Hollands Maandblad. Jaargang 1980 (386-397)
(1980)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Optische biografie
| |
[pagina 18]
| |
joods zijn. Waarom oriëntaals en Spaans? Omdat mijn vader afkomstig was uit een gezin dat het Midden-Oosten nooit heeft verlaten en dat tussen Turkije en Egypte bleef rondzwerven; anderzijds stamde mijn moeder af van het geslacht van Kabasso en Nehmad dat in ballingschap in Spanje leefde en dat na de verdrijving rondzwierf en kamp maakte in landen ten noorden van de Middellandse Zee, tot ze in Haleb kwamen en zich er vestigden. Vanaf het ogenblik dat ik een bril opzette, werden de dingen die tot dan toe in schemerige werelden en in een voortdurende nevel gebeurden helder voor me. Maar de bril drukte zwaar op mijn kindertijd. Ik moest meer dan de anderen uitkijken voor golven en ballen en voor het uitdelen van klappen. Sjlein, die een paar jaar eerder dan ik van Polen naar Israël migreerde, en Borowsky, die uit Rusland kwam - mijn twee beste vrienden in de klas, - droegen geen bril. Ze gingen onbezorgd naar zee; ze deelden klappen uit zonder zich te bedenken; ze durfden meer bij een spelletje trefbal; ze hadden niets dat kon breken. De natuurlijke lenzen die ze hadden meegebracht, waren voor hen goed genoeg om te zien en maakten het hun gemakkelijker om gezien te worden; en om ondeugend te zijn. En ik - hoe leed ik toen de golven van de zee mijn bril opslokten. (Heeft u enig idee hoeveel een bril kost?!) En hoe huilde ik toen mijn eerste bril brak tijdens een ruzie om niets. En hoeveel moeite deed ik niet om de bril terug te vinden die in het water van de YarkonGa naar eind5) viel - tezamen met mijn eerste romantische belevenis. Ik vluchtte in dromen die, zoals gezegd, mooi en duidelijk zijn, ook zonder bril. Toen pas gingen mijn ogen open en zag ik in dat een mens hetgeen in hem leeft niet kan ontvluchten. Steeds weer had ik nachtmerries die over een bril gingen, of het nu het verliezen ervan was, of de val van de glazen uit het montuur, of het kwijtraken van de weg zonder bril. Ze lieten me niet los. De vreugde van de droom, die heilzaam is, veranderde in een steeds vroeger ontwaken uit nachtmerries en angsten. Ik ontwaakte en ik ben hier nog steeds mezelf. Ik zie alles in de wereld om me heen met oriëntaalse ogen en ik zie alles wat uit de Oriënt komt door twee nieuwe lenzen die in één montuur zijn geplaatst. Ik dacht aan mijn twee goede vrienden. Ik was altijd jaloers op hen omdat ze nooit een bril nodig hadden; omdat ze nooit hoefden te klungelen met aceton en rood-gloeiende naalden en ijzerdraad om het gebroken montuur te repareren; omdat ze niet hoefden te beven als thuis moest worden gezegd: ‘Hij is weer kapot.’ Ik was jaloers op hen om wáár ze waren geboren. Mijn jaloezie bevroor de pen in mijn hand. Het is moeilijk schrijven met trillende handen. Pas toen ik volwassen was en de jaloezie was verdwenen, nam ik de pen weer ter hand. Ik zag de woorden die onder mijn vingers te voorschijn kwamen en mijn wereld bereikte een evenwicht. Sommige woorden knipoogden ondeugend naar me; sommige weerkaatsten als een spiegel; sommige richtten mijn blik naar het verleden en sommige richtten mijn blik in mezelf. Soms voel ik grote moeheid in mijn ogen. Ik zet mijn bril dan af of schuif hem op mijn voorhoofd en ik klem mijn neusbeen tussen mijn duim en middelvinger. Op zulke momenten kan ik de wereld even met andere ogen zien, met de ogen van anderen. Maar na korte tijd worden mijn ogen moe zonder bril en zal ik niet in de verte of heel dichtbij kunnen zien totdat ik hem weer opzet; zal ik mijzelf niet zijn. Mijn vader, hij ruste in vrede, leefde niet lang. Ik herinner me hem op zijn ziekbed, zijn ogen donker en doordringend en triest. Zonder bril. Mijn moeder had heldere ogen. Tranen omdat ze weduwe was en om de afstand tot haar kinderen verduisterden haar gezichtsvermogen. Toen ze me naar dit land bracht, ging ook zij een bril dragen. Altijd was ze haar bril kwijt en altijd was ik ernaar op zoek. Omdat ze gezegend was met een lang leven en omdat ze van lezen en schrijven hield, kwam voor haar die dag waarop ze steevast een vergrootglas in haar hand of in haar tas had. Een beetje van wat ze door dit dikke glas vol levenservaring en wijsheid zag, heeft ze me ongemerkt, zonder woorden, geschonken. Mijn moeder, gezegend zij de herinnering aan haar, was gewoon te zeggen: ‘Ogen hebben engelbewaarders.’ Hetgeen betekent dat God een bijzondere waakzaamheid aan de ogen van Zijn schepselen verleende. Ga heen en leer dat een bril net als ogen een uitnemende bescherming behoeft; beide zijn kwetsbaar en kostbaar en we hebben geen leven als we ze moeten missen. Zolang ik me kan herinneren heb ik een zwak voor mooie ogen gehad. In mijn ogen zijn mooie ogen het mooiste ter wereld. De mens kijkt naar de ogen, want de ogen zijn het venster van het hart. En zoals een venster glas nodig heeft om schoon en helder en veilig te zijn, zo ook de ogen van de mens. |
|