Hollands Maandblad. Jaargang 1980 (386-397)(1980)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] Benno Barnard Op dit buiten beweegt niets, een duif ja, van oude familie, een kip broedt verwilderd een onbevrucht ei uit, en het gras, dat groeit traag maar gespierd naar de vensters, de mensen zijn dood, of ten dele laat slapen, ik wil dat de ruiten beslaan en dan kruimelend barsten, dat alles heel vreedzaam vervalt: de vijver met vlekkerig weer zal geen mens meer weerkaatsen, wat prachtig, zulk gras, zo gaan slapen. School van de poëzie Wat soms poëzie is staat blij voor de spiegel, het lefdoekje schikkend en even de kop schuin. Wat vaak poëzie is zijn kraaknette pakken, geen zwier zit eraan maar toe maar, ze passen. Wat valt er te zien aan gelukkige mensen? Jij aait, iets verliefd, de rug van een poesje, ontdoet in een bedje de planten van onkruid, maakt dan jezelf op, fronst breekbaar, poëtisch. Behalve de haan (omne animal) Een droevig dier, maar een volleerde leugenaar: de haan, markies, het hoerenjong op stand. Een pront getande kam, de sporen op terreur. De roedel kippen, hoerig blond van angst: plebejisch vee, von Kopf bis Fuss excuus. Belgische september Het luieren, onwereldse geluiden als ijs dat in een koeler tikt, jij kende het, zei iets van ochtenden, dat die verdampen. Zomers als deze, dacht ik, ze komen vast nooit terug. Dus, zei je later, een huis voor jezelf, wil je hier wonen? Echt schitterend licht overdag, en glas van Magritte, het wordt hier niet donker. Hoe weet je dat? zong het gras, ik zei niets, zat enkel. Vorige Volgende