Hollands Maandblad. Jaargang 1978 (362-373)(1978)– [tijdschrift] Hollands Maandblad– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Vijf gedichten G. Mulder-Koeman Konfrontaties 1. Met een autistisch kind Laat me alsjeblieft een kleine rechte tafel van begrip onder je plaatsen en je handen veilig op de vier punten leggen zodat je weten zult, zoals een blinde zeker weet. En praat dan, augustijn, praat en handel dan, augustijn, tot je voetjes je parten gaan spelen, tot je hart in je handen ligt als een rood jong dier, dat ondergaat aan de zon. Ook het vermoeid zijn, het eindeloos met neus en ogen, plat tegen de ruiten liggen. De mond altijd stil, de ogen starend, nooit toe. Nu wordt het tijd dat velen zich te luisteren leggen aan je grafje van gewapend beton. 2. Afgesnauwd ‘Hou je bek’ De kamer stokt. Het huis tolt zwijgend op zijn zij, een lijkwade ontrolt zich wit en strak in mij - Toen is de kat in een hoek gedreven, de zieke aap grijnzend, geluiden als tanden van angst. Nu laten de dieren zich niet meer voeren of strelen Nu is voor de zoveelste keer de weg ten einde gewandeld. En in de kleine marge naast mijn hart maak ik aantekeningen van afschuw. [pagina 19] [p. 19] 3. Met een gek Zijn huis is al zovaak van onder van boven besprongen er is te vaak in rondgegaan. Hij hield de kamers gesloten als een wond. Als een dief in de nacht is zijn denken, verzwegen de woorden; als honden met getrokken lip, neemt hij zijn stappen, langzaam achteruit de staart tussen de benen. De vreemde tolt hem rond bij 't eerste teken de tanden in te zetten - Onder noch boven weet hij meer de weg. Mijn woorden spreken hem niets. - Wij lopen een andere taal - Als kromme dansers trekken zij aan hem voorbij. Van hen is de hand die hem slaat de andere is van mij. Ik ontken wat het hart mij bonzend weten laat. Woorden stappen grotesk de hoekige kamers in, plompe gebaren, de muren tot blindeman stotend, voorlangs mijn bedremmelde banen. [pagina 20] [p. 20] Voor Theo Achter welke denkdijk brak het water door? Ze liep de golven in. Ze liep maar door. Als ik het woord proef dat haar voortjoeg komt angst bij mij de kamer in. Met een rilling van kilte in het binnenoor hoor ik een zin als wrakhout komen: ‘Zij heeft het leven niet kunnen verstaan’. Dat was haar woord, haar zin haar macht. Het was haar eindelijke daad waarvoor de zee zich brak die nacht. 2 maart '78 Misdaad Nee, als trage ogen de dag openslaan, het hoofd afwenden in het dichte bos waar bomen omlopen. Tollend om eigen as het lichaam ondergraven en aan de gesloten mol verwant happen aarde nemen, overlopen tot een laatste moord en een kinderhals afwezig laten ondersneeuwen. Vorige Volgende