Hollands Maandblad. Jaargang 1979 (374-385)(1979)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Zwart parelmoer Leo Vroman De eenvoud is een marmer beeld het heeft de ogen dicht dan is dit dus het gladgestreeld en rondgeaaid gezicht tenzij het van geveeg verveeld onderste boven ligt als verzen waaraan dichters werken om ze eenvoudig glad te maken Door ze van buiten aan te raken is al dat haakwerk niet te merken maar niets is eenvoudig, ook de nacht niet vol zwart parelmoer gezonken in fluwelen vacht of juist niet vol maar weggedacht geen zoldering geen vloer geen vloer van doodgezaagde eik open open en open plakken ingewikkeld lijk waar wij met leer op lopen ik denk de vloeren weggedaan voor eenvoud opgegeven maar als ik straks nog op wil staan moet ik eerst leren zweven en het plafond waar in het wit een witgezicht van kruimels zit en elke kruimel is een land van vreemde moleculen want wij weten niets maar weten dit dat in wat in wat in ons leeft een eeuwigheid van wezens heeft die aan de wereld wezen geeft dat wij niet te begrijpen zijn met wat wij zijn brein kent geen brein [pagina 17] [p. 17] waar ben ik als ik in mij keer? Telkens als ik dat probeer vervalt er wat en vlucht ik weer als voor het hol en diep geluid van kiezel dat ver voor mij uit op donker keihard water stuit ik vlucht mijn verste toekomst in naar wezens die ik dan bemin als huisgenoten van weleer wij zijn weer een gezin en hoe onwerkelijker hoe meer ik werkelijk weer begin: 1 Het lang verwachte ruimteschip hing op het water als een kip het had een haast geveerde huid de wolken maakten geen geluid de golven en het ver publiek leken daarbij ineens antiek het zonlicht banden stoffig goud leek ook al honderden jaren oud maar het effect van deze dingen bleek het werk der schepelingen er was volgens het vasteland zelfs niets bijzonders aan de hand dan vreemdelingen die ons konden doen denken dat zij echt bestonden Vannacht maar niet de stad uit gaan er hangt een draadje aan de maan en in die witte populier wat daar vervelt is vast geen dier dat was geen huis waar we toch jaren het levend binnenste van waren dat wat zo zielig zakte tegen de ruiten was geen rode regen [pagina 18] [p. 18] 2 Wat als ze hier vanmorgen kloppen? Open doen? of ons verstoppen er werd heel zacht getikt we deden heel hard open Het kwam och zo voorzichtig binnenlopen ik geloof dat het van alles schrikt het staaldichtbijten van de sloten het kleine gillen van scharnieren al onze dingen die graag doen als dieren dat kleed die stoelen met hun lange poten wat een dodelijke angst moet zoiets lijden dat dood en levend niet kan onderscheiden uit de kippesoep die wij het gaven ging het meteen het dode vlees begraven toen speelde het nog wat met de botten het gesprek wilde bepaald niet vlotten ergens ging het plotseling gapen we lieten het in het logeerbed slapen het leek daarin nog kleiner dan het was maar de hele kamer rook naar gas Heeft het maar één opening? en waarvoor? is het een mond neus penis gat of oor? wat betekent daarvan het geluid waar komt nu weer dat snoezig snurken uit [pagina 19] [p. 19] 3 Onder het winkelen met ons in de regen kwam het vandaag een andere tegen. Ze leken even naar elkaar te kijken maar op spreken leek het niet te lijken. Intussen worden deze woorden wat verwarrender waardoor is dat doordat ik naast het maar wat praat alsof het gaat om wat de straat verstaat. Het is een schat zit uren op mijn schoot met bloot zo groot als roodgeworden brood maar trilt het slap en is dus bang of moe dan moet het dadelijk naar Tineke toe aait haar haren met de aardigste gebaren alsof zij baarden waren waar het mee wil paren. Nu laat ik het met onverwachte kaken een einde aan deze toekomst maken omdat ook daar de eenvoud niet bestaat zelfs in de slaap waaruit wij niet ontwaken ontwaakt het andere te laat kijk toch eens die gedaanteloze spoken uit de graven stijgen zij zijn zwaar van de papieren rozen die men daar gisteren op moest rijgen en eenvoud armloos marmer beeld het heeft die ogen dicht onder het rondgeaaid gezicht van vormigheid verveeld Niets is eenvoudig ook de nacht vol vallend parelmoer niet en niet weggedacht met zoldering en vloer Vorige Volgende