Hollands Maandblad. Jaargang 1980 (386-397)
(1980)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
Okura hotelIk wist niet dat ik zo alleen kon zijn.
Alles is ver. Een eindeloze lift omhoog.
Mijn vader die zich naar me overboog
en - eindelijk de waarheid oog in oog -
niet zei te weten wie ik werkelijk ben.
De lichten van een stad die ik niet ken.
Negentien hoog. Je bent me zeer nabij.
| |
BilderdijksraatVier trappen op. De lucht van zenig vlees
en grijsgekookte groenten mee omhoog.
Een deur van niks. Een kamer zonder zon.
Wat zieke planten op een nat balcon.
De kerstsneeuw die bleef zitten op het raam.
Ik zeg maar niks. Alleen heel zacht je naam.
| |
[pagina 31]
| |
Ik zag je slapend nog, vanmorgen.
Koel, tijdloos licht op je gezicht.
Alles was stil. De duisternis verdween.
Ik voelde me voorgoed geborgen.
De lichten op het Leidseplein
zijn net zo koud als ik me voel.
Je wordt heel klein. Elke stap
moet nu de laatste zijn.
Ren toch in godsnaam naar me toe.
Ik weet en weet niet wat ik doe.
Jij bent mijn allerlaatste doel.
De lucht is grijs en eindeloos.
De achterkanten van de stad
voor altijd in een raam gevat.
De duiven zitten op het plat.
Geen mensen meer. Alleen dit weer.
De stilte als je alles hebt gehad.
De tuinman weet dat ik op tijd betaal.
Hij zit geknield en hoort naar mijn verhaal
hoe of het komt dat groeit wat groeit, groen
groen is en de vogels laat zijn dit seizoen.
Dan loop ik door. Voorbij het rozenbed hoor ik
nog net hoe hij de bloemen sust met zachte stem.
Ik keer weer om en vraag hem waar
ik je in godsnaam vinden kan.
De wind zegt woorden die ik nog niet ken.
Hij heeft beslist een ander voor. Bij het horen
van mijn stem die naar je vraagt wordt alles stil.
Misschien heb ik je nu voorgoed verloren.
| |
[pagina 32]
| |
Je naam staat op de muur van elke cel.
Gegrift met spijkers in het stenen vel.
De stilte is gestold tot korst
warover kreunen is gemorst.
Als ik mijn ogen dichtdoe voor het licht
zie ik onschendbaar alleen jouw gezicht.
Als niemand er meer is
ben jij bij mij.
Geen tralies meer.
Geen woorden.
Je glimlacht, streelt
het zweet van m'n gezicht.
En houdt je handen voor
het neonlicht.
De dagen kosten hier een cent
en koeken aan op het cement.
Als 't ochtend wordt kras ik ze aan
in rijtjes, recht onder jouw naam.
Ik schraap ze gierig bij elkaar.
3,65 voor een jaar.
Omdat ik oppas mag
ik 's ochtends hagelslag.
Dat proef ik nog tot half elf.
Dan smaak ik radeloos naar mezelf.
Totdat ik 's avonds slapen mag.
Morgenochtend hagelslag.
|
|