Met z'n tweeën eenzaam
P. Zimmerman
Wie heeft er na 1890 meer superieure schilderijen gemaakt dan Bonnard of Vuillard? Ik zou het niet weten. En ik vraag mij af of dat, behalve aan persoonlijke kwaliteiten van die schilders, te danken kan zijn aan het feit dat deze levenslange vrienden in hun werk een verwantschap wisten te cultiveren die hen in hun eenzaam avontuur tegelijk kon stimuleren en goeddeels behoeden voor de riskante monopolieposities waarin zoveel succesvolle moderne kunstenaars hun zelfkritiek maar al te snel konden verspelen.
Vuillard en Bonnard zijn gedurende een deel van hun carrière, waarin hun werken in zekere mate vergelijkbaar waren, goede geesten voor elkaar geweest. Zij hebben elkaar lange tijd kunnen bewaren voor de pijnlijke ervaring dat men alléén zeker geen normen kan handhaven. Zo'n artistieke verstandhouding lijkt, juist na het verloren gaan van de veel grotere stijleenheid die in het verleden de eigen wijsheid van beeldende kunstenaars kon beschermen tegen allerlei stijlaberraties en beschaamd kwaliteitsverlies, een zegen. Een twee-manstentoonstelling van Bonnard en Vuillard, waarin nu eens de één en dan weer de ander de erepalm verdient, bevestigt dat men nog maar het best en ongehinderd geheel zichzelf kan zijn onder invloed, onder toezicht.
Het bijzondere van de vruchtbare relatie tussen deze benijdenswaardige kunstenaars is daarbij dat zij nooit elkaars epigonen waren. Een stilistische verstandhouding als de hunne lijkt dan ook vrijwel het enige dat ons nog rest van de kwaliteit bevorderende stijleenheid uit het verleden - al wil ik niet tegenspreken dat Vuillard in zijn ouderdom is vervallen tot een zekere professorale kleinburgerlijkheid en dat Bonnard zich - net omgekeerd - steeds meer wilde verliezen in betoverende kleurvisioenen. Als mijn indruk juist is dat zij op den duur in hun kunst toch vrij ver uit elkaar gedreven zijn, kan het interessant zijn om nog eens van hun biografen te vernemen welk waardeoordeel deze twee intelligente mannen over en weer aan de uiteindelijke afloop van hun kunstenaarsavontuur gehecht hebben.Ga naar voetnoot*)
Dat Vuillard en Bonnard met hun werk de beste en meest onmisbare critici voor elkaar geweest kunnen zijn voor ze elkaar los lieten - dat zo'n stilistische symbiose zonder een spoor van tirannie mogelijk was in een tijd van extreem individualistische geldingsdrang, verduidelijkt misschien con sordino waarom we zonder dat met afwisselend moedige, roekeloze en radeloze monopolisten en gevoelige epigonen al dik tevreden mogen zijn.