Hollands Maandblad. Jaargang 1979 (374-385)

[p. 35]

Zeven gedichten
G.J. Resink

Omgeving

In het oosten het Duizendgebergte
aan welks voeten de Pramhanamtempels liggen,
in het westen het Menorohmassief,
grootse achtergrond van de Borobudur,
in het noorden de drie vulkanen
Soembing, Merkaboe en Merapi,
de eerste twee dood, de derde werkend,
in het zuiden de hemel nog open
boven Indische oceaan en antarctica
- alles om Yogya.

Tokèh

Hij slaat in de natuur soms zeven maal,
wat dan geluk beduidt. Hoe achterhaal
ik dat anders dan over hem te schrijven
in een open en dichterlijke taal?

Lange wandeling

Ik heb een lange wandeling gemaakt,
ben wel doodop, maar lekker levensmoe.
Er zijn geen zaken meer waarnaar ik haak,
hartkleppen en oogleden mogen toe.

[p. 36]

Excrementair

Westmoessonwind zoelt door de jaloezieën
de kamer binnen en brengt geuren mee
van regen en van kinderutopieën
weg te willen over een wereldzee.
Maar voor het raam is de oude bamboekree
wel een bolstoel voor die fantasieën
en moet ik weg dan is het naar de plee
en daar gaan alle dromen door de knieën.

Dan komen poep en pies en poezieën.

Schizophrenie

Wanneer komt de tijd dat de europeaan
de indonesiër of de javaan
de hollander in mij vermoordt of, minder
nog, de achterhoeker de jakartaan?

Galactische masturbatie

Doordring mij sterren, drijf uw zaad uit mij
in schoten dieper dan die van deze aarde
want vol van u kwamen soms krachten vrij
waardoor een versje een melkweg openbaarde.

Eerste salāt

De nanacht gonst en koert van de gebeden
maar het wordt stil vóór de ochtendschemering,
want in de lucht boven een uur van vrede
verschijnt de morgenster: een hemeling.

Tokèh: grote muur- of boom-hagedis, die soms slaat als een klok.

kree: oprolbaar latjesgordijn

salāt: Islamitisch ochtendgebed