Hollands Maandblad. Jaargang 1979 (374-385)(1979)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Andreas Burnier Lausanne-Ouchy Je me trouve au bord du lac de Lausanne sans amant, sans amour among old people in het hotel d'Angleterre waar Byron schreef: Prisoner of Chillon. De zon besproeit het sprankelende water op terrassen nuttigt men de lunch. De vervormde oude heren hangen hun sigaarbuik onder witte hoeden, de verwrongen oude dames bergen hun rimpels achter stevig zonneglas. Men eet een tarte aux fruits bij de cognac. Ook de verdwaalde jonge paren zijn zeer kalm, alleen de herfst is ditmaal veel te warm, de taaie kellnerin te haastig, de stilte te langdurig en te groot. Ik ben gevangen in mijn oog misschien en kan alleen mijzelf niet zien: noch oud, noch jong, noch haastig, niet keurig, niet verborgen, sigaarloos, buikloos, geurloos, reukloos en onzichtbaar op deze kade van de dood. Kon ik je maar bereiken kon ik maar terug naar de tuinen van onze jeugd waarin je bedeesd rondwandelde waarin je mij troostte en streelde. Kon ik je maar terugdraaien in de tijd als een privéfilm zodat je weer dierbaar was niet de verbitterde feeks die woede en wrok spuwt het laagste allooi zoekt op weg naar de goot. Kon ik je maar vinden achter glas in een verweerde spiegel of in het web van sterren, van de dood. [pagina 13] [p. 13] Icarus Tussen Honolulu en de westkust vlieg ik tussen zon en oceaan begrijp ineens hoe alles is vanwaar wij komen en waarheen wij gaan. De kosmos is zeer goed en louter schoonheid de mensen zijn misschien een beetje slecht; ik wil mij voortaan aan het hoogste wijden de kleine dingen komen wel terecht. Ik heb het lot, het doel, de zin begrepen ik ken mijn taak, ver boven 't daaglijks brood; voor de essentie zal ik voortaan leven de uren die mij scheiden van de dood. Zo meteen begeef ik mij te water betreed de zee, die blauwgroen ligt te wachten aeon na aeon, vol geheimzinnig leven. Daar op de verste bodem, tussen koraalrif en vissenpaleizen, droomkastelen en wier, waar de watergodinnen traag deinen waar schelpen ademen en blauwe bloemen bloeien zal ik treden en de verborgen spreuken zingen. Slechts gezeefd en oneindig verdund bereikt ons het hemelse zonlicht in die dieptewereld waar dromen nooit ophouden, waar liefde niet wordt verstoord, waar het maanlicht soms strelend doorheengaat. Daar is de muziek anders men weet niet van waterzwijnen van de dood is nog nooit wat gehoord. Vorige Volgende