Hollands Maandblad. Jaargang 1980 (386-397)
(1980)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Vorm en betekenis
| |
2. Voorbeelden uit de historische taalkundeGa naar voetnoot1)Iemand die op de middelbare school de lessen Nederlands enigszins wakend heeft doorgebracht, herinnert zich dat het Nederlands in de Middeleeuwen (het Middelnederlands) heel anders moet hebben geklonken dan het huidige Nederlands. In sommige oude boeken treffen we bijvoorbeeld seert en poer aan, naast respektievelijk sedert en poeder. In de eerste twee is een lettergreep -de- verdwenen. We hebben geen aanwijzingen dat seert iets anders betekende dan sedert, noch poer iets anders dan poeder. De langere vormen kwamen trouwens ook voor, maar we vinden geen aanwijzingen dat het bestaan van de langere en kortere vormen naast elkaar problemen opleverde. We mogen uit dit alles afleiden dat in het Middelnederlands seert en sedert en ook poeder en poer vormvarianten waren. Nu hebben we alleen nog maar sedert en poeder. Vergelijken we het Middelnederlands met ons eigen Nederlands dan zien we dat dus een type vormvariatie is verdwenen. Een tweede voorbeeld komt uit een meer nabij verleden. Tot diep in de negentiende eeuw kwamen konst en nommer voor naast kunst en nummer. Ook hier betekenen de eerstgenoemde vormen precies hetzelfde als de laatste twee, we mogen dus van vormvarianten spreken. Tegenwoordig kunnen konst en nommer écht niet meer, waaruit we mogen afleiden dat er een type vormvariatie is verdwenen. Het derde en laatste voorbeeld is nóg recenter. In de laatste twintig jaar is de uitspraak orasie en posisie onbeschaafd gewordenGa naar voetnoot2), zij het alleen in Nederland. Vroeger golden zowel orasie als oratie (zowel posisie als positie) als algemeen beschaafd Nederlands, nu is alleen de vormvariant mét de t beschaafd. Waarvan zijn deze drie voorbeelden nu voorbeelden? We hebben steeds twee vormen die hetzelfde betekenen. In de loop van de geschiedenis verdwijnt één van die twee vormen. Het resultaat daarvan is, dat één vorm één betekenis heeft. Als in een taal twee vormvarianten bestaan kan er ook iets heel anders gebeuren. Ook daarvan geef ik drie voorbeelden. Het eerste voorbeeld ontleen ik weer aan de -de-vormvariatie in het Middelnederlands. Boedel en ijdel bestonden ook al in de Middeleeuwen. Hun betekenis was toen ‘bezit aan goederen’ en ‘leeg’ respektievelijk. Daarnaast kwamen voor boel en ijl, twee woorden die toen precies hetzelfde betekenden als boedel en ijdel. Dat geldt niet meer voor ons Nederlands. De betekenis van boel, | |
[pagina 16]
| |
bijvoorbeeld in een boel mensen is ‘grote hoeveelheid’, terwijl die van boedel standvastig is gebleven. Bij ijdel en ijl is de situatie nog wat ingewikkelder: ijdel betekent vooral ‘met zichzelf ingenomen’, ijl daarentegen ‘dun’ (van lucht). Een voorbeeld uit recenter tijden kunnen we ontlenen aan de -e op het woordeinde. Deze -e vertoont al langere tijd de neiging te verdwijnen in woorden als wonde en webbe: normaler (of beter: moderner) zijn immers wond en web. Bij deze twee paren vinden we geen betekenisverschil tussen de vormvarianten met en zonder -e. Dat is wel al tot op zekere hoogte het geval bij klasse ‘(o.a.) categorie’ tegenover klas ‘(o.a.) leerjaar’. Nog duidelijker zien we een betekenisverschil tussen groeve ‘grafkuil’ tegenover groef ‘inkerving’ (bijvoorbeeld in een grammofoonplaat). Tenslotte een voorbeeld uit de vormleer. Sommige woorden hebben een meervoud met een -s of met een -en (bijvoorbeeld appels of appelen, groentes en groenten) zonder dat dat voor de betekenis iets uitmaakt. Er bestaan echter ook andere woorden met een dubbel meervoud waarin de betekenissen aanzienlijk zijn gaan verschillen: letters (bijvoorbeeld chocoladeletters) tegenover letteren ‘letterkunde’, en ook: stuks (bijvoorbeeld drie stuks ‘exemplaren’) tegenover stukken ‘(o.a.) mooie vrouwen’. De drie genoemde gevallen hebben het volgende gemeen. Nadat er op de een of andere manier vormvariatie is ontstaan, verandert in de loop van de tijd de betekenis van één van de varianten (of beide), zodat elke variant een eigen betekenis heeft. | |
2. De tendensWe kunnen ook een formulering proberen te vinden waaronder álle ontwikkelingen uit de vorige paragraaf vallen. Als een taal verandert merken we op, dat die verandering nogal eens in de richting van een één op één verhouding tussen woordvorm en woordbetekenis gaat. Een ‘ideale’ taal zou dus een taal zijn waarin voor elke betekenis een apart woord is, en - vooral - elke woordvorm slechts één betekenis heeft. Ik heb met opzet voor een zwakke formulering gekozen, en geef er dan ook de voorkeur aan, het een tendens te noemen. Amerikanen hebben voor zoiets het tamelijk humbugachtige woord universal ‘geldig voor de hele wereld’, en tegenwoordig is ook in Nederland de benaming Von Humboldts universale in de modeGa naar voetnoot3). Uit de geschiedenis van de taalkunde kunnen we echter ook andere termen opdiepen, zoals het ‘optimaliteitsprincipe’, ‘éénwoordsprincipe’ en het ‘principe van de eliminatie van doelloze variatie’. Vooral die laatste naam vind ik aantrekkelijkGa naar voetnoot4). Als men in de historische taalkunde iets wezenlijks bij de kop heeft, is zó-maar-variatie in de vormen de mensen een gruwel. Als twee vormen precies dezelfde betekenis hebben, dan zien we in een volgend taalstadium vaak, dat óf één van de twee vormen verdwijnt, of tenminste één van de vormen een andere betekenis krijgtGa naar voetnoot5). | |
3. Spelling en terminologieTaal is slechts een onderdeel van het menselijk denkvermogen. Als de zojuist gevormde tendens ergens op slaat, dan is het niet zo gek om te denken dat dezelfde tendens ook op andere terreinen, desnoods vervormd als strategie, zal voorkomen. Spelling is een geschikt terrein om mee te beginnen. De spelling van een taal ligt zo dicht bij de taal zelf dat de leek niet zelden beide verwart, of denkt dat de spelling de taal zelf is. Daarom verruilen we de stoffige historische taalkunde voor de kakofonie van de spellingsdiscussie. Net als knikkeren en hoelahoepen kent ook de spellingsdiscussie zijn seizoenen, maar het gaat telkens om hetzelfde. In het Nederlands wordt een niet onaanzienlijk aantal woorden verschillend gespeld, hoewel ze hetzelfde klinken. Eén voorbeeldje moet volstaan: ‘Het ligt daar’ tegenover ‘Het licht doet het niet’. Het bestaan van zulke vormvarianten is sommige mensen een doorn in het oog: zij staan een verandering in de spelling voor, waarin telkens | |
[pagina 17]
| |
voor één klank ook één schrijfteken wordt gesteldGa naar voetnoot6). Daartegenover staat een groep mensen die de spelling zoals die is wil handhaven. Daarvoor voeren ze een baaierd van argumenten aan: economische, sociale, kwaadaardige, etcetera. Voor mijn doel hier is één type argument interessant: verschil in spelling heeft zin, zeggen ze, omdat daardoor in het schrift woorden van elkaar onderscheiden blijven. Minder algemeen bekend is, dat er woorden bestaan die men op grond van dit idee verschillend is gáán spellen. Tot 1863 betekende kruid ‘plant’ én ‘springstof’, maar het leek de geleerde Te Winkel wel handig als het betekenisverschil in een verschil in spelling tot uiting zou komen. Sindsdien spellen we braaf kruid of kruit, hoewel er nu net zo min als in het verleden sprake is van een verschil in klank. Aangezien de functie van een spelling als de onze het weergeven van klanken op schrift is, kunnen we zeggen dat degenen die het genoemde argument gebruiken geen juist inzicht in deze materie hebben. Dat wil niet zeggen dat het argument volkomen onzinnig is, het ontleent zijn plausibiliteit aan Von Humboldts wet: vormvariatie die nu eenmaal bestaat kán niet onzinnig zijn, desnoods géven we de varianten een verschil in betekenis! Dat is één aspekt van het zingeven van spellingsverschillen. Er is nog een heel ander aspekt. In een boek over spellingGa naar voetnoot7) staat een afbeelding van een aankondiging van het concertgebouworkest, waarop te lezen is: ‘op acht zondagmiddagen wordt het consertgebouworkest konsertgebouworkest’. De goede verstaander leidt hieruit af dat die acht zondagmiddagen een totaal ander soort muziek zal klinken. De vormvarianten, c tegenover k en s, hebben betekenis gekregen. In de discussie over spellingsverandering heeft ooit ook wel eens een ‘derde weg’-achtig geluid geklonken. Het voorstel kwam hierop neer, dat ruimte moest worden gegeven aan verschillende spellingen. We zouden toleranter moeten worden ten opzichte van die verschillenGa naar voetnoot8). Dit voorstel heeft voorzover ik weet werkelijk nergens instemming gevonden, onverdiend volgens mij. Eén van de oorzaken daarvoor is naar mijn mening de wet: we willen wel proberen spellingvarianten betekenis te geven, we kunnen ook onze zin zetten op de uitroeiing van vormvarianten, maar het laten bestaan van vormvariatie zonder meer, nee dat kan écht niet. Een ander terrein dat nog enige verwantschap met natuurlijke talen vertoont, is het gebruik van termen in de wetenschap. Men maakt van | |
[pagina 18]
| |
een woord een term, door de betekenis van dat woord zo vast te pinnen, dat er geen alternatieve betekenis meer mogelijk is, zodat de kans op misverstanden klein is. Eén en ander brengt met zich mee, dat er een nieuwe term moet worden geschapen zo gauw men inziet dat één verschijnsel in werkelijkheid twee verschijnselen zijn. Het geldt daarentegen als bijzonder onfatsoenlijk om voor één begrip of verschijnsel meer dan één term in te voeren of te handhaven. Kortom, we zien dat het verschil tussen gewoon en wetenschappelijk taalgebruik terug te voeren is op een verschil in interpretatie van Von Humboldts wet: in natuurlijke talen hebben we te maken met een tendens, in de wetenschap is die tendens tot norm of wet verheven. | |
4. Reclame, psycho-analyse en racismeWe verlaten het gebied van de taal, en komen terecht bij de verpakkingen. Stel, u bent fabrikant en u brengt een nieuw produkt op de markt. U heeft nog geen verpakkingsmiddelen besteld want ergens in een hoek liggen nog stapels oude dozen, bedoeld voor een ander, minder recent, produkt. Zou u bezwijken voor de verleiding van kostenbesparing, door die oude dozen te gebruiken voor uw nieuwe produkt? Nee natuurlijk, en in dat natuurlijk zit Von Humboldts wet opgesloten. Iedereen weet drommels goed dat klanten die een oude doos waarnemen niet, of maar moeilijk, ervan te overtuigen zijn dat de inhoud nieuw is. De meeste fabrikanten gaan nog verder: ze stoppen oude produkten in nieuwe dozen, en gebruiken vervolgens die nieuwe verpakking als middel om de klant ervan te overtuigen dat de inhoud ‘dus’ ook wel nieuw zal zijn. Een ieder weet wel voorbeelden in dit genre. Het kost mensen moeite om zich te realiseren dat alleen de naam, de verpakking of iets anders waarneembaars verandert, als die naam, verpakking of iets anders veranderd wordt. Het ligt veel meer voor de hand om aan te nemen dat de rest van het produkt dan ook wel veranderd zal zijn. Niet onvermakelijk zijn de pogingen ge-(of liever mis-(?))bruik van de wet te maken, als politici hun haar anders kammen of zo, en zich dan ‘de nieuwe...’ noemen. Nog precairder is Von Humboldts wet in het geding bij sommige soorten psychologie, bijvoorbeeld de orthodoxe psycho-analyse. Daarin bestaat een neiging om allerhande waarneembare eigenschappen van iemands persoon te relateren aan niet waarneembare eigenschappen. De psycho-analyticus kan maar moeilijk aanvaarden dat een verspreking (en dat is óók een vormvariant!) zómaar gemaakt wordt. De meest netelige kwestie is die van het racisme (en ook sexisme), het discrimineren op grond van ras of sexe. Er wordt wat afgediscrimineerd hier en elders, en dat ondanks de herhaalde preken van opvoedingsinstanties als scholen en kerken. Nu weet ik wel dat racisme in de hand wordt gewerkt door de economische voordelen die de discrimineerders daarvan hebben (of menen te hebben). Toch kan dat niet het hele verhaal zijn. In de loop der tijden zijn uit de westelijke samenleving nogal wat verschijnselen gebannen die economisch voordelig waren, maar (toch) meer en meer als immoreel werden gevoeld. Wij knopen een regeringsleider niet meer op als hij niet meer voldoet. In plaats daarvan geven we hem een riant maandgeld. Ook de slavernij werd tenslotte verboden, ondanks de economische voordelen daarvan voor bepaalde groeperingen. Dat gebeurde onder druk van de publieke opinie. Discriminatie is ook immoreel, waarom blijft díe dan? Ik verras de lezer niet meer, als ik Von Humboldts wet als verklaring inroep. Mensen nemen een stompe neus, een zwarte huid en kroeshaar waar, merken op dat dit alles afwijkt van hun eigen neuslengte, huidskleur en haar, en kunnen zich haast onmogelijk voorstellen dat een en ander geen parallel heeft in niet waarneembare zaken, zoals intelligentie. Hetzelfde geldt m.m. voor het man-vrouw onderscheid. | |
5. Hoe leren we Von Humboldts wet af?Wat een leuke spielerei is in de historische taalkunde, blijkt een algemeen voorkomende redeneervorm zijn met minder vrijblijvende gevolgen. Wat valt daar aan te doen? Naar mijn mening is het belangrijk om in te zien, dat het gevaar van Von Humboldts wet zit in de automatische toepassing ervan. Was het maar zo dat mensen al nadenkend tenslotte tot een waarschijnlijke interpretatie van vormvariatie komen! In de praktijk is het omgekeerde het geval: mensen neigen tot het ogenblikkelijk geven van een betekenis aan een geval van vormvariatie. Het kost daarna juist moeite en denkdiscipline om de vormvariatie alleen als vormvariatie te beschouwen, en de eerste interpretatie ter discussie te stellen. Als dit waar is, lijkt het me niet helemaal zinloos om - bijvoorbeeld in het onderwijs - rekening te houden met die automatische toepassing van de wet. Men kan bijvoorbeeld laten zien dat het gevaarlijk is om al te snel een directe relatie te leggen tussen de vorm van iets (of andere waarneembare eigenschappen ervan) en andere, niet onmiddellijk waarneembare eigenschappen, zoals betrouwbaarheid en duurzaamheid. Hebben de leerlingen een paar keer kennis gemaakt met oude wijn in nieuwe zakken, dan valt een discussie over de relatie tussen het uiterlijk van mensen en hun andere eigenschappen wellicht in betere aarde. |
|