Hollands Maandblad. Jaargang 1981 (398-409)
(1981)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
G. WaarderVeereEen kerk als een steengeworden schip.
Grijs en onzinkbaar staat zijn toren
en laat z'n klok die godverju klinkt horen.
De laatste vaste grond. Daarbuiten
stront, en slib, brak water en een
horizon van niks, waar platte schuiten
net schuin genoeg gaan voor hun weke buik.
Dit kies je niet als plaats - hier strand je.
En gelooft dat dan de wil van God.
| |
Veere (2)Het is nog vroeg. We zijn op reis.
Maar jij bent dicht bij mij en
vult de kamer met je slapen.
Ik kijk over je schouder in het grijs.
Je kleren op een stoel.
De schelpen die je gister raapte.
Jij bent mijn allerlaatste doel.
We lagen langs de dijk bij Durgerdam.
Jij, op je rug, keek in het blauw omhoog.
Ik, op 'n elleboog, vooral naar jou, en
hoe de wind je haar als gras bewoog.
En hoe je glimlachte toen ik me overboog
en zacht je naam zei toen ik in je kwam.
Wat was het stil. Verweg hoorde je koeien,
en na een tijd de toren van ik denk Uitdam.
|
|