Hollands Maandblad. Jaargang 1979 (374-385)
(1979)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 16]
| |
Het andere Moskou
| |
Indrukwekkend en bizarDaarnaast vormde het congres voor sommige deelnemers een gelegenheid om in aanraking te komen met het ‘andere Moskou’, dit wil zeggen het Moskou van de dissidenten, ‘refuseniks’ (Joden die emigratie naar Israël geweigerd is) en andere groepen of individuen die zich om uiteenlopende redenen tegen het regime verzetten of daar kritiek op hebben. Sommigen van ons hadden wat adressen en een enkel telefoonnummer van zulke mensen. Maar hoe kon men met ze in contact komen? Zouden zij wel wildvreemde bezoekers uit het Westen willen ontvangen? Bovendien, zo was ons verteld, zelfs dissidenten en refuseniks gaan in deze tijd van het jaar wel eens met vakantie. Trouwens hoe kon men makkelijk met mensen in contact komen van wie de telefoon vaak al jarenlang is afgesloten? Overigens, ook andere bewoners van Moskou zijn niet zo makkelijk op te bellen wanneer men hun telefoonnummer niet weet. Bijvoorbeeld in het in het hartje van Moskou, vlakbij het Rode Plein gelegen Hotel Rossia - het grootste van Europa; 6.000 bedden - was geen enkel telefoonboek aanwezig, althans niet voor de gasten toegankelijk, naar ik een dame van de receptie aan een verontwaardigde Amerikaan hoorde uitleggen. Achteraf gezien was een van de meest verbazingwekkende ervaringen het gemak waarmee men in contact kon komen met dissidenten, refuseniks en andere | |
[pagina 17]
| |
opposanten van het regime. Maar misschien is verbazingwekkend hier niet het juiste woord: indrukwekkend lijkt een veel passender uitdrukking. Want het is ronduit indrukwekkend dat mensen die al jarenlang worden vervolgd, die uit hun functie zijn gestoten, die soms jarenlang in gevangenissen of arbeidskampen hebben doorgebracht of van wie naaste familieleden in gevangenschap verkeren, die blootgesteld zijn aan allerlei pesterijen (waarvan het afsluiten van de telefoon nog maar de geringste is), zo makkelijk toegankelijk blijken te zijn en zo openlijk voor hun mening durven uit te komen. Zonder enige reserve waren zij bereid - ook wanneer ze konden verwachten afgeluisterd te worden - vrijuit te spreken, zich te laten fotograferen en de gesprekken met buitenlandse gasten op de band te laten vastleggen. Dit alles ontmoette in de contacten die ik heb gehad geen enkel bezwaar. Integendeel, men juichte het vaak toe! Dit is eigenlijk het volkomen bizarre van de situatie. Velen vertelden ons dat juist deze openlijke contacten met westerse bezoekers hen vermoedelijk behoeden voor nog ernstiger vervolgingen: arrestatie, langdurige gevangenisstraffen, verbanning naar Siberië. Dit leidt tot de paradoxale situatie dat geleerden van wereldnaam, beroemde schrijvers, bekende dissidenten in Moskou veel makkelijker bereikbaar zijn dan het geval is met beroemde geleerden, schrijvers, politici en andere ‘opinieleiders’ in het Westen. | |
Sacharov en LernerNeem bijvoorbeeld de thans 58-jarige Professor Andrej Sacharov, beroemd fysicus, een van de uitvinders van de Russische waterstofbom, op 32-jarige leeftijd (het toen jongste lid) van de Sovjet Academie van Wetenschappen geworden, talloze malen geëerd met hoge Sovjetonderscheidingen, sinds ongeveer 1966 actief als dissident en inmiddels een van de bekendste onder hen en in 1975 onderscheidenmet de Nobelprijs voor de vrede. Voor zover mij bekend telt Nederland thans één levende Nobelprijswinnaar, Professor Jan Tinbergen. Alhoewel ik zeker wel vijf mensen ken die hem goed kennen, waaronder een van mijn buren die samen met Tinbergen een boek schreef, zou het niet bij mij opkomen om via deze kennissen toegang tot hem te proberen te krijgen om hem ‘zomaar’ eens zijn mening te vragen over bijvoorbeeld inkomensverdeling, ontwikkelingsvraagstukken of actuele politieke problemen. Nog minder zou het bij me opkomen om op een vrijdagmiddag onaangekondigd bij hem aan te bellen en te zeggen: Nu, meneer Tinbergen, vertelt U het maar eens. Bij Professor Sacharov deden we dat wel. Nog sterker: bij Sacharov hoefden we niet eens aan te bellen. Toen we vrijdagmiddag om kwart voor vijf voor de deur van zijn kleine appartement arriveerden, op de achtste verdieping van Ulitsa Tsjkalova 48 B, stond deze al open. Sacharov verwachtte die middag en trouwens vele andere middagen bezoek en werd niet moe om geduldig allerlei vragen - waaronder ook wel domme of naïeve vragen - te beantwoorden. Zo was het ook bij Professor Alexander Lerner, een bekend cyberneticus wiens emigratie naar Israël al acht jaar door de Sovjet-autoriteiten verhinderd wordt. Toen een collega en ik hem op onze eerste avond in Moskou in zijn woning bezochten, trachtten we stilletjes de bij de ingang van het appartementengebouw in haar portiersloge gezeten concierge te ontlopen. Toen we de volgende avond met een stuk of tien bezoekers (allen deelnemers aan het congres) opnieuw bij de ingang verschenen, riep ze ons van ver al toe: ‘Jullie moeten op de tweede verdieping zijn’. De hele week van het congres was het verder iedere avond ‘open huis’ bij de Lerners. Er vonden ontmoetingen plaats tussen deelnemers aan het congres en refuseniks en er werden lezingen gehouden die niet op het congres gehouden mochten worden. (Op de ‘kwestie-Lerner’, het niet op het congres toelaten van deze geleerde ondanks de officiële uitnodiging om op één van de bijeenkomsten als discussiant op te treden, ga ik nu niet in; het is inmiddels in verschillende Nederlandse en buitenlandse kranten beschreven). Evenals mevrouw Sacharov, was ook mevrouw Lerner voortdurend in de weer met | |
[pagina 18]
| |
kopjes thee, sandwiches en eigengebakken taart en cake ten gerieve van de gasten van haar man. Zowel Sacharov als Lerner hielden gastenboeken bij, waarin iedere bezoeker werd verzocht zijn naam, adres en functie te schrijven. Lerner had bovendien een dik album met de visitekaartjes van de belangrijkste van zijn bezoekers. Zo trekt er langs de woningen van deze en andere bekende vertegenwoordigers van het ‘andere Moskou’ een voortdurende stoet van senatoren, parlementsleden, geleerden, journalisten en andere bezoekers van de Sovjet Unie. Het verhaal gaat dat toen senator Edward Kennedy enkele jaren geleden in Moskou was, hij vóór zijn ontmoetingen met sommige Sovjetleiders al bezoeken aan belangrijke dissidenten en refuseniks had gebracht. Men zou kunnen zeggen dat het dus allemaal wel meevalt met de vrijheid van meningsuiting in Rusland. De Sovjetautoriteiten moeten van zulke ontmoetingen toch afweten. Dat laatste is ongetwijfeld waar. Toen de Canadese jurist Professor Irwin Cotler van McGill University, die zich tijdens het congres zeer had ingespannen voor het lot van de vorige jaar tot 13 jaar gevangenis en arbeidskamp veroordeelde Anatoli Sjtsjaranski en enkele andere dissidenten, na het congres nog een paar dagen in Moskou wilde blijven, werd hij prompt de volgende dag op het vliegtuig gezet. Kennelijk bood het congres een zekere immuniteit, maar toen dit afgelopen was viel die bescherming meteen weg. Trouwens de openheid waarmee sommige opposanten van het regime hun mening uiten en buitenlandse bezoekers ontvangen, is eerder een bewijs van hun moed dan een bewijs van tolerantie van de zijde van de Sovjetautoriteiten. Het is veeleer het feit dát zij zoveel contacten onderhouden en zo bekend zijn, dat de autoriteiten doet aarzelen om hen harder aan te pakken. Maar ook daar valt geen peil op te trekken. Ondanks contacten met westerse bezoekers, zijn inmiddels ook heel wat dissidenten gearresteerd en veroordeeld of verbannen. Het is juist een kenmerk van een totalitair regime, dat men er geen peil op kan trekken en dat ‘regels’ zeer willekeurig worden toegepast. | |
Jonge intellectuelen onder spanningMaar wanneer men Sacharov of Lerner heet, dan heeft men het in zekere zin nog gemakkelijk; al zijn ze uit hun functies gestoten, al moeten zij jaren van angst en grote spanningen meegemaakt hebben, waarin ze blootgesteld zijn aan subtiele en minder subtiele pesterijen, en al leven zij gescheiden van hun kinderen (beiden hebben dochters die in het buitenland wonen, die zij al jarenlang niet hebben gezien). Hoeveel moeilijker moeten veel jongere en recentere dissidenten en refuseniks het wel hebben, die we ook ontmoetten: Jonge afgestudeerden en studenten, vooral in de natuurkunde, wiskunde en andere natuurwetenschappen, die niet meer in hun vak kunnen werken of hun studie kunnen afmaken omdat ze met het regime in botsing kwamen. Omdat ze toch moeten leven en trouwens in Sovjet-Rusland iedereen een baan moet | |
[pagina 19]
| |
hebben (anders kan men veroordeeld worden wegens ‘parasitisme’), werken ze in heel andere beroepen: als liftbediende, als schoonmaker, als ongeschoolde arbeider of als privé leraar voor Hebreeuws. Overigens, dit laatste is geen erkende baan, want in Sovjet-Rusland wordt Hebreeuws niet als een taal beschouwd en het kan ‘dus’ niet worden gedoceerd. Het waren de ontmoetingen met deze jonge wetenschapsbeoefenaren die mij het meest hebben geïmponeerd. Mensen rond de dertig, die naast hun studie en hun dagelijkse fysieke arbeid niet alleen veel tijd besteden aan allerlei dissidente activiteiten, maar ook nog en passant een deel van de wereldliteratuur blijken te hebben gelezen en het wereldnieuws via buitenlandse zenders van dag tot dag volgen. Het zijn intellectuelen in de ware zin van het woord! Het waren ook soms vreemde gesprekken die wij voerden. Naast een geweldige hoeveelheid feitelijke informatie die zij over ons uitstortten, vonden zij toch ook nog gelegenheid om te discussiëren over de voor- en nadelen van Salt-II of om onze mening te vragen over recente Amerikaanse bellettrie. Met één van hen, een 32-jarige astrofysicus, die al sinds vijf jaar emigratie naar Israël wordt geweigerd, heb ik nogal wat contact gehad. Hij werkt nu als leraar Hebreeuws, een taal die hij zich enkele jaren geleden geheel op eigen kracht heeft meester gemaakt met behulp van enkele leerboekjes, een woordenboek en door dagelijks naar de Israëlitische radio te luisteren. Hij spreekt het heel wat beter en veel correcter dan ik; terwijl ik nota bene enkele jaren in Israël heb gewoond. Ook zijn Engels is heel goed. Ondanks de tegenslagen die hij in zijn leven al ondervonden heeft, was hij vol goede moed. De autoriteiten (opvallend: alle Russen die wij ontmoetten, of het nu ‘officials’ of tegenstanders van het regime waren, spraken hardnekkig van ‘de autoriteiten’) zouden hem toch eens moeten laten gaan en eenmaal in Israël hoopte hij zich verder te bekwamen op het gebied van zonne-energie. Naast zijn officiële baan van schoonmaker van een kleuterschool en de Hebreeuwse lessen die hij overal in Moskou geeft, beheert hij verder een drukbeklant winkeltje als welzijnswerker onder aspirant-emigranten naar Israël. Het was vooral in dit verband dat hij onze aandacht en medewerking vroeg. Maar tussen de bedrijven door wilde hij toch nog even enkele bijzonderheden over de Israëlischekieswet weten (iets waar in Nederland nog nooit iemand naar gevraagd heeft). En op een lange metrorit door Moskou deed hij in het Hebreeuws een interessante vergelijking van de verschillende boeken van Saul Bellow van de hand. Hij is echter zeker niet de enige. Ook bij andere contacten hebben we zulke mensen ontmoet. Haast allen zijn het afgestudeerden of studenten in de wis- en natuurkunde (kennelijk terreinen die de meest begaafden aantrekken), maar allerminst ‘vakidioten’. Verschillende van hen zijn welbelezen, hebben een scherpe kijk op maatschappelijke problemen en beschikken over een analytisch vermogen dat hen vermoedelijk ook tot goede politicologen of sociologen zou maken. Maar al hun intellectuele brille ten spijt, mag niet vergeten worden dat deze jonge mensen in een voortdurende spanning leven. Sommigen hebben gevangen gezeten, anderen leven onder de dreiging daarvan en allen hebben vrienden of familieleden die soms al jarenlang en onder vreselijke omstandigheden langdurige gevangenisstraffen of verbanning in Siberië uitzitten. Het lot van deze ongelukki- | |
[pagina 20]
| |
gen enigszins verlichten (het gaat vaak om uiterst simpele zaken: het verschaffen van vitaminetabletten, warme schoenen) en hun vrijlating in en buiten Rusland bepleiten, neemt een groot deel van hun tijd en energie in beslag, die zij anders aan hun vak, hun gezin of hun hobbies zouden kunnen besteden. Het feit dat men dergelijke moedige mensen in Rusland niet alleen tegen kan komen, maar ook vrijuit kan horen spreken, is echter allerminst een aanwijzing voor een toenemende tolerantie van het regime, zoals sommigen menen. Want degenen die er nóg erger aan toe zijn, ontmoet men eenvoudig niet, omdat ze gevangen zitten. Evenmin merkt men natuurlijk veel - zeker niet tijdens een kort bezoek - van degenen die wel kritiek hebben, maar dat liever niet openlijk zeggen. Men moet oppassen niet hetzelfde vertekende beeld te krijgen dat iemand kan hebben wanneer hij uit het raam van een rijdende trein kijkt. Overal waar hij langs komt ziet hij gesloten overwegbomen. Iemand die nog nooit eerder in zijn leven treinen heeft gezien en er zelf voor het eerst in zit, zou licht kunnen denken dat bomen van overwegen altijd gesloten zijn. | |
Verschillende groeperingenTot nog toe is wat losjes gesproken over ‘dissidenten’, ‘refuseniks’ en andere opposanten van het systeem, alsof het allemaal hetzelfde is. Dat is natuurlijk niet waar. Zelfs onder de refuseniks, de Joden die emigratie naar Israël is geweigerd, blijken verschillende groeperingen te bestaan. Dit geldt ook voor andere categorieën van opposanten. Professor Sacharov maakte dit heel duidelijk in de uiteenzetting die hij voor een aantal deelnemers aan het congres en andere belangstellenden gaf. Ieder van de door hem aangeduide groeperingen telt vaak een groot aantal sympathisanten en een kleine, actieve kern. Zo hebben naar aanleiding van de processen tegen Ginsburg en anderen aanvankelijk duizend mensen petities getekend. Na dreigementen en na gevangenneming en gedwongen emigratie van enkelen, bleef echter maar een kleine kern over die besloot om door te gaan met acties ten gunste van de mensenrechten in de Sovjet Unie. Deze zijn enerzijds gericht op het verschaffen van informatie en het beïnvloeden van de publieke opinie, zowel in Rusland als daarbuiten. Anderzijds zijn de activiteiten gericht op het verzachten van het lot van gevangenen. Sommige van deze strijders voor de mensenrechten menen dat daarbij niet alleen politieke gevangenen de aandacht verdienen, maar óók de ‘gewone’ criminelen. Want ook deze ondervinden ernstige inbreuken op hun mensenrechten, zoals het onthouden van bezoek, het niet informeren van familieleden en andere ‘bestraffingen’. Het opkomen voor de rechten van deze categorie gevangenen is echter een activiteit die vaak weinig waardering geniet. Een andere categorie van wie de mensenrechten worden geschonden, wordt gevormd door degenen die geen toestemming krijgen om te emigreren. Het gaat hier niet alleen om Joodse refuseniks - waarover dadelijk meer - maar ook bijvoorbeeld om mensen die in het buitenland aangeboden banen niet mogen aannemen of die zich niet bij hun buiten Rusland wonende familie mogen voegen. De meest omvangrijke groep bestaat uit mensen van Duitse afkomst, die niet alleen verhinderd worden om te emigreren, maar ook, zonder enige opgaaf van redenen, om hun familie in Duitsland te bezoeken. Enkelen van hen gingen informeren waarom hun verzoek geweigerd was en werden prompt gearresteerd en veroordeeld wegens ‘hooliganism’. Deze Amerikaanse term, die ‘straatschenderij’ betekent, wordt in het Sovjet wetboek van strafrecht gebruikt om een activiteit aan te duiden die een veroordeling tot gevangenisstraf kan opleveren. Ook zijn er groepen die om religieuze redenen wensen te emigreren; tot nog toe eveneens zonder succes. Toen enkele leden van zo'n groep vorige maand een persconferentie poogden te beleggen, werden ze gearresteerd op beschuldiging van ‘verraad jegens het vaderland’. Een andere groep die zich godsdienstig onderdrukt voelt - maar niet omdat zij willen emigreren - zijn Zevende Dag Adventisten in Taskent. Hun 83-jarige leider werd niet zo lang geleden gearresteerd en opnieuw beschuldigd van collaboratie met de Duitsers tijdens de tweede wereldoorlog (volgens Sacharov volstrekt ten onrechte) en andere leden van deze groep werd de zeggenschap over hun kinderen ontnomen. Dan is er de ‘Helsinki-groep’, met afdelingen in verschillende steden. Deze groep is niet officieel ‘illegaal’ verklaard, | |
[pagina 21]
| |
maar ruim twintig leden van de groep zijn gearresteerd wegens het bezit van documenten die gevaarlijk en schadelijk voor de staat zijn. Andere leden zijn bedreigd en minder prominente aanhangers gearresteerd en tot langdurige gevangenisstraffen veroordeeld, waaronder Sjtsjaranski en Orlov. Dit is het verhaal dat men steeds weer hoort: de meest prominenten (bijvoorbeeld iemand als Sacharov zelf) durft men niet goed aan te pakken. Zij worden ‘slechts’ gepest, moeten zich voor verhoor melden, krijgen nu en dan huisarrest en hun telefoon wordt afgesloten. Maar de minder prominenten, die in het buitenland niet of nauwelijks bekend zijn, moeten het vaak dubbel ontgelden. Toch ondervinden bewegingen als die welke zojuist zijn aangeduid volgens Sacharov een vrij brede weerklank, ook al zijn maar kleine aantallen mensen echt actief. Er wordt veel naar de buitenlandse radio geluisterd - de BBC, de Voice of America, Radio Liberty uit München, Kol Zion Lagola uit Israël - er wordt over gepraat en velen geven in intieme kring uiting aan hun kritiek en zelfs van afschuw jegens het systeem. Men is niet indifferent, maar men komt meestal pas in beweging wanneer men zich persoonlijk bedreigd voelt. Onder dissidenten heersen uiteenlopende meningen hoe met name vanuit het Westen de ontluikende democratische beweging in de Sovjet Unie gestimuleerd kan worden. Sommigen geven de voorkeur aan ‘stille diplomatie’ à la Kissinger. Anderen voelen meer voor directe pressie op de wijze van de Jackson Amendementen. Sacharov prefereert een combinatie van beide. Hij vindt dat benaderingen zoals die van Jackson vooral kunnen bijdragen tot het mobiliseren van de publieke opinie in Amerika en zo tot internationale druk. Via de Salt-accoorden is het verder misschien mogelijk om de vrijlating van gevangenen te bewerkstelligen. Ook moeten officiële contacten met Sovjet autoriteiten zoveel mogelijk uitgebuit worden. Via discussies, publikaties en persoonlijke contacten is het misschien mogelijk om meningen te beïnvloeden en zo bij te dragen tot enig pluralisme, zowel in cultureel en ideologisch, als in economisch opzicht. Aldus Sacharov. | |
De refuseniks: Menselijke tragediesEen speciale categorie vormen de Joodse ‘refuseniks’. Dat is een uiterst curieuze zaak. Sinds de revolutie is er eigenlijk geen sprake meer van enig georganiseerd Joods leven in Sovjet Rusland. Zeker de jongeren identificeren zich nauwelijks meer met het Jodendom als godsdienst. De grote synagoge in Moskou bijvoorbeeld (er schijnt nog één andere, kleinere synagoge te zijn) wordt nog slechts regelmatig bezocht door een handjevol bejaarde tot hoogbejaarde mannen. Toch valt er duidelijk een ‘revival’ van Jodendom in Rusland te constateren. Iedere Sovjetburger heeft in zijn identiteitsboekje (intern paspoort), dat niet alleen persoonsgegevens, maar tot voor kort ook de complete werkhistorie van de drager bevatte, een rubriek ‘nationaliteit’. Bij al diegenen die Joodse ouders hebben, kan dit slechts ‘Joods’ zijn. Alleen wanneer één van de ouders niet-Joods is, kan men dit (laten) veranderen in de nationaliteit van de niet-Joodse ouder (bijvoorbeeld Witrussisch, Georgisch). Het feit dat mensen die verder totaal niets van Jodendom afweten met een identiteitsboekje rondlopen waarin ‘Joods’ staat, moet velen toch aan het denken hebben gezet. Vooral wanneer zij ondervonden dat hun ‘Joodse nationaliteit’ vaak een belemmering vormde om | |
[pagina 22]
| |
tot de universiteit toegelaten te worden of om bepaalde functies te vervullen, gingen zij zich afvragen wat dit ‘Joods zijn’ wel mocht betekenen. Toen in de loop van de jaren vijftig en zestig (vooral sinds de zesdaagse oorlog van 1967) het bestaan van een Joodse staat ook in de Sovjet Unie meer en meer bekend werd, overwogen steeds meer Joden naar Israël te emigreren. Sinds ongeveer 1970 is dit een reële mogelijkheid. Meer dan 200.000 Joden hebben inmiddels de Sovjet Unie verlaten en zich in Israël of (met behulp van een visum voor Israël) elders, met name in de Verenigde Staten, gevestigd. Maar aan velen is voor kortere of langere tijd ook een uitreisvisum onthouden. Het argument is dan dat de betrokkene bekend is met ‘staatsgeheimen’ en dat zijn of haar vertrek de belangen van de Sovjet-Unie zou kunnen schaden, òf dat familieleden zich tegen de emigratie zouden verzetten. Het is de vraag of deze argumenten altijd even reëel zijn. Er heerst in ieder geval veel aantoonbare willekeur; bijvoorbeeld wanneer in volstrekt vergelijkbare gevallen de één wel en de ander niet blijkt te mogen emigreren. Deze weigeringen betekenen vaak geweldige tragedies. In Leningrad ontmoetten we twee gezinnen wie al zes jaar de emigratie geweigerd wordt. In het ene geval omdat de man als academisch werkzaam wiskundige en de vrouw als vertaalster toegang gehad zouden hebben tot ‘geheime informatie’. (In feite vertaalde de vrouw slechts Engelse publikaties die in iedere bibliotheek aanwezig zijn). Beiden zijn inmiddels ontslagen en verdienen als liftbediende en privé lerares Engels hun brood. In het andere geval had de vrouw jaren geleden in een radiofabriek gewerkt en zij zou daardoor kennis dragen van vertrouwelijke informatie. Ze had deze baan echter al opgegeven vóór ze haar emigratieplannen naar buiten bracht. Beide gezinnen deden hun eerste pogingen tot emigratie toen hun zoons respectievelijk 12 en 15 jaar oud waren. Zij hoopten lang voor de jongens de dienstplichtige leeftijd zouden bereiken al in Israël te zijn. De ene jongen werd dit voorjaar, nadat hij zijn Sovjet burgerschap had opgegeven en onderdook, gearresteerd en als dienstweigeraar tot twee jaar gevangenisstraf veroordeeld. De andere jongen had zojuist bericht gekregen, dat hij niet tot de universiteit was toegelaten waardoor militaire dienst nu zo goed als zeker werd. Dit betekent echter opnieuw zeven jaar uitstel van emigratie: eerst twee jaar militaire dienst en daarna nog vijf jaar tot de veiligheidsclassificatie is opgeheven. Iets dat voor meeste ouders een vreugdevolle belevenis is - het langzaam volwassen zien worden van hun kinderen -, moet voor deze ouders de afgelopen jaren een ware marteling zijn geweest. Er zijn nog veel meer van zulke navrante gevallen. Zo ontmoetten we in Moskou een man wie al vijf jaar lang een emigratievisum wordt geweigerd omdat hij als functionaris in een vleesfabriek destijds (ook hij is inmiddels ontslagen) op de hoogte zou zijn geweest van ‘staatsgeheimen’. Ten einde raad zijn hij en zijn vrouw vier jaar geleden gescheiden, zodat zij tenminste kon emigreren. Nu woont zij met hun zoon en zijn gezin in New York. Onlangs vierden zij hun vijfentwintig jarig huwelijk. ‘Gelukkig’, zei hij, ‘heb ik die dag met mijn vrouw over de telefoon kunnen spreken. Zodoende was het toch nog een beetje feest’. Zo zijn er alleen in Moskou zeker 250 gezinnen aan wie emigratiepapieren wordt geweigerd. Buiten Moskou gaat het waarschijnlijk om een even groot aantal. Dat zijn tenminste de gevallen waarvan men op een of andere manier weet. Men kan veilig stellen dat het in al deze gevallen om even zovele menselijke tragedies gaat. | |
[pagina 23]
| |
Herlevend JodendomHet paradoxale van de situatie is bovendien dat nu het aantal emigratie-aanvragen en het aantal toegekende uitreisvisa de afgelopen tijd sterk is toegenomen, niet alleen de wachttijd aanzienlijk is verlengd, maar ook het aantal weigeringen sterk is toegenomen. Meer dan ooit tevoren verkeren grote aantallen Joden in onzekerheid of hun emigratie werkelijkheid zal worden of niet. Dit heeft onder andere geleid tot een intensief Joods leven in verschillende Russische steden; zeker in Moskou. Op tal van plaatsen in Moskou volgden honderden Joden Hebreeuwse lessen, die door dertig tot veertig ‘onofficiële’ leraren gegeven worden. Wekelijks worden in huiskamers seminars gehouden, hetzij over wetenschappelijke onderwerpen, hetzij gewijd aan Israël en het Jodendom. Al deze activiteiten zijn echter gericht op emigratie en beogen duidelijk de emigranten-in-spe de kennis en vaardigheden te verschaffen die zij na hun emigratie in Israël of elders nodig denken te hebben. Daarnaast bevorderen zulke gemeenschappelijke activiteiten een Joodse saamhorigheid en daarmee een ongekende herleving van een (seculair) Jodendom in de Sovjet Unie. Tijdens ons verblijf in Moskou heb ik enkele van deze bijeenkomsten bij kunnen wonen. Het was soms ontroerend hoe oudere en jongere mensen met vaak een zeer gebrekkige kennis van het Jodendom, de woorden van Israëlische deelnemers aan het congres die op deze bijeenkomsten aanwezig waren, haast letterlijk opdronken. Met veertig-vijftig man dicht opeengepakt in kleine huiskamertjes, stelden zij in vaak nog onbeholpen Hebreeuws steeds maar vragen over Israël - ‘ons land’, zoals ze het noemden. Voor velen was het vaak de eerste ontmoeting met ‘echte Israëli's’. Want sinds Rusland in 1967 de diplomatieke betrekkingen met Israël verbrak, is het nog maar weinig voorgekomen dat Israëli's als deelnemers aan internationale bijeenkomsten de Sovjet Unie hebben kunnen bezoeken. Het feit dat Joden, behalve via de synagoge - maar deze functioneert slechts als een religieuze instelling, hetgeen weinig jongeren aanspreekt -, geen ‘eigen’ organisaties hebben, heeft geleid tot een intensieve informele organisatie. Behalve de al genoemde Hebreeuwse cursussen | |
[pagina 24]
| |
en de wekelijkse seminars, vormt de straat vóór de synagoge een belangrijk element in deze informele organisatie. Ontmoeten de weinige oudere, religieuze Joden elkaar op sjabbatochtenden in de synagoge, op zaterdagmiddagen is de straat voor de synagoge de belangrijkste ontmoetingsplaats voor de niet-gelovige Joden van Moskou - en trouwens ook van buiten Moskou, wanneer zij de stad bezoeken - en van buitenlanders die met hen in aanraking willen komen. Vooral wanneer de Joodse ‘hoge feestdagen’ worden gevierd of wanneer er veel buitenlanders verwacht kunnen worden, zoals tijdens het congres, is het er een drukte van belang. Het is merkwaardig hoe godsdienstige en seculaire elementen hier verweven zijn. Veel van de aanwezigen hebben maar weinig kennis van of belangstelling voor het religieuze Jodendom. Toch regelen zij het ritme van hun ontmoetingen naar de Joodse traditie en de Joodse religieuze feesten. Een belangrijke functie van de wekelijkse bijeenkomsten voor de synagoge is natuurlijk het uitwisselen van informatie. Zeker voor mensen van wie de telefoon is afgesloten - en dat is bij velen het geval; de ochtend na een drukbezochte bijeenkomst met Israëli's bleek in het huis waar deze bijeenkomst plaatsvond de telefoon plotseling niet meer te werken -, is dit een belangrijke manier om regelmatig met lotgenoten in contact te komen. Het is een soort moderne variant van ‘kerkgang om nieuws’, zoals de socioloog-uitgever Prakke het kerkelijk leven in het vroegere Drente eens omschreef. Maar behalve als ‘informatiemarkt’, vervullen de wekelijkse bijeenkomsten op zaterdagmiddag nog tal van andere functies. Er vindt bemiddeling op tal van gebied plaats: huisvesting, financiële hulp, het ruilen van boeken en - naar men zegt - zelfs huwelijksbemiddeling. Wanneer er buitenlanders aanwezig zijn, is het bovendien de aangewezen gelegenheid om brieven, adressen of boodschappen voor familieleden, vrienden of instanties in het buitenland mee te geven. Bovenal vormen de zaterdagse bijeenkomsten op de straat voor de synagoge een wekelijkse manifestatie van saamhorigheid. Men toont elkaar sympathie, men kan er horen hoe anderen er nog slechter aan toe zijn en toch de moed niet opgeven, men lacht gezamenlijk zijn zorgen weg en maakt plannen voor de toekomst. | |
De paradoxen van het ‘andere Moskou’Sociologen hebben vaak het verschijnsel beschreven hoe normen of regels soms op reguliere en systematische wijze ontweken worden. Zij hebben er zelfs een term voor: ‘institutionalized evasions of institutional rules’. In een repressief systeem als dat van de Sovjet Unie, zijn dergelijke wijzen van gedrag wijd verbreid. Wanneer men geen officiële wegen kan bewandelen, dan neemt men zijn toevlucht tot minder officiële middelen. Laat ik er enkele willekeurige voorbeelden van geven. In de Russische steden zijn telefoonboeken nauwelijks aanwezig en indien ze er zijn, sterk verouderd. Het gevolg is niet alleen dat iedereen met omvangrijke lijsten met telefoonnummers rondloopt, maar dat er ook ‘onofficiële’ telefoonlijsten blijken te bestaan. Bij grote hotels is het op bepaalde uren van de dag soms moeilijk een taxi te krijgen, ook wanneer deze voortdurend aan komen rijden en passagiers voor de ingang afzetten. Het blijkt dat taxichauffeurs wanneer hun werktijd binnenkort afloopt geen zin hebben om nog een rit te maken of zich melden op officiële standplaatsen waar op spitsuren vaak lange rijen wachtenden staan. Maar wanneer men uit zijn hotel komend maar hard genoeg ‘taxi’ roept, komt er na verloop van tijd meestal wel een man te voorschijn die informeert waar men naar toe moet en wanneer dat niet te ver blijkt te zijn de aspirant passagier uitnodigt om plaats te nemen in een verderop staande auto zonder taximeter. Het blijken dienstauto's te zijn, waarvan de chauffeurs in de uren dat zij hun bazen niet moeten vervoeren er wat extra's bijverdienen als bestuurders van ‘wilde taxi's’ en zo ‘een gat in de markt’ vullen. Ook het ‘andere Moskou’ laat dergelijke verschijnselen zien. Mensen van wie de telefoon is afgesloten, zorgen ervoor dat ze op bepaalde uren aanwezig zijn op plaatsen waar wèl een telefoon is of staan bij een openbare telefooncel, zodat ze daar kunnen worden opgebeld. Of wanneer men elkaar niet kan opbellen, zorgt men ervoor op vaste tijdstippen op bepaalde plaatsen aanwezig te zijn, zoals bijvoorbeeld op zaterdagmiddag voor de synagoge. Maar behalve dat men vaak op ingenieuze wijze regels weet te ontwijken en alternatieven daarvoor ontwikkelt, wordt het ‘andere Moskou’ ook gekenmerkt | |
[pagina 25]
| |
door een aaneenschakeling van paradoxen. Het verkondigen van afwijkende meningen wordt op z'n zachtst gezegd niet aangemoedigd in de Sovjet Unie. Maar diegenen die een afwijkende mening willen verkondigen, hebben er belang bij dit zo luid mogelijk te doen. Want alleen wanneer zulke afwijkende meningen ook in het buitenland worden gehoord, kan dit de dissidenten (misschien) buiten de gevangenis of een psychiatrische inrichting houden. In de meeste landen geldt dat hoe prominenter bepaalde burgers zijn, hoe moeilijker ze meestal voor anderen bereikbaar zijn. Dit is niet zo bij de Russische dissidenten, refuseniks en andere opposanten van het regime. Hoe prominenter ze zijn, des te makkelijker is het om hun adres te weten te komen en hen op te zoeken. Er kleeft ook een tragische paradox aan. Sommigen zijn prominent als dissident of refusenik, maar op het ogenblik dat hetgene waarvoor zij vechten zou worden ingewilligd - het toestaan van vrijheid van meingsuiting, het erkennen van mensenrechten, het verlenen van een uitreisvisum - houdt hun prominentie vermoedelijk op. Zelfs gerenommeerde geleerden als Sacharov en Lerner zouden louter op grond van hun wetenschappelijke verdiensten buiten Rusland nooit de prominentie kennen die zij nu als gijzelaars van het systeem wel hebben. In de Verenigde Staten, Europa of in Israël zouden zij slechts één onder vele belangrijke wetenschapsbeoefenaren zijn en niet voortdurend door bekende politici bezocht en door vooraanstaande journalisten geïnterviewd worden. Ook onder de Joden in het ‘andere Moskou’ zien we dergelijke paradoxen. Velen zouden zich onder andere omstandigheden al lang geen Jood meer hebben genoemd, als het systeem niet zo'n nadruk op deze identiteit had gelegd. Door zich onder deze druk aanvankelijk vaak aarzelend van deze identiteit rekenschap te geven, zijn velen er zelfs toe gekomen hun Joodzijn te belijden. Nog sterker: alhoewel de meesten geen enkele binding met religieus of traditioneel Jodendom hebben, worden zij er haast toe gedwongen zich te interesseren in Joodse tradities, zich de Hebreeuwse taal eigen te maken en hun levensritme te richten naar de Joodse religieuze feesten. Dit zijn nog maar enkele van de meest in het oog vallende paradoxen van een repressief systeem. Zullen zij op den duur bijdragen tot een aantasting van het systeem en leiden tot grotere tolerantie en meer pluralisme, zoals professor Sacharov hoopt? Dit lijkt een wat voorbarige en optimistische gevolgtrekking. Menselijke samenlevingen - ook zeer totalitair geleide samenlevingen - kunnen heel wat paradoxale situaties verdragen zonder daar nu meteen aan te gronde te gaan.Ga naar voetnoot*) |
|