Hollands Maandblad. Jaargang 1980 (386-397)
(1980)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermdIImijn meester mijn vriend
hij met wie ik woon
soms denk ik dat ik
wel van hem hou
maar niet als hij met me gooit
mijn neus kapotslaat
tegen me krijst
ziet hij dan niet
hoe klein ik ben
| |
IIIdeurenopener
etenbereider
schoonmaker van mijn bak
je macht over mij
is oneindig, maar ook ik
heb macht over jou:
tiranniseer me maar
ik ben je geweten
| |
IVals ik geen eten krijg
ga ik het zoeken
als ik het niet kan vinden
moet je het me wel geven
| |
[pagina 28]
| |
Vwanneer je wispelturige regime
me de keel uithangt, doe ik ergens
in de gang quasi gedachteloos
een plas - het pak slaag
heb ik er graag voor over
om je vloekend te zien boenen
wat zou je toch in godsnaam
tegen dat gepis kunnen doen,
vraag jij je af
| |
VIin je vredigste bui
ben ik je liefde
in je kwaadste bui
je radeloosheid
maak van me wat je wilt:
je radeloze geliefde
zal ik nooit worden
| |
VIIhet huis en ik, we
wachten op je terugkeer
stil zijn we zonder jou:
mijn onhoorbare voetstap,
mijn slaap, zij zijn
de rust van het huis
je afwezigheid is onze adem
zo wachten we je alle dagen op
wanneer je thuiskomt,
alleen
| |
VIIIje houdt van me
omdat je alleen bent
je verafschuwt je eenzaamheid
ik ben de schaduw
van je gemis
| |
[pagina 29]
| |
IXterwijl je me liefkoost
doe je je ogen dicht
schaam je je
huil je
of waar denk je aan?
ik weet niet
voor wie je ze bedoelt,
maar ik hou van de kussen
die je me geeft
|
|