Hollands Maandblad. Jaargang 1980 (386-397)
(1980)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
2Hoe kan ik het
zonlicht nu
beschrijven
op de minst
manier?
Zal ik zeggen
dat de zon schijnt
en dat het winter is?
| |
3De bomen in de straat
Laten hun blaadjes
Weer vallen dat gaat
Zo ieder jaar.
Een enkel keertje staat
Er bij een boom een man
Die benieuwd is hoe de
Boom het maakt.
Hij klopt eens en
Hij luistert
Misschien dat de
Boom iets zegt.
Dan pakt hij een
Bladje van de grond
En schudt hij
Zachtjes zijn hoofd.
Soms neemt hij zo'n
Blaadje mee dat stopt
Hij in zijn jas.
| |
[pagina 31]
| |
4Er zijn vele manieren om
afstand te verkleinen:
men kan dat doen door
zich te verplaatsen
maar ook door op de plaats
bepaalde handelingen uit
te voeren.
Zittend in een stoel
kan men visserslatijn
uitslaan en daarbij de
handen gebruiken om de
grootte van de karper
aan te geven.
Vervolgens kan men dan
zijn overdrijven achterwege
laten en de handen wat
naar elkaar toe brengen.
Het doel wordt ook
bereikt wanneer men
een lineaal door
midden breekt.
| |
5De moet
een zijn.
| |
6Langzaam
komen er
geluiden
op mij af.
Ik hoor ze nog op tijd en
mijn stem dringt ze terug.
| |
[pagina 32]
| |
7Glimmende straten
Van bevroren water
Van opgetogen mensen
Die hun schaatsen
Fietsers menen dat
Ze schaatsen verliezen
In de bocht de macht
Over hun wielen.
Glimmende straten vol
Van blinkend fruit
En stronken prei die
Onder wielen rollen.
Mensen bukken glijden
Zijn voortdurend
In de weer om op
De been te blijven.
Spruitjes op het ijs
En tassen door een
Wak wat een feest
Is toch de winter!
| |
8Een
goed ritme
is van het
grootste belang:
1
verkeerde stap
en de lezer
kijkt opzij.
Wanneer u van mij
een wervel neemt
val ik uit
elkaar.
|
|