diersoort, elke plantsoort die nu leeft, is alleen maar een overgangsstadium in een evolutieproces. De mens is dat ook. Op dit moment (nu ja als je van moment kunt spreken als je pakweg 10.000 jaar bedoeld) zijn wij een overgangsstadium van een organisme met verstandskiezen naar een organisme zonder verstandskiezen. De evolutie zou alleen dan stil staan als het milieu niet meer zou veranderen. Dat wil zeggen: diersoorten die zo goed zijn aangepast aan het milieu dat geen enkele mutatie nog voor verbetering zou kunnen zorgen, zouden niet meer veranderen.
Ik kom nog terug op het woord milieu want het feit dat Van het Reve dat woord of een woord dat erop lijkt (omgeving bijvoorbeeld) in het geheel niet gebruikt, is er de oorzaak van dat zo weinig van wat hij zegt to the point is. Maar eerst enkele woorden over de theorie die hij als alternatief geeft voor het biologische idee van functie en aanpassing.
‘Beter lijkt mijn theorie, die zegt dat niet die dingen blijven bestaan en zich ontwikkelen die het bestaan van die soort bevorderen, maar die dingen die dat bestaan niet onmogelijk maken’, aldus Van het Reve. En verderop: ‘De mutaties danken hun bestaan niet aan het nut dat zij brengen, maar aan het feit dat zij geen dodelijk nadeel brengen.’
Als dit waar was zouden al die dingen blijven bestaan die het bestaan van de soort niet onmogelijk maken en zou je, bij een organisme met een hoge mutatiefrequentie, een geweldige variatiebreedte binnen de soort aantreffen. Bij de fruitvlieg zouden bijvoorbeeld alle nu in het laboratorium gekweekte mutanten ook in het wild voorkomen. Toch is er maar één wildtype. In het algemeen zouden alle diersoorten net zulke grote verschillen binnen de soort vertonen als je nu aantreft bij de hond - dan zou je overal van tackel naar Sint Bernhardshond gaan. Waarom beperkt de natuur zich maar tot één wildtype? Niet omdat al die mutaties zo direkt ‘dodelijk nadeel’ brengen maar omdat ze, ieder voor zich in verschillende mate, het voortplantingssucces beïnvloeden. Binnen de soort fruitvlieg heeft de mutant met rode oogjes geen dodelijk nadeel, hij houdt alleen maar minder nakomelingen over. De juiste theorie is eenvoudig deze: die dingen blijven en ontwikkelen zich die een groter voortplantingssucces met zich mee brengen dan andere dingen. Niks dodelijk nadeel. Alleen maar een verschillende mate van voortplantingssucces.
‘De enige selectie die plaats heeft is de selectie die de niet voor herhaling vatbare besluiten, regels, mutaties, vernietigt’, zegt Van het Reve. Met andere woorden: de selectie vindt alleen plaats via erfelijke lethale mutanten. Wat een grappig idee! Jazeker, er zijn zo heel soms wel eens lethale mutanten. Maar stel je toch eens voor dat de selectie alleen via die lethale mutanten zou plaats vinden. Dan zouden we nu waarschijnlijk niet twee miljoen diersoorten hebben maar alleen maar twee miljoen varianten van één amoebe-soort!
Van het Reve heeft alleen gelijk in die gevallen waarin je de selectiedruk laat wegvallen. Bij honden dus. Daar kun je best varianten hebben die bij elke stap over hun al te lange haar struikelen en toch niet weggeconcurreerd worden.
Natuurlijk is er binnen de soort wel een zekere variatie. Maar daar elke diersoort aangepast is aan het milieu waarin hij leeft - en die aanpassing strekt zich uit tot elk onderdeel van het lichaam en elke gedragshandeling - zal elke mutatie de mate van aanpassing beïnvloeden. De soort is een gaaf geconstrueerde sleutel die vrij precies past op het slot van het milieu. Elke verandering van een lipje van de sleutel heeft al gevolgen, maakt al dat de sleutel of minder goed, of in een heel enkel geval, beter goed past. Het aantal verliesmutanten is altijd groter dan mutaties die voordeel brengen.
‘Zolang de varianten niet dodelijk zijn’, herhaalt Van het Reve nogmaals hetzelfde in andere woorden, ‘is alles mogelijk’. Het punt is dat al die varianten een verschillend voortplantingssucces hebben en dat alleen die variant overleeft met het grootste voortplantingssucces. Als alle Nederlanders, inclusief de Oranjes, tien kinderen krijgen en de Nederlanders houden er van elke tien twee over en de Oranjes vier, dan zal bij een gelijk blijvend inwonertal van Nederland, op de lange duur elke Nederlander een Oranje zijn. Zo gaat het in de natuur. Van het Reve wil er, daar komt het op neer, niet aan dat elke anatomische structuur, elke vorm en elke gedragshandeling nuttig is, een functie heeft. Laten we hem een heel klein beetje tegemoet komen. Inderdaad komt het zo nu en dan voor dat zich iets evolueert dat geen duidelijk aanwijsbaar voordeel oplevert en dat toch blijft bestaan. Als de evolutie dan weer verder voortgaat blijkt dat ‘iets’ plotseling toch