat liefde omslaan kon in wrok,
Op deze dag beseft men pas: de schoonheid is slechts schijn!
| |
RectificatieIn het artikel Valse stochastique? van Jan Vriend (HM, maart 1981) stonden een paar storende zetfouten. ‘Op de zwakke plek’, pag. 12, eerste kolom, regel 29, moest zijn ‘op een zwakke plek’; ‘harmonische (totale of modale)’, pag. 12, eerste kolom, regel 41, moest zijn ‘harmonische (tonale of modale)’ en ‘goed verdraagbaar’, pag. 18, eerste kolom, regel 8, moest zijn ‘goed overdraagbaar’. |
|