Muiderberg II
Eens zal ik schrijven over de Chinese lamp - messing voet, pagode-kap - die op mijn tafel staat en in rechte lijn verbonden is met de oude foto van de toegangspoorten tot het grafmonument van de laatste Ming-keizer. De voorwerpen in mijn onmiddellijke omgeving zijn belangrijk geworden. Ik isoleer ze en zou ze uitputtend kunnen beschrijven. Dit betekent waarschijnlijk dat ik ouder word. Ik trek verbindingslijnen naar de herkomst van een jade stempel, een bewerkte steen, een waaier. Het verleden schrompelt ineen tot een gevoel.
Hetzelfde gebeurde vandaag met wat mij nog te wachten staat. Niets, concludeerde ik nadat de rolluiken waren neergelaten en het geruis van het verkeer en wind was weggeborgen, niets verstoort meer deze stilte. Het aangrijpende is voorbij, het geluk verglijdt tot onaandoenlijkheid. Ik blijf roerloos zitten en wacht af. Op de kastanjehouten tafel met zijn grillige ingelegde mozaïek waarnaar ik minutenlang kan kijken, ligt mijn hand. De aderen die al dertig jaar zichtbaar zijn, worden ronder, het vlees verslapt en wordt wit. De botten krommen zich reumatisch. De hand wordt ouder, hier op deze plaats, tien jaar, twintig jaar, dertig jaar, dan kijk ik voor het laatst en sluit de ogen. Nog even voel ik blind met mijn verschrompelde vingers het omgekrulde, hier en daar los geraakte fineer. Ik betast de contouren van eeen grafbeeldje, een replica waarvan ik nu het laatste imitatiestof met de hand verwijder. Het is een boogschutter die de arm reeds duizend jaar gespannen houdt. Daar vliegt de pijl die mij zal treffen.
Ik sta op, ga achter mijn schrijftafel zitten en vind dat wat ik geschreven heb veel lijkt op de geschiedenis van Dorian Gray, of een verhaal