Feestdagen
Stephanie de Voogd
- Mèt vijfentwintig, en prettige feestdagen, meneer.
- O, maar ik kom morgen nog even langs voor een ijstaart.
- Moet u bestellen hoor meneer. Morgen staan wij nergens meer voor in.
- Bestellen?
- Dan schrijven wij uw naam erop, en dan hoeven wij die taart niet meer te verkopen. En betalen natuurlijk want daar kunnen we niet aan beginnen, dat wij met al die taarten blijven zitten. Hoe is uw naam? Kijkt u eens meneer, en weer een rijksdaalder voor u. Wie mag ik helpen, nummer vierennegentig? Vierennegentig?
- Pap mag ik een tientje.
- Waarvoor?
- Voor een cadeautje voor Steven. Mijn zakgeld is op.
- Twee voorwaarden: je betaalt het terug van je zakgeld, twee gulden per week dus in vijf weken, punt twee: als ik merk dat je er rotjes van hebt gekocht dan krijg je een maand geen zakgeld en daarna betaal je eerst deze tien gulden terug. Begrepen?
- Ja pa.
- Goed zo. En op tijd thuis vanavond, denk erom.
- Nou ja, jij hebt wel makkelijk praten natuurlijk.
- Waarom heb ik nou makkelijk praten? Het is voor mij toch ook geen lolletje.
- Jij maakt het uit. Nota bene vlak voor Kerstmis.
- Denk jij dan dat ik het niet moeilijk vind, om het uit te maken.
- Moeilijk of niet, je doet het. Vlak voor Kerst.
- Wat is dat nou voor onzin, ‘vlak voor Kerst’. Moet ik dan soms wachten tot na de feestdagen en dan zeggen dat ik er al een poos mee heb rondgelopen maar dat ik jouw kerstvreugde niet wou verstoren?
- Is er iemand anders?
- Voor de tachtigste keer, nee.
- O sorry hoor. Het zou toch kunnen. - Wil je nog koffie of hoeft dat ook niet meer.
- Ik moet echt weg.
- Je vergeet je das.
- Nee nee, die vergat ik niet. - Zo. - Hou je taai.
- Joe.
- Hallo mevrouw, ja als u denkt dat u echt niet kunt wachten is het misschien toch beter dat u even contact opneemt met de centrale doktersdienst, het is een ontsteking zegt u? Ja ja... nee de dokter is er pas over twee weken weer, zo lang kunt u toch niet, o is het heel plotseling opgekomen ja dat zul je altijd zien, maar ja dan is dat misschien toch het beste, nou dat wou ik net zeggen er moet toch naar gekeken worden, heeft u het nummer? Goed hoor mevrouw, graag gedaan.
- Eén keer heb ik geprobeerd te doen of het gewoon geen Kerstmis was.
- Hoe deed je dat?
- Ik haalde Der Mann ohne Eigenschaften in huis en daar heb ik stug in gelezen, tweederde uitgekregen. Met een fles whisky.
- Wat doe je dit jaar?
- Nou, de whisky heb ik al.
- Volgens mij heeft Cruyff daar nooit iets mee te maken gehad. Volgens mij was dat, volgens mij is daar vuil spel gespeeld door een aantal heren en is Cruyff daar indirect de dupe van geworden, ik heb dat verhaal daar heb ik nooit in geloofd, dat wil er bij mij niet in want het is een duidelijke zaak dat zoiets nooit helemaal in de publiciteit wordt gegooid, het fijne ervan dat wordt niet verteld maar als je dat op de voet hebt gevolgd dan ga je dat zoetjesaan tussen de regels aanvoelen dat Cruyff daar volledig buiten stond, wat zei jij Cor?
- Ik zei: zo heel zachies an wordt het sluitingstijd. Geen zenuwen, de heren krijgen eerst nog een rondje van Miep. Op het nieuwe jaar.
RECTIFICATIE
Het gedicht ‘Vers uit de veren’, in het novembernummer, was niet van Arie Visser, maar van Kees Winkler. Het staat in dit nummer nog een keer afgedrukt, op pag. 17.